Service of SURF
© 2025 SURF
In de maanden juli-december 2016 is door het lectoraat OER van Fontys Hogeschool ICT een onderzoek uitgevoerd om de volgende vraag te kunnen beantwoorden: Wat leidt tot c.q. is nodig voor een brede adoptie van delen van open leermaterialen en online cursussen en hergebruiken van open leermaterialen en cursussen door docenten in het bekostigde hoger onderwijs in Nederland? Bij 4 universiteiten en 6 hogescholen zijn totaal 55 semi-gestructureerde interviews afgenomen met docenten, bestuurders en ondersteuners. Onderwerpen die tijdens de interviews aan bod kwamen betroffen ambities met onderwijs, beleid, opvattingen over openheid in het onderwijs, motieven voor delen en hergebruiken, ervaringen met delen en hergebruiken, hindernissen die werden ondervonden, noodzakelijke randvoorwaarden en invloeden die geïnterviewden vanuit hun omgeving ervaren. Analyse van de interviews gaf de volgende resultaten: 1. Praktijken van delen en hergebruiken zijn erg divers qua openheid. Lang niet altijd zijn gedeelde leermaterialen toegankelijk voor iedereen, vaak ontbreekt een open licentie en processen als copyright clearing vinden niet altijd plaats; 2. Delen en hergebruiken van leermaterialen (al dan niet volledig open) gebeurt veel. Hierbij wordt vooral het bereiken van een hogere kwaliteit campusonderwijs nagestreefd; 3. Feedback op gedeelde materialen is cruciaal voor de motivatie van docenten om structureel materialen te delen; 4. Structureel delen en hergebruik binnen een instelling heeft meer kans van slagen wanneer het gekoppeld wordt aan andere beleidsthema’s zoals internationalisatie of aan onderwijsinnovaties zoals invoeren van blended leren; 5. Bij een aantal instellingen is sprake van zich ontwikkelend beleid op het gebied van open delen en hergebruiken van leermaterialen; 6. Docenten zijn onvoldoende bekend met aanwezigheid danwel inhoud van beleid; 7. De autonomie van de docent in het bepalen om met delen en hergebruiken aan de slag te gaan wordt als cruciaal gezien en als zodanig herkend en erkend, zowel door bestuur als door docenten zelf; 8. Delen en hergebruiken moeten uiteindelijk ten goede komen aan de student of een positief effect hebben op de efficiency van het onderwijs. Of en hoe dat daadwerkelijk gerealiseerd moet worden, is vaak nog niet duidelijk; 9. Docenten geven aan dat stimulering in termen van geld, tijd en ondersteuning essentieel is voor hen om tot structureel gedrag van delen en hergebruiken te komen. Tevens moeten voor hen de antwoorden op de what’s in it for me vraag duidelijk zijn; 10. Publiceren van MOOC’s wordt ervaren als een versneller voor de adoptie van open delen van materialen en cursussen binnen een instelling; 11. Acceptatie van open delen en hergebruiken op instellingsniveau, zich uitend in beleid dat vertaald is naar concrete activiteiten en richtlijnen, beïnvloedt brede adoptie ervan door docenten positief. Op basis van deze resultaten zijn de volgende aanbevelingen geformuleerd om brede adoptie van open delen en hergebruiken te realiseren binnen een instelling: 1. Maak de meerwaarde van open delen en hergebruiken duidelijk aan docenten; 2. Zorg bij deze verandering van de beeldvorming rondom open delen en hergebruiken bij docenten voor ondersteuning vanuit de instelling: op ICT-gebied, juridische en onderwijskundige aspecten, facilitering in tijd, aanwezigheid van een veilige experimenteerruimte en een ondersteunende infrastructuur; 3. Formuleer op faculteits-, instituuts- en instellingsniveau beleid op het gebied van open delen en hergebruiken dat de activiteiten die onder aanbeveling 1 en 2 genoemd worden mogelijk maakt; 4. Koppel beleid inzake open delen en hergebruiken aan andere thema’s van onderwijsvernieuwing of aan thema’s als internationalisering.
