Service of SURF
© 2025 SURF
© 2025 SURF
Wetenschap dankt haar bestaansrecht voor een belangrijk deel aan de knowhow die zij ontwikkelt om praktische problemen op te lossen. In deze discussiebijdrage worden argumenten aangedragen om wetenschap op vakmanschap voort te bouwen: a) vakmanschap versterkt het waarnemingsvermogen van de onderzoeker, wat onmisbaar is voor de ontwikkeling van de wetenschap, b) het toepassen van theorie maakt het mogelijk om anomalieën te ontdekken wat een bron van wetenschappelijke verrijking kan zijn, c) verbinding met vakmanschap maakt het mogelijk dat wetenschap (kritisch) voortbouwt op bestaande sociaal-culturele praktijken. De analyse leidt tot de conclusie dat onderzoek in een dualistische structuur waarin wetenschap gescheiden is van vakmanschap niet tot knowhow leidt, maar tot knowledge that. Vanuit deze stelling wordt gereageerd op het onlangs verschenen rapport van het ministerie van OC&W “Wetenschap en Vakmanschap (Coonen & Nijssen, 2012).”Bulterman
interne publicatie; CD-ROM Professional in Beeld, aanbod aan scholenveld
Het lectoraat Armoede Interventies heeft in 2018 een vervolgonderzoek uitgevoerd naar de eerste fase van de schuldhulpverlening in Amsterdam. We hebben in dit onderzoek specifiek gekeken in welke mate de dienstverlening methodisch, klantgericht en professional is opgezet en wordt uitgevoerd en dit vergeleken met de bevindingen uit de nulmeting die in 2015 is uitgevoerd. Daarnaast hebben we gekeken in welke mate er gebruik wordt gemaakt van de meest recente inzichten uit de wetenschap. Een belangrijke hoofdconclusie in dit vervolgonderzoek is dat het klantgericht en methodisch werken veel meer uitgangspunt vormen dan in 2014-2015 en dat er meer aandacht is voor evidence based werken.
Deze rapportage bevat een analyse van het maatschappelijk debat over de terreinen onderwijs, cultuur, wetenschap en media. De analyses zijn in de periode 2010-2015 gemaakt. De analyses van het maatschappelijk debat zijn bedoeld om het beleid beter te doen aansluiten bij de maatschappelijke vraag. De analyse van het media-debat is van de hand van Andra Leurdijk en Saskia Welchen.
A year later, in 2013, the Westerkwartier Area Cooperative was established – a new form of cooperation at the regional level, involving hundreds of dairy farmers, other SMEs, Terra MBO as the representative of the knowledge institutions in the region, the National Forest Service in the Netherlands (‘Staatsbosbeheer’), the Groningen Countryside Association (‘Landschapsbeheer Groningen’) and, later on, the De Zijlen healthcare institution. A year later, this initiative was followed by the establishment of the Southwest Drenthe Area Cooperative, another formalised multi-stakeholder cooperative on a large scale, bound together by a shared agenda. The members of these two new cooperatives sought to bring together and strengthen local and sectoral initiatives at the regional level. Because of their close cooperation with knowledge institutions, they hoped that practice-based research would yield a lot of results. At the many evening meetings and during workshops, spirited debates were held about new concepts such as bio-based economy, new concepts in food and health, alternative methods of energy production, but also ways of improving the quality of life in the region, strengthening the tourism industry and creating jobs for young people. Those involved were all too aware that the existing educational and research institutes and government agencies, and the organisational structures used by businesses, tend to do more harm than good, which led to the call for Next Education, Next Governance and Next Business. It became apparent from these discussions that there were many knowledge questions to be explored, and the need arose for a permanent link with the knowledge institutions through the establishment of a separate professorship focused on sustainable and cooperative entrepreneurship for the benefit of the entrepreneurs involved as well as for the education sector, the government and the general public. This is how the Sustainable Cooperative Entrepreneurship professorship came about, as part of the Sustainable Financial Management professorship chaired by Dr Margreet Boersma at Hanze University of Applied Sciences Groningen’s School of Financial and Economic Management. I am honoured to be giving this new professorship shape, and I would like to point out that I will not be doing this on my own – I am only the figurehead of a very substantial group of innovative and ambitious entrepreneurs, students, lecturers, public servants, citizens and colleagues. The Innovation Army is marching. And if you are not a part of it yet, now is the time to get involved!
