Dienst van SURF
© 2025 SURF
Deze rapportage onder de noemer ‘Verplicht vrijwillig’ bevat de weerslag van een deelonderzoek van de Wmo-werkplaats Rotterdam naar de Rotterdamse aanpak van de verplichte tegenprestatie voor bijstandsgerechtigden. Rotterdam kent een lange traditie om voor de moeilijk(er) te bemiddelen groepen participatieplaatsen te realiseren. Het streven is (ook) de zogeheten activeringsgroep, dat wil zeggen werkzoekenden met een wwb-uitkering van vijf jaar of langer – met een zeer grote afstand tot de arbeidsmarkt – mee te laten doen. In Rotterdam maken de klantmanagers – in de loop der tijd – en al naar gelang de locatie gebruik van verschillende agogische methoden. Dit impliceert in de wmo-beleidscontext meer focus op zelfregie en eigen verantwoordelijkheid van de klant. Op basis van de literatuurstudie en de vergelijkende casestudy wordt in de rapportage primair stilgestaan bij het karakter van de interventie en worden dilemma’s benoemd. Aan bod komen vijf perspectieven van relevante actoren (uitkeringsgerechtigde klanten, klantmanagers c.q. activeringsconsulenten, ontvangende organisaties, beleidsmakers en het hoger beroepsonderwijs) op de tegenprestatie. Het spreken over een tegenprestatie impliceert (op voorhand) een waardeoordeel over het (wederkerige) karakter van het handelen. Geconstateerd wordt dat er veel spraakverwarring over de tegenprestatie bestaat. De tegenprestatie kan worden beschouwd als een essentially contested concept. De verschillen en overeenkomsten tussen de situatie in de deelgemeente Overschie waar geëxperimenteerd met een door welzijnsorganisatie RadarAdvies geïnitieerde vorm van groepsempowerment en in Kralingen-Crooswijk waar professionele bemiddeling plaatsvindt komen aan bod. Aparte aandacht krijgt de implementatie van het Sturen op Zelfsturing door inzichten ontleend aan de positieve psychologie, de solution focused therapy/oplossingsgerichte coaching en de motiverende gespreksvoering. In een concluderende beschouwing komt naar voren dat de tegenprestatie in individuele gevallen een ondersteunende functie kan vervullen. Tegelijkertijd kan de interventie ook het stigma op de bijstand versterken. Van de klantmanager – in Rotterdam activeringsconsulent – wordt een andere rol minder bureaucratische rol verwacht. Kanttekeningen worden geplaatst bij het ontbreken van een ontwikkelingsperspectief en bij het gebrek aan begeleiding. De duurzaamheid van de interventie is niet gegarandeerd. Bestuurders kampen met schaarse middelen. De ontvangende organisaties hebben naast belangstelling ook belangen. Sociaal werkers staan voor de opgave om de missie van het beroep niet uit het oog te verliezen. Het gemeentelijk beleid opereert vanuit een voor-wat-hoort-wat optiek. De verwachting is daarnaast een verbetering van de gezondheid in het verlengde van de activering. Zo ook een toename van de sociale cohesie in wijken op het moment dat meer mensen zich als vrijwilliger op locatie (gebiedsgericht) inzetten. Naar de verwachte maatschappelijke effecten is echter nog geen onderzoek gedaan. De activeringsconsulent (voorheen de klantmanager) tracht, sinds 2012 middels het Sturen op Zelfsturing, aansluiting te zoeken bij de situatie van de klant, die zelf het heft in handen moet nemen. Ziekte, beperkingen en sociale nood vragen in veel gevallen echter (eerst) om een ander traject. Ook het onvoldoende beheersen van het Nederlands kan een beletsel vormen voor het verrichten van vrijwilligerswerk. De klant kan ook (eerst) gestimuleerd worden tot het deelnemen aan trainingen of het volgen van cursussen etc. De ‘activeringsgroep’ omvat relatief veel mensen met lichamelijke beperkingen en/of psychosociale problematiek. Er is met uitzondering van de (geïndiceerde) hulp- en zorgvragen echter geen ondersteunend budget beschikbaar voor het