LINK
Though there are different interpretations in the scholarly literature of what a social learning is: whether it is an individual, organisational, or collective process. For example, Freeman (2007), in his study on policy change in the public health sector, conceptualised collective learning of public officials as a process of epistemological bricolage. In his interpretation, the new policy ideas are the result of this bricolage process, when the “acquired second-hand” ideas are transformed into “something new”. The literature on (democratic) governance points opens another perspective to the policy change, emphasising the importance of public engagement in the policy-making process. Following this school of thought the new policy is the result of a deliberative act that involves different participants. In other words, the ideas about policy are not borrowed, but are born in social deliberation. Combining the insights gained from both literatures – social learning and governance – the policy change is interpreted, as a result of a broad social interaction process, which is also the social learning for all participants.The paper will focus on further development of the conceptualisation of policy change through social deliberation and social learning and will attempt to define the involved micro mechanisms. The exploratory case study of policy change that was preceded by a broad public debate will help to describe and establish the mechanisms. Specifically, the paper will focus on the decision of the Dutch government to cease the exploration of natural gas from the Groningen gas field. The radical change in national policy regarding gas exploration is seen as a result of a broader public debate, which was an act of social deliberation and social learning at the same time.
Over belang van goed opgeleide mensen om de positie van Nederland op de wereldmarkt in deze tijden te behouden of zelfs te verstevigen is al veel gezegd. In haar rede bij de opening van het schooljaar 2017-2018 bij Fontys Hogescholen verwees bestuursvoorzitter Nienke Meijer in dezen naar “een meter rapporten op mijn bureau”. In veel van die rapporten worden vanuit dat geschetste belang visies beschreven op wat dat voor het hoger onderwijs betekent. Digitalisering speelt daarbij een belangrijke rol. Nienke Meijer publiceerde begin september een essay “Nieuwe tijd, nieuwe vaardigheden. Van praten naar doen”. Eveneens begin september publiceerde de VSNU haar rapport “Digitalisering in universitair onderwijs een agenda voor een toekomstbestendig onderwijsaanbod”. In beide rapporten komen voorstellen voor actieplannen om digitalisering (nog) beter in te passen in het hoger onderwijs. Hoewel in beide rapporten vormen van open onderwijs de revue passeren, blijft het veelal beperkt tot wat Massive Open Online Courses (MOOC’s) kunnen betekenen voor het hoger onderwijs, en dan met name universiteiten. Deze constatering wordt ook gemaakt in een recent verschenen rapport over bevindingen van het project Opening Educational Practices in Scotland: “Policy discussion on open education is too narrowly focused on the use of MOOCs in the university sector”. Open onderwijs heeft echter veel meer verschijningsvormen. In dit essay wil ik nader ingaan op open(er) hoger onderwijs, mogelijk gemaakt door digitalisering. Hierbij zal ik aandacht besteden aan de diversiteit aan vormen van open onderwijs en de gevolgen die open onderwijs heeft voor de hogeronderwijsinstelling van vandaag en de toekomst.
Wat is de mogelijke rol van lokale duurzame energiesystemen en –initiatieven in de overgang naar een duurzame samenleving? En hoe kunnen op lokale toepassing gerichte innovaties worden ontwikkeld en toegepast op een zodanige manier dat deze bij lokale systemen en initiatieven aansluiten?Deze vragen staan centraal in dit onderzoeksproject dat zich richt op innovaties die rekening houden met een grotere rol van burgers bij een duurzame energievoorziening. Het project behelst echter meer dan het verrichten van onderzoek. Het beoogt bouwstenen te leveren voor een duurzame samenleving waarin meer ruimte is voor lokale (burger)initiatieven. We stellen drie deelprojecten voor:1. een vergelijkende studie naar energiecoöperaties en vergelijkbare innovatieve initiatieven, binnen en buiten Nederland, in heden en verleden. Daarbij hopen we lering te kunnen trekken uit de succesvolle ervaringen in Denemarken en Oostenrijk en van innovaties door coöperatiesen collectieven in het verleden.2. een analyse van energie-innovaties die beogen aan te sluiten bij lokale energiesystemen. Concreet zal het onderzoek zich richten op speciale batterijen, ontwikkeld dor het bedrijf Dr.Ten, en een soort slimme grote zoneboiler, ontwikkeld door het gelijknamige bedrijf Ecovat.3. De ontwikkeling van drie scenario’s, gebaseerd op inzichten uit studies 1 en 2. De scenario’s zullen bijvoorbeeld inhoudelijk verschillen in de mate waarin deze geïntegreerd zijn in bestaande energiesystemen. Deze zullen worden ontwikkeld en besproken met relevante stakeholders.Het onderzoek moet leiden tot een nauwkeurig overzicht van de mate van interesse en betrokkenheid van stakeholders en van de beperkingen en mogelijkheden van lokale energiesystemen en daarbij betrokken technologie. Ook leidt het tot een routemap voor duurzame energiesystemen op lokaal niveau. Het project heeft een technisch aspect, onderzoek naar verfijning en ontwikkeling van de technologie en een sociaal en normatief aspect, studies naar aansluitingsmogelijkheden bij de wensen en mogelijkheden van burgers, instanties en bedrijven in Noord-Nederland. Bovenal is het integratief en ontwerpend van karakter.This research proposal will explore new socio- technical configurations of local community-based sustainable energy systems. Energy collectives successfully combine technological and societal innovations, developing new business and organization models. A better understanding of their dynamics and needs will contribute to their continued success and thereby contribute to fulfilling the Top Sector’s Agenda. This work will also enhance the knowledge position of the Netherlands on this topic. Currently, over 500 local energy collectives are active in The Netherlands, many of them aim to produce their own sustainable energy, with thousands more in Europe. These collectives search for a new more local-based ways of organizing a sustainable society, including more direct democratic decision-making and influence on local living environment. The development of the collectives is enabled by openings in policy but –evenly important - by innovations in local energy production technologies (solar panels, windmills, biogas installations). Their future role in the sustainable energy transition can be strengthened by careful aligning new organizational and technological innovations in local energy production, storage and smart micro-grids.
The Netherlands has approximately 220,000 industrial accidents per year (with 60 people who die). That is why every employer is obliged to organize company emergency response (BHV), including emergency response training. Despite this, only one-third of all companies map out their occupational risks via a Risk Inventory & Evaluation (RI&E) and the share of employees with an occupational accident remains high. That is why there is continuous innovation to optimize emergency response training, for example by means of Virtual Reality (VR). VR is not new, but it has evolved and become more affordable. VR offers the possibility to develop safe realistic emergency response simulations where the student has the feeling that they are really there. Despite the increase in VR-BHV training, little research has been done on the effect of VR in ER training and results are contradictory. In addition, there are new technological developments that make it possible to measure viewing behavior in VR using Eye-Tracking. During an emergency response training, Eye-Tracking can be used to measure how an instruction is followed, whether students are distracted and observe important elements (danger and solutions) during the simulation. However, emergency response training with VR and Eye-Tracking (interactions) does not exist. In this project, a prototype is being developed in which Eye-Tracking is incorporated into a VR-BHV training that was developed in 2021, in which emergency situations such as an office fire are simulated (the BHVR application). The prototype will be tested by means of an experiment in order to partly answer the question to what extent and in what way Eye-Tracking in VR offers added value for (RI&E) emergency response training. This project is therefore in line with the mission-driven innovation policy 'The Safety Professional' and helps SMEs that often lack resources and knowledge for research into the effectiveness of innovative technologies in education/training. The project will include a prototype, a production report and research article, and is open to new participants when writing a larger application about the application and effect of VR and Eye-Tracking in emergency response training.
In recent years, disasters are increasing in numbers, location, intensity and impact; they have become more unpredictable due to climate change, raising questions about disaster preparedness and management. Attempts by government entities at limiting the impact of disasters are insufficient, awareness and action are urgently needed at the citizen level to create awareness, develop capacity, facilitate implementation of management plans and to coordinate local action at times of uncertainty. We need a cultural and behavioral change to create resilient citizens, communities, and environments. To develop and maintain new ways of thinking has to start by anticipating long-term bottom-up resilience and collaborations. We propose to develop a serious game on a physical tabletop that allows individuals and communities to work with a moderator and to simulate disasters and individual and collective action in their locality, to mimic real-world scenarios using game mechanics and to train trainers. Two companies–Stratsims, a company specialized in game development, and Society College, an organization that aims to strengthen society, combine their expertise as changemakers. They work with Professor Carola Hein (TU Delft), who has developed knowledge about questions of disaster and rebuilding worldwide and the conditions for meaningful and long-term disaster preparedness. The partners have already reached out to relevant communities in Amsterdam and the Netherlands, including UNUN, a network of Ukrainians in the Netherlands. Jaap de Goede, an experienced strategy simulation expert, will lead outreach activities in diverse communities to train trainers and moderate workshops. This game will be highly relevant for citizens to help grow awareness and capacity for preparing for and coping with disasters in a bottom-up fashion. The toolkit will be available for download and printing open access, and for purchase. The team will offer training and facilitate workshops working with local communities to initiate bottom-up change in policy making and planning.