In het nieuwste nummer van de Nieuwe Meso, het vakblad voor bestuurders en schoolleiders in het basis, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs is het Focus-deel dit keer gewijd aan het opleiden van leraren. De gastredactie bestaande uit HvA-lector Marco Snoek, Fontys-lector Quinta Kools en de DNM-redacteuren Pieter Leenheer en Gerritjan van Luin belichten het thema vanuit verschillende invalshoeken: de initiële lerarenopleidingen, ervaringen van startende leraren, en de wijze waarop de initiële lerarenopleiding en professionalisering van ervaren leraren kan samenkomen in professionele leergemeenschappen en in lesson studies. Daarbij gaan de verschillende artikelen in op de rol van schoolleiders en besturen bij het opleiden van nieuwe leraren en het ondersteuning van professionaliseren van ervaren leraren.Het focusdeel bevat bijdragen van verschillende HvA medewerkers: Marco Snoek, Evelien van Geffen, Tom van Eijck en Ed van den Berg.
Het bètatechnisch bedrijfsleven en de bètawetenschappen zijn voortdurend in ontwikkeling. Bovendien hebben zij zichtbaar en onzichtbaar invloed op het leven van alledag. Op bètadocenten rust de boeiende taak om leerlingen te laten zien welke betekenis bèta, ook buiten de context van het onderwijs, heeft. Het blijkt bovendien een uitdaging om die taak te verenigen met de robuuste vakstructuur die elk van de bètaschoolvakken kenmerkt. Lerarenopleidingen helpen om bètadocenten (in opleiding) een verfijnd 'vakbeeld' (d.w.z. een genuanceerde visie op het vak) te ontwikkelen. Het lectoraat bètadidactiek heeft daarbij als doel om kennis te verwerven over visies van bètadocenten op hun vakken en deze kennis in te zetten in de praktijk van de lerarenopleiding en in samenwerking met docenten in het voortgezet onderwijs.
At the end of January 2015 I was given a research assignment formulated and sponsored by two professors of professorships (hereafter lectoraten) associated with the Academy for Social Studies (SASS), and the manager of Professionals and Bedrijven (hereafter P&B). At a later stage, the research was expanded by the sponsorship of the educational managers of the bachelor and master studies of SPH and MWD. It is a complex assignment with several research perspectives and aims. The main goal was to find out how to make better use of the products of the lectoraten for educational purposes. This umbrella goal included many subordinate aims. One aim concerned identifying the products and prioritizing them according to the educational demands of clients in the field and of teachers of the SASS educational programmes. Another aim was to demonstrate which skills the teachers who develop educational materials need to have and to identify steps necessary to adapt the products. Yet another aim consisted of finding better ways for knowledge to circulate between the lectoraten and the teaching staff of SASS. Finally advising the staff of P & B on marketing and communications in relation to the products of the lectoraten was aimed at. Overview of the reportAs stated, there are multiple assignment-givers (hereafter sponsors). In the first section the general societal context which triggered the assignment has been sketched but contextual aspects related to each of the sponsors have also been identified (in Appendix 1). The individual contexts of sponsors were important because, although they agreed on the broad aims of the assignment, they naturally have specific expectations of the results based on their particular situations. After the background sketch, seven sub-tasks given by the sponsors have been turned into subordinate - research and consultation questions. The second section describes the methods used and measures taken to obtain findings. This includes an identification of the inventory structure, actors involved both intramurally and extramurally (the stakeholders). Next, a Delphi method for developing a profile of learner needs and a list of topics of products is described.In the third section, findings are set out in relation to the 7 sub-research and consultation questions. Some discussion and concluding remarks are given for most of the seven questions. The findings are written in English but most of the quotations from respondents have not been translated so they appear in Dutch. Section four summarises these findings in a compact manner since there were conclusions throughout the findings. Section five offers recommendations in Dutch. Attention is given to the different emphases of the sponsors in the details of recommendations. Please note that many end notes and appendices are offered for further reading since some of the approaches mentioned in the text may be unfamiliar to some readers. A word about terms Both Dutch and English employ a variety of terms to identify the provision (aanbod) of learning for adults in working environments and to identify the learning activities or programmes. This can be confusing but is, unfortunately, unavoidable. In Dutch, the terms ‘deskundigheidsbevordering, nascholing, bijscholing’ and ‘trainingsaanbod’ or occasionally ‘professionalisering’ are all used to indicate what in English is called ‘professional development’ (often abbreviated to PD) or ‘staff development’ or, recently, ‘professionalisation’ The typical Dutch use of the term ‘training’ for almost all stypes of learning activities has a somewhat more restricted meaning in English. Educational activities are often referred to as ‘learning trajectories’; ‘ learning opportunities’ or ‘interventions’ as well as, less commonly, ‘training sessions’ or ‘workshops’. All of the English terms are employed throughout this report. The most commonly used are ‘professionalisation’ or ‘PD’ for the provision and ‘interventions’ to indicate specific educational programmes or activities.