realiseren van een ontwikkelingsperspectief. De klant is aldus veelal afhankelijk van de begeleiding en ondersteuning door vrijwilligersorganisaties. Het verplichte karakter van de tegenprestatie stuit bij een deel van de doelgroep ook, soms alleen in eerste instantie, op weerstand. De impact kan van geval tot geval verschillen. Voor diverse klanten heeft het verrichten van vrijwilligerswerk een ondersteunende functie. Klanten ervaren waardering en/of stellen het op prijs om aldus meer structuur in hun leven te hebben of van betekenis te zijn voor anderen. Veelal is bij de klant de hoop op een betaalde baan nog niet verloren. De kans op een baan is in de praktijk echter, en dit geldt ook voor de Werk en Inkomen (W&I) betitelde groep kansrijke uitkeringsgerechtigde klanten, gering. De bij de bemiddeling naar vrijwilligerswerk betrokken organisaties organiseren vrijwilligersmarkten en hebben de beschikking over een lokaal netwerk van ‘ontvangende organisaties’. Deze organisaties vervullen een functie die voorheen door de zogeheten Onbenutte Kwaliteiten (OK) -banken werd behartigd. Bij de matching wordt door de bemiddelaars gebruik gemaakt van motiverende gespreksvoering. Veelal wordt maatwerk verricht. De bejegening kan aldus van geval tot geval verschillen. De ‘ontvangende organisaties’ zijn in een aantal gevallen kritisch over het gemeentelijk beleid, onder meer vanwege de noodzakelijke investering in, niet door de gemeente gefinancierde, begeleiding. Het ontbreken van voldoende begeleiding en ondersteuning resulteert dan ook weleens in teleurstellende ervaringen voor de klant. Een ontwikkelingsperspectief, noodzaak om de klant binnen de organisatie beter tot zijn recht te laten komen, ontbreekt. In het kader van Social Return wordt van organisaties die afhankelijk zijn van gemeentelijke financiering verwacht bijstandsgerechtigden als vrijwilliger in zetten om openvallende taken te vervullen. In het onderzoek komt ook het risico op verdringing aan de orde. Soms zijn voorheen betaalde functies in het verlengde van bezuinigingen op (bijvoorbeeld) welzijn verdwenen en worden publieke taken in een later stadium toebedeeld aan vrijwilligers. Vrijwilligers die op hun beurt voor de opgave staan andere (al dan niet ‘verplichte’) vrijwilligers te begeleiden. Dit risico op verdringing lijkt met name aanwezig in de sectoren thuiszorg, groenvoorziening en vervoer.
In Rotterdam hebben ze al enige tijd ervaring met verplicht vrijwilligerswerk door langdurige bijstandsgerechtigden. De Wmo-werkplaats Rotterdam deed er onderzoek naar en signaleerde zowel individuele successen als maatschappelijke bezwaren.
LINK
Het sociale werkveld in Nederland is in beweging, vooral vanwege grootschalige decentralisaties van de rijksoverheid naar gemeenten. De Wet maatschappelijke ondersteuning is onderdeel van die decentralisaties en om professionals goed toe te rusten voor de veranderingen zijn Wmo werkplaatsen opgericht. Sinds eind 2012 is ook in Rotterdam een Wmo werkplaats actief, geleid door lectoren van de Hogeschool Rotterdam en Hogeschool Inholland. Deze bundel biedt een overzicht van de resultaten van het praktijkgerichte onderzoek van de Wmo werkplaats Rotterdam in de afgelopen jaren. Zeven beloftevolle praktijken zijn onderzocht en samen met de betrokkenen is gesproken over het verder ontwikkelen ervan. Rond de beloftevolle praktijken en de bredere thematiek van decentralisaties in het sociale werkveld heeft de Wmo werkplaats ook activiteiten georganiseerd over kennisdeling en reflectie. Dat past bij de lerende aanpak die is gekozen. Tegen die achtergrond zijn aan elk hoofdstuk een of meer casussen toegevoegd en zijn daar leervragen bij geformuleerd. Alleen lerende sociale professionals zijn in staat om de complexe kwesties die er spelen in het werkveld adequaat aan te pakken.
