Service of SURF
© 2025 SURF
Lean Production (LP) can be regarded as a design approach in search of a theoretical foundation. In this paper we show that Lowlands’ Sociotechnical Design Theory (STSL) could function as such a foundation. To reach this goal, we first describe STSL as a system theoretical reformulation of Original Sociotechnical Theory (OSTS). Then, we introduce the Toyota Production System as the origin of LP and the challenge it poses for the academic field of organization design. This academic field should (1) assess LP’s success, (2) generalize it by embedding it in more abstract concepts and theories in order to be able to (3) re-specify it for different manufacturing and non-manufacturing contexts. Next, we give an exposition of STSL as a structural design approach based on developments in system theory. At last, we reformulate lean production in STSL terms and so show that LP is a subcase within the more general theory of STSL. We discuss the merits of both approaches and clarify some misunderstandings of lean both outside and inside the lean community. Embedding LP in the more general language of STSL should enable us to discover similarities and differences, to start a process of mutual learning, to integrate diverse design approaches in a theory of organizational design and to add content to redesign proposals of for example the health care system as proposed by Porter and Teisberg (2006) and Christensen et al. (2009). We quote extensively from the lean literature (to convince our sociotechnical friends) and embed both STSL and LP in the broader literature on organization design. We hope this adds a new perspective to the one given in the Operations Management literature on LP. Again, mutual learning is the goal.
Lean is een ontwerptheorie op zoek naar een theoretische onderbouwing. In deze bijdrage laat de auteur zien dat de Moderne Sociotechniek (MST), zoals ontwikkeld door Ulbo de Sitter, kan dienen als een dergelijke theoretische onderbouwing. De overeenkomsten zijn dus groter dan menigeen, inclusief De Sitter zelf, denkt. Daarnaast wijst hij ook op verschillen. Zo is het de verdienste van De Sitter, dat hij het vraagstuk van de lerende organisatie als een structuurvraagstuk geherformuleerd heeft. En het is de verdienste van Lean dat ze de rol van standaarden en routines in dit leerproces geherwaardeerd heeft.
This paper presents work aimed at improved organization and performance of production in housing renovation projects. The purpose is to explore and demonstrate the potential of lean work organization and industrialized product technology to improve workflow and productive time. The research included selected case studies that have been found to implement lean work organization and industrialized product technology in an experimental setting. Adjustments to the work organization and construction technology have been implemented on site. The effects of the adjustments have been measured and were reviewed with operatives and managers. The data have been collected and analyzed, in comparison to traditional settings. Two projects were studied. The first case implied am application of lean work organization in which labor was reorganized redistributing and balancing operations among operatives of different trades. In the second case industrialized solution for prefabricated installation of prefabricated roofs. In both cases the labor productivity increased substantially compared to traditional situations. Although the limited number of cases, both situations appeared to be representative for other housing projects. This has led to conclusions extrapolated from both cases applicable to other projects, and contribution to the knowledge to improve production in construction. Vrijhoef, R. (2016). “Effects of Lean Work Organization and Industrialization on Workflow and Productive Time in Housing Renovation Projects.” In: Proc. 24 th Ann. Conf. of the Int’l. Group for Lean Construction, Boston, MA, USA, sect.2 pp. 63–72. Available at: .
MULTIFILE
Verbeterprogramma’s, zoals Lean en Six Sigma, worden veelal succesvol ingezet om bedrijfsprocessen te verbeteren en verspillingen te elimineren. Succesverhalen tonen aan dat verbeterprogramma’s kunnen leiden tot betere resultaten voor people, planet en profit. Naarmate de bedrijfsvoering globaliseert wordt het echter moeilijker voor bedrijven om met een uniforme toepassing van verbeterprogramma’s in verschillende landen dezelfde successen te behalen. Volgens de theorie zijn cultuurverschillen een oorzaak van dit probleem. Onderzoek naar succes- en faalfactoren van verbeterprogramma’s binnen een cultuur of land heeft bijvoorbeeld aangetoond dat leiderschap en organisatiecultuur van grote invloed zijn op het succes van verbeterprogramma’s. Juist leiderschap en organisatiecultuur zijn gevoelig voor cultuurverschillen en kunnen, zonder rekening te houden met de context, niet automatisch worden ingezet als succesfactoren bij uniforme toepassing van verbeterprogramma’s door internationale bedrijven. Van meerdere geïdentificeerde succesfactoren is onbekend of ze ook succesvol zijn in andere culturen. De onderzoeksvraag is afgeleid van wetenschappelijke én praktijkbevindingen en is geformuleerd als: Wat is de invloed van cultuurverschillen op factoren die zorgen voor succesvolle toepassing van verbeterprogramma's in organisaties in een internationale context? Meerdere organisaties, waaronder Heineken Business Process Management Office, hebben aangegeven te willen participeren in een praktijkgericht onderzoek dat de betekenis van cultuurverschillen voor uniforme toepassing van verbeterprogramma’s inzichtelijk maakt. Het onderzoek wordt uitgevoerd door Alinda Kokkinou, docent van de opleiding International Business, academie Avans School of International Studies (ASIS) en onderzoeker verbonden aan het lectoraat Improving Business, onderdeel van het Expertisecentrum Sustainable Business (ESB). Het onderzoek is vanwege de internationale dimensie verdiepend voor het lectoraat. Het verrijkt het onderwijs door beter inzicht te geven in de internationale competenties die studenten in hun toekomstige loopbaan nodig zullen hebben. Het voorziet in de behoefte van meerdere opleidingen binnen Avans (o.a. Bedrijfseconomie, Bedrijfskunde, en Technische Bedrijfskunde), die bezig zijn met curriculum vernieuwing en waarin continu verbeteren en internationalisering centraal staan.
