Service of SURF
© 2025 SURF
Met de huidige maatschappelijke uitdagingen, zoals klimaat en transities op het gebied van de vermindering van beschikbare ruimte voor stedelijk goederenvervoer en de sterke groei in e-commerce wordt het steeds belangrijker om logistiek mee te nemen in het ruimtelijk ontwerp van een gebied. Hierdoor kan efficiënte bevoorrading worden gerealiseerd en overlast worden beperkt. Ook kan zo worden aangesloten bij stedelijke ambities omtrent schone en slimme stadslogistiek. Toch wordt logistiek vaak niet of beperkt meegenomen in de ruimtelijke planning bij het (her-)ontwikkelen van gebieden. Door vroegtijdig na te denken over hoe het logistieke systeem eruit moet zien kan in het stedelijke ontwerp rekening worden gehouden met het ruimtegebruik van logistiek. Dit kan inefficiënte inpassing achteraf voorkomen. Om een hulpmiddel te bieden voor steden is daartoe een methode ontwikkeld die een basis vormt voor het nadenken over hoe logistiek kan worden geïntegreerd in de ruimte bij nieuwe gebiedsontwikkelingen. Stadslogistiek kenmerkt zich door de grote diversiteit van stromen waarin elk logistiek segment (afval, bouw, express en pakket, facilitair, etc.) om een eigen aanpak vraagt. Om die reden is het uitgangspunt van de methode om eerst grip te verkrijgen op het verwachte aantal voertuigen per stadslogistiek segment voordat wordt gekeken naar welke logistieke oplossingen passend zijn. Op basis van de samenstelling van het nieuw te ontwikkelen gebied (type en grootte bedrijven, functies en aantal huishoudens) en de geobserveerde voertuigen in andere gebieden wordt daar een inschatting van gegeven. Vanuit hier kan met maatwerk een mix van logistieke oplossingen worden opgesteld dat aansluit bij het type logistiek en de kenmerken en plannen voor en rond het gebied. Stedenbouwkundige ontwerpers kunnen dit vervolgens meenemen, zodat logistiek een slim en integraal onderdeel wordt van het ontwerp.
Dit boek Complexiteit en gebiedsontwikkeling vertelt het verhaal over hoe docenten en studenten in het onderwijs en het onderzoek van Hogeschool Van Hall Larenstein omgaan met complexiteit en gebiedsontwikkeling. Het is bedoeld voor iedereen die bij complexe projecten betrokken is, maar vooral voor huidige en toekomstige studenten van de hogeschool die zullen worden opgeleid voor de omgang met complexe projecten.
MULTIFILE
Kunstenaars en andere ‘creatieven’ vinden steeds moeilijker betaalbare werkruimte. Atelierstichtingen en broedplaatsorganisaties zitten klem tussen oplopende kosten, teruglopende subsidies en de structureel zwak-ke inkomenspositie van de hurende kunstenaars. Een manifest van Platform BK, dat beeldend kunstenaars vertegenwoordigt, en de KunstenBond agendeert dit vraagstuk. Een bijkomend probleem vormt de hoogspan-ning op de vastgoedmarkt, waardoor panden zeer gewild zijn bij projectontwikkelaars en gemeenten geneigd zijn om voor de panden die zij aan deze organisaties verhuren andere draagkrachtigere huurders te zoeken. Medewerkers en management van broedplaatsorganisaties staan voor de uitdaging om hun businesscase maatschappelijk en financieel te verduurzamen. Dit vraagt om nieuwe waardeproposities en herpositionering ten opzichte van de gemeente en andere publieke en private stakeholders. Ook het profiel van de broed-plaatsprofessional verandert. Ontwikkelaars van broedplaatsen zijn veelal geleidelijk in hun organiseren-de/coördinerende rol gegroeid. Het speelveld van stedelijke (gebieds)ontwikkeling waarop zij opereren is echter dynamisch. De broedplaatsprofessional krijgt steeds nadrukkelijker de positie van stedelijke kwartiermaker: een nieuwe, hybride rol op het snijvlak van vastgoed, cultuur, welzijn en ruimtelijk(-economisch)e ontwikkeling. Dit project beoogt broedplaatsorganisaties te voeden met (bedrijfs-)strategieën om hun businessmodel toe-komstbestendig te maken en deze te vertalen naar benodigde competenties voor de betrokken professionals. Alleen zo kunnen zij blijven bijdragen aan de politiek gewenste levendige en veelkleurige stad, waar mensen graag wonen en bedrijven zich graag vestigen. Veel onderzoek onderbouwt dat steden die investeren in cultuur economisch beter presteren. Daarbij gaat het niet alleen om toptheaters en –musea maar juist ook om innova-tie en creativiteit ‘van onderop’. Fontys Hogescholen gaat deze problematiek onderzoeken met inzet van een breed consortium creatieve ver-zamelgebouwen, netwerk- en kennispartners. Gezamenlijk vertegenwoordigen deze organisaties ruim 300 ate-liergebouwen/broedplaatsen, 4.700 werkruimten en honderdveertig professionals. De broedplaatsenproble-matiek speelt bovendien in vrijwel alle G40-steden, hetgeen de resultaten van dit project potentieel relevant maakt voor honderden professionals bij gemeenten, woningcorporaties en andere vastgoedeigenaren.