A-das-PK; een APK-straat voor rijhulpsystemen Uit recent onderzoek en vragen vanuit de autobranche blijkt een duidelijke behoefte naar goed onderhoud, reparatie en borging van de werking van Advanced Driver Assistance Systems (ADAS), vergelijkbaar met de reguliere APK. Een APK voor ADAS bestaat nog niet, maar de branche wil hier wel op te anticiperen en haar clientèle veilig laten rijden met de rijhulpsystemen. In 2022 worden 30 ADAS’s verplicht en zal de werking van deze systemen ook gedurende de levensduur van de auto gegarandeerd moeten worden. Disfunctioneren van ADAS, zowel in false positives als false negatives kan leiden tot gevaarlijke situaties door onverwacht rijgedrag van het voertuig. Zo kan onverwacht remmen door detectie van een niet bestaand object of op basis van verkeersborden op parallelwegen een kettingbotsing veroorzaken. Om te kijken welke gevolgen een APK heeft voor de autobranche wil A-das-PK voor autobedrijven kijken naar de benodigde apparatuur, opleiding en hard- en software voor een goed werkende APK-straat voor ADAS’s, zodat de kansrijke elementen in een vervolgonderzoek uitgewerkt kunnen worden.
De technische en economische levensduur van auto’s verschilt. Een goed onderhouden auto met dieselmotor uit het bouwjaar 2000 kan technisch perfect functioneren. De economische levensduur van diezelfde auto is echter beperkt bij introductie van strenge milieuzones. Bij de introductie en verplichtstelling van geavanceerde rijtaakondersteunende systemen (ADAS) zien we iets soortgelijks. Hoewel de auto technisch gezien goed functioneert kunnen verouderde software, algorithmes en sensoren leiden tot een beperkte levensduur van de gehele auto. Voorbeelden: - Jeep gehackt: verouderde veiligheidsprotocollen in de software en hardware beperkten de economische levensduur. - Actieve Cruise Control: sensoren/radars van verouderde systemen leiden tot beperkte functionaliteit en gebruikersacceptatie. - Tesla: bij bestaande auto’s worden verouderde sensoren uitgeschakeld waardoor functies uitvallen. In 2019 heeft de EU een verplichting opgelegd aan automobielfabrikanten om 20 nieuwe ADAS in te bouwen in nieuw te ontwikkelen auto’s, ongeacht prijsklasse. De mate waarin deze ADAS de economische levensduur van de auto beperkt is echter nog onvoldoende onderzocht. In deze KIEM wordt dit onderzocht en wordt tevens de parallel getrokken met de mobiele telefonie; beide maken gebruik van moderne sensoren en software. We vergelijken ontwerpeisen van telefoons (levensduur van gemiddeld 2,5 jaar) met de eisen aan moderne ADAS met dezelfde sensoren (levensduur tot 20 jaar). De centrale vraag luidt daarom: Wat is de mogelijke impact van veroudering van ADAS op de economische levensduur van voertuigen en welke lessen kunnen we leren uit de onderliggende ontwerpprincipes van ADAS en Smartphones? De vraag wordt beantwoord door (i) literatuuronderzoek naar de veroudering van ADAS (ii) Interviews met ontwerpers van ADAS, leveranciers van retro-fit systemen en ontwerpers van mobiele telefoons en (iii) vergelijkend rij-onderzoek naar het functioneren van ADAS in auto’s van verschillende leeftijd en prijsklassen.
Het inrichten van een arbeidspool vraagt veel uithoudingsvermogen van ondernemers. Er is een leading ondernemer nodig. Commitment van de gemeente bij de arbeidspool is cruciaal. De continuiteit van de arbeidspool is afhankelijk van de projecten die bedrijven inbrengen.Onderzoek naar arbeidspools van MKB’ers die gezamenlijk willen voldoen aan verplichtingen vanuit social return in aanbestedingen en vanuit de Participatiewet/Quotumregeling. Het onderzoek richtte zich zowel op de juridische aspecten van de inrichting van een arbeidspool als op de ervaringen van ondernemers. De coöperatie was een van de vormen die centraal stond in dit onderzoek.