In order to stay competitive and respond to the increasing demand for steady and predictable aircraft turnaround times, process optimization has been identified by Maintenance, Repair and Overhaul (MRO) SMEs in the aviation industry as their key element for innovation. Indeed, MRO SMEs have always been looking for options to organize their work as efficient as possible, which often resulted in applying lean business organization solutions. However, their aircraft maintenance processes stay characterized by unpredictable process times and material requirements. Lean business methodologies are unable to change this fact. This problem is often compensated by large buffers in terms of time, personnel and parts, leading to a relatively expensive and inefficient process. To tackle this problem of unpredictability, MRO SMEs want to explore the possibilities of data mining: the exploration and analysis of large quantities of their own historical maintenance data, with the meaning of discovering useful knowledge from seemingly unrelated data. Ideally, it will help predict failures in the maintenance process and thus better anticipate repair times and material requirements. With this, MRO SMEs face two challenges. First, the data they have available is often fragmented and non-transparent, while standardized data availability is a basic requirement for successful data analysis. Second, it is difficult to find meaningful patterns within these data sets because no operative system for data mining exists in the industry. This RAAK MKB project is initiated by the Aviation Academy of the Amsterdam University of Applied Sciences (Hogeschool van Amsterdan, hereinafter: HvA), in direct cooperation with the industry, to help MRO SMEs improve their maintenance process. Its main aim is to develop new knowledge of - and a method for - data mining. To do so, the current state of data presence within MRO SMEs is explored, mapped, categorized, cleaned and prepared. This will result in readable data sets that have predictive value for key elements of the maintenance process. Secondly, analysis principles are developed to interpret this data. These principles are translated into an easy-to-use data mining (IT)tool, helping MRO SMEs to predict their maintenance requirements in terms of costs and time, allowing them to adapt their maintenance process accordingly. In several case studies these products are tested and further improved. This is a resubmission of an earlier proposal dated October 2015 (3rd round) entitled ‘Data mining for MRO process optimization’ (number 2015-03-23M). We believe the merits of the proposal are substantial, and sufficient to be awarded a grant. The text of this submission is essentially unchanged from the previous proposal. Where text has been added – for clarification – this has been marked in yellow. Almost all of these new text parts are taken from our rebuttal (hoor en wederhoor), submitted in January 2016.
Maatschappelijke urgentie:Een ‘Krachtig MKB’ is één van de zwaartepunten van de NoordelijkeInnovatieagenda (NIA). Daartoe behoort ook het behoud en uitbreiding van demaakindustrie in Nederland. Een belangrijk onderdeel van de maakindustriewordt gevormd door zogenaamde ‘Engineer-to-order’ (ETO)-bedrijven:veelal mkb-bedrijven die klantspecifieke producten leveren van hoge kwaliteitmet een korte levertijd en hoge leverbetrouwbaarheid. Om hun leverprestatieste verbeteren hebben deze ETO-bedrijven hun aandacht in het verleden vooralgericht op het verbeteren van de prestaties van de fabriek. Aan de productiegaat echter een traject vooraf waarin klant en bedrijf overeenstemmingmoeten zien te bereiken over maakbaarheid, prijs en levertijd. Uit zowel debedrijfspraktijk als onderzoek blijkt dat veel van de problemen die de fabricageheeft met leverbetrouwbaarheid veroorzaakt worden door problemen in ditvoortraject. Land en Gaalman (2009) komen dan ook tot de conclusie dat hetweinig zin heeft de inrichting en planning van de fabricage verder te verbeterenals niet eerst de problemen in het voortraject aangepakt worden.De praktijkvraagBedrijven geven aan behoefte te hebben aan een methodiek waarmee ze problemen en oorzaken in het voortraject in kaart kunnen brengen en procesoplossingen en/of structuuroplossingen kunnen ontwerpen.De onderzoeksvraagNaar het functioneren van het voortraject is weinig onderzoek gedaan. In dit onderzoek wordt beschikbare wetenschappelijke kennis geschikt maken voor toepassing op het voortraject van ETO-bedrijven. Vervolgens wordt die kennis in empirisch onderzoek gebruikt om typische problemen, oorzaken en oplossingen te identificeren. De aldus verworven inzichten worden verwerkt in een instrument voor de ETO-bedrijven.Bijdrage dit project• Praktijkproduct: een methodiek waarmee ETO-bedrijven problemen en oorzaken in het voortraject in kaart kunnen brengen en procesoplossingen en/of structuuroplossingen kunnen ontwerpen.• Kennisproducten: (wetenschappelijke) artikelen over procesverbetering in het voortraject.• Onderwijsproduct: lesmodule ‘Procesverbetering in het voortraject’ die onderdeel wordt van de minor Slim Produceren van de opleiding Technische Bedrijfskunde, Hanzehogeschool Groningen.