Service of SURF
© 2025 SURF
In de periode 2008-2010 hebben onderzoekers en studenten de vaktherapie onderzocht die wordt gebruikt in de behandeling van jonge delinquenten in zes justitiële jeugdinrichtingen en instellingen voor gesloten jeugdzorg. Ze ontwikkelden interventies voor beeldende therapie, dansbewegingstherapie, dramatherapie, muziektherapie en psychomotorische therapie.
"Het thema ‘resonanties’ van Creatieve Therapie staat centraal. Maar hoe valt dat resoneren filosofisch te begrijpen? Twee aspecten ervan worden belicht: een inhoudelijke en een organisatorische. Wat betreft de inhoudelijke kant wordt gepleit voor een specifiek denken van relationele lichamelijkheid in de verhouding therapeut-cliënt bij het inzetten van kunstzinnige therapie. Daartoe passeren verschillende Franse denkers de revue: Merleau-Ponty (fenomenologie) en Nancy respectievelijk Lyotard (differentiedenken). Wat betreft de organisatorische kant wordt betoogd dat even zo goed sprake kan zijn van resonanties van creatieve therapie. De etymologie van het woord ‘organiseren’ wijst al in die richting. Denken in metaforen is dan nodig. Aldus wordt bijgedragen aan de ontwikkeling van een onderliggende filosofie van de betekenis en het belang van kunstzinnige therapie, in het bijzonder haar resoneren. Voorgesteld wordt, om daarbij uit te gaan van het filosofische concept van lichamelijke verbondenheid in beweging." - Uit het programma
In het kader van het KenVaK/RAAK-project deed een groep onderzoekers in acht verschillende instellingen onderzoek samen met vaktherapeuten uit de praktijk. De vraag was welke interventies door vaktherapeuten worden ingezet bij jeugd die is opgenomen in een justitiële jeugdinrichting of in de gesloten jeugdzorg.
266 woorden Op school kan de situatie zich voordoen dat de leerkracht onvoldoende tegemoet kan komen aan de extra ondersteuning die leerlingen met autisme nodig hebben. De klas kan te groot zijn, de leerkracht kan handelingsverlegen zijn, etc.. In dit projectplan wordt onderbouwd wat de relevantie is voor de dagelijkse praktijk van de leerkracht en de leerling met autisme en daaraan gerelateerde problemen. Tevens wordt onderbouwd waarom beeldende therapie theoretisch en empirisch kan bijdragen als creatieve oplossing voor kinderen met aan autisme gerelateerde problemen die in de klas extra aandacht vragen. Deze kinderen hebben een andere manier van informatie verwerken, kunnen zich vaak verbaal moeilijk uiten en hebben vaak sociale problemen. Deze kinderen lopen risico op verslavingsproblematiek (33%) en eenzaamheid, angst en depressie op volwassen leeftijd (80%). Kunstvormen in een leeromgeving bieden andere mogelijkheden voor kinderen om zich te uiten en om samen te werken. In dit projectplan wordt beschreven waarom het zinvol is te onderzoeken wat de effectiviteit is van beeldende therapie voor kinderen met autisme in primair (speciaal) onderwijs, ter preventie van risicogedrag. Het behandelprogramma ‘Zelf in beeld, beeldende therapie voor kinderen met autisme (bijlage 1) lijkt veelbelovende resultaten op te leveren (Schweizer, 2020). Om een indruk van de resultaten van praktijkgericht onderzoek naar ‘Zelf in beeld’ te krijgen kunt u de korte animatie bekijken (3 min): https://youtu.be/cVAAzRHZnb0 In dit vervolgproject wordt verkend in hoeverre ‘Zelf in beeld’ van toegevoegde waarde van kan zijn voor kind, leerkracht en ouders, binnen de setting van Speciaal Onderwijs. Dit project heeft een innovatief karakter omdat er een nieuwe vorm van (preventief) werken binnen passend onderwijs wordt toegepast en onderzocht.
Er is momenteel een enorme groei op het gebied van consumentenproducten om activiteiten en bewegingen te meten; zowel voor de fitnessindustrie (bv. Fitbit, Jawbone) als in de gaming wereld (bv Kinect, Wii). Bedrijven op het gebied van zorgtechnologie vragen zich af of zij producten en diensten kunnen ontwikkelen op basis van deze technologie. In dit project richten we ons specifiek op de vraag van de bedrijven of met deze producten het valrisico van ouderen kan worden ingeschat. De incidentele metingen in een klinische omgeving kunnen dan worden vervangen door continue metingen in het dagelijks leven. Het onderzoek dat wordt uitgevoerd betreft het bepalen van de nauwkeurigheid, robuustheid en acceptatie van technologie om in realistische omgevingen (hier: woonomgeving en ziekenhuisom-geving) de bewegingskenmerken van ouderen te meten. Het onderzoek wordt ingericht rond de onderzoeksvraag: Hoe kunnen technologieën voor bewegingsregistratie die zich hebben bewezen in een labsetting worden ingezet in de woonomgeving en in het ziekenhuis, ten behoeve van het inschatten van val-risico bij ouderen? Het onderzoek zal worden uitgevoerd in twee parallel lopende cases: valrisico meten in de woon-omgeving en valrisico meten in het ziekenhuis. In beide gevallen wordt een living lab aanpak ge-volgd: de technologische oplossingen van de MKB worden op iteratieve wijze, in de praktijk , be-studeerd en verder ontwikkeld. Ook de inbedding van de technologie in het zorgproces wordt in het onderzoek meegenomen. De kennis die wordt opgedaan zal worden gebruikt door de participerende MKB in nieuwe pro-ducten en diensten. Het onderzoek wordt uitgevoerd door een multidisciplinair team bestaande uit de Hogeschool van Amsterdam (Domein Digitale Media en Creatieve Industrie en Domein Gezond-heid), de Vrije Universiteit (Bewegingswetenschappen), het AMC (Geriatrie), zorgaanbieders Cor-daan en Amsta en de participerende MKB. De resultaten zullen worden gepresenteerd op twee publieke seminars, in vakbladen en op we-tenschappelijke conferenties.
Een substantiële groep jongeren en jongvolwassenen ondervindt ernstige problemen vanwege hun licht verstandelijke beperking (LVB). Naast een laag IQ en beperkt aanpassingsvermogen betekent het hebben van een LVB vaak ook dat er op andere leefgebieden beperkingen zijn. Beperkte impulscontrole is een centraal kenmerk van LVB, en vandaaruit – in combinatie met andere factoren – ontwikkelen zich problemen zoals verslaving of agressief gedrag. Dit heeft gevolgen voor de veiligheid van cliënten en medewerkers in de residentiele (jeugd)zorg en het heeft daarnaast een negatief effect op de behandeling en participatie in de maatschappij. Met name de gevoeligheid van deze jongeren en jongvolwassenen voor sociale druk (peer pressure) draagt bij aan deze problematiek. Beschikbare trainingen en therapieën gericht op het vergroten van sociale weerbaarheid tegen peer pressure sluiten vaak onvoldoende aan op de beleving, motivatie, leermethoden en informatieverwerking van jongeren en jongvolwassenen met een LVB en hebben daardoor niet altijd het gewenste resultaat. Daarnaast laat de generalisatie van het geleerde naar het dagelijks leven vaak te wensen over. De residentiële jeugdzorg ziet de samenwerking met de creatieve industrie als noodzakelijk om innovatieve therapeutische interventies te ontwikkelen die beter aansluiten op de beperkingen van deze doelgroep. Dit project zet daarvoor een eerste stap om Virtual Reality (VR) in te zetten om weerbaarheid tegen peer pressure bij jongeren/jongvolwassenen te verbeteren en uiteindelijk een effectieve behandelmethode te ontwikkelen. Doel van het project is tweeledig: enerzijds een participatief ontwerptraject voor een VR-film die ingezet kan worden binnen de bestaande behandeling, gebaseerd op wensen, ervaringen en input van de doelgroep; ook een kleinschalige evaluatie van de haalbaarheid van de VR-film als therapeutisch interventiemiddel maakt deel uit van dit project. De VR-film en de pilot dienen als onderbouwing voor de aanvraag van verdere onderzoeksgelden. Anderzijds dient dit project als verkenning van de mogelijkheden voor samenwerking in ontwerpend onderzoek in een nieuw netwerk, waarvan de kern bestaat uit de Hogeschool Utrecht, Pluryn / Intermetzo, en ontwerpbureau Coolminds.