De economische activiteit in de samenleving is voortdurend aan verandering onderhevig. In de afgelopen decennia hebben we een verschuiving gezien van een productiegeoriënteerde economie, via een diensteneconomie, naar de hedendaagse kenniseconomie. Met deze verschuivingen veranderen ook de eisen die gesteld worden aan (de inrichting van) werklocaties. Waren voorheen bedrijventerreinen geïsoleerde monofunctionele eilanden, vandaag de dag mengt het werken zich steeds meer met andere stedelijke processen. Moderne organisaties zijn meer dan ooit vernetwerkt door open innovatie en horizontale samenwerking. Er is meer aandacht voor het welzijn van medewerkers en voor de duurzaamheid van het werklandschap. Gelijktijdig vraagt de groei van het aantal kleine zelfstandigen om flexibelere vormen van bedrijfshuisvesting.
In de Werkplaats Werklocaties doen (junior-)onderzoekers van het lectoraat Vastgoed praktijkgericht onderzoek naar toekomstbestendige werkmilieus. Daarbij wordt onder meer gekeken naar functiemenging, de ontwikkeling van leerwerkomgevingen, nieuwe ambachten, makerspaces, en het functioneren van innovatieve ecosystemen en creatieve broedplaatsen. Ook is er aandacht voor de relatie tussen werklocaties en gebiedsontwikkeling.
Anno 2022 worden de agenda’s van de markt en politiek bepaald door de transities rondom gezondheid, mobiliteit, klimaat en economie. Gemeenschappen die creatief en innovatief met die uitdagingen omgaan zijn niet alleen robuust genoeg om ze te absorberen maar kunnen problemen die op ze af komen ook tijdig herkennen en adresseren. Om de veerkracht in een gemeenschap te ontwikkelen, zijn plekken nodig waar opgaven, middelen, mensen en ideeën bij elkaar komen. Een plek waar bubbels worden doorbroken. Bijna iedere stad kent wel een aantal plekken, zoals broedplaatsen, waar kunstenaars, makers, ontwerpers bij elkaar komen om te creëren en waar bubbels worden doorbroken. Het zijn locaties waar ontmoeting tussen groepen inwoners en professionals tot stand komt; waar innovatie, kruisbestuiving en cultuur worden geproduceerd. Wat opvalt is dat deze parels van creativiteit en ontmoeting vaak zelf als bubbel functioneren ondanks de vele en diverse verbindingen die ze tot stand brengen. Veel broedplaatsen hebben de reputatie een gesloten bolwerk te zijn. Dit maakt hun bubbel kwetsbaar. Creatieve vrijplaatsen staan regelmatig onder druk door krachten van buiten de invloedssfeer van hun organisatie. In dit artikel onderzoeken we de veerkracht van de organisaties die de creatieve plekken beheren en welke strategieën er nodig zijn om in een verhitte vastgoedmarkt te overleven en condities te scheppen voor de makers, kunstenaars en de processen die er plaatsvinden.
Brabant kent van oudsher een sterke makerscultuur. De welvaart die daaruit voortvloeit, brengt voorspoed, maar is dat zaligmakend?
In deze paper verkennen we de rol van creatieve broedplaatsen als puntbronnen van stedelijke vernieuwing. Broedplaatsen voorzien in toegankelijke werkruimte en leveren daarmee een belangrijke bijdrage aan de culturele infrastructuur van de stad. Maar broedplaatsen zijn meer: hun kleinschalige, lokale werkwijze, met oog voor mens, materiaal en milieu maakt ze tot potentiële laboratoria voor maatschappelijk experiment. Broedplaatsen dragen bij aan leefbaarheid in buurten en creëren levendigheid in nieuwe gebiedsontwikkelingen. Ze bieden werkervaringsplekken die helpen om kansenongelijkheid terug te dringen, verbinden bevolkingsgroepen met culturele uitwisseling en werken aan burgerschap door publieksactiviteiten en vrijwilligersparticipatie. Broedplaatsen opereren buiten de systeemwereld en stellen deze op de proef. Ze zijn anders georiënteerd en anders georganiseerd. In het licht van de huidige grote transitievraagstukken lijkt deze onconventionele inrichting een krachtige troef. Als creatieve vrijhavens zijn broedplaatsen in staat om bestaande structuren uit te dagen en nieuwe toekomsten te verbeelden. Om deze impact in de volle breedte te waarderen schieten geïsoleerde outputindicatoren vaak tekort. De waarde van een broedplaats is meer dan de optelsom van bijdragen die ze levert aan sectorale deelbelangen maar zit juist in de verbinding. Het gaat niet alleen om direct meetbare opbrengsten, maar ook om indirecte en langetermijneffecten. Het ‘Waardenwiel’ is een nieuw instrument om greep te krijgen op deze meervoudige waardecreatie en een brug te slaan tussen de verbeeldingswereld en de systeemwereld. In deze paper bespreken we de theoretische uitgangspunten van het Waardenwiel en evalueren we de werking en toepasbaarheid ervan op basis van drie contexten waarin het model recentelijk is getest.
Anders
Niet bekend