Een bottom-up-initiatief is een project dat niet vanuit de overheid of instellingen (top) wordt gestart maar vanuit burgers of eindgebruikers (bottom). We kijken in dit onderzoek naar theorieën die de bottom-up-aanpak ondersteunen. Ook doen we aanbevelingen om bottom-up initiatieven beter en sneller te laten verlopen.Doel Het doel van dit onderzoek is om nieuwe theoretische inzichten en strategieën te ontwikkelen voor stedelijke gebiedsontwikkeling. Hierbij is een sterke focus op de bottom-up aanpak. Dit houdt in dat er gekeken wordt naar initiatieven en ideeën van gebruikers of burgers (bottom) in plaats van de plannen van de overheid of instellingen (top). De bottom-up aanpak heeft veel toegevoegde waarde, maar initiatiefnemers ervaren nog veel belemmeringen. Dit onderzoek wil bijdragen aan het verminderen van die belemmeringen. Resultaten Dit onderzoek loopt. Na afloop vind je hier een samenvatting van de resultaten. Looptijd 01 september 2017 - 01 september 2021 Aanpak Achter bottom-up processen in gebiedsontwikkeling zit nu vaak weinig theorie. Het zijn intuïtieve, trial-and-error processen. Eindgebruikers en burgers werken samen met professionele partijen maar dit is nu nog niet echt gestroomlijnd. Daarom kijken we hoe partijen samenwerken en waar verbeteringen mogelijk zijn. Deze kennis gebruiken we om een theoretische en wetenschappelijke basis voor bottom-up gebiedsontwikkeling te leggen. Hierin komt naar voren welke factoren gaan bepalen of een project succesvol zal zijn. Met deze inzichten kunnen bijvoorbeeld nieuwe strategieën ontwikkeld worden, die een combinatie kunnen zijn tussen een bottom-up en een top-down aanpak.
Een bottom-up-initiatief is een project dat niet vanuit de overheid of instellingen (top) wordt gestart maar vanuit burgers of eindgebruikers (bottom). We kijken in dit onderzoek naar theorieën die de bottom-up-aanpak ondersteunen. Ook doen we aanbevelingen om bottom-up initiatieven beter en sneller te laten verlopen.Doel Het doel van dit onderzoek is om nieuwe theoretische inzichten en strategieën te ontwikkelen voor stedelijke gebiedsontwikkeling. Hierbij is een sterke focus op de bottom-up aanpak. Dit houdt in dat er gekeken wordt naar initiatieven en ideeën van gebruikers of burgers (bottom) in plaats van de plannen van de overheid of instellingen (top). De bottom-up aanpak heeft veel toegevoegde waarde, maar initiatiefnemers ervaren nog veel belemmeringen. Dit onderzoek wil bijdragen aan het verminderen van die belemmeringen. Resultaten Dit onderzoek loopt. Na afloop vind je hier een samenvatting van de resultaten. Looptijd 01 september 2017 - 01 september 2021 Aanpak Achter bottom-up processen in gebiedsontwikkeling zit nu vaak weinig theorie. Het zijn intuïtieve, trial-and-error processen. Eindgebruikers en burgers werken samen met professionele partijen maar dit is nu nog niet echt gestroomlijnd. Daarom kijken we hoe partijen samenwerken en waar verbeteringen mogelijk zijn. Deze kennis gebruiken we om een theoretische en wetenschappelijke basis voor bottom-up gebiedsontwikkeling te leggen. Hierin komt naar voren welke factoren gaan bepalen of een project succesvol zal zijn. Met deze inzichten kunnen bijvoorbeeld nieuwe strategieën ontwikkeld worden, die een combinatie kunnen zijn tussen een bottom-up en een top-down aanpak.