Service of SURF
© 2025 SURF
Hoe kunnen leeromgevingen in het beroepsonderwijs een rol vervullen bij het oplossen van complexe maatschappelijke problemen? Ilya Zitter, bijzonder lector Leeromgevingen in het Beroepsonderwijs bij Hogeschool Utrecht (HU), onderzoekt hoe je leeromgevingen zo kunt ontwerpen dat een innovatief, lerend systeem ontstaat, zonder sterke scheiding tussen onderwijs en praktijk. Op 25 maart gaf Zitter haar openbare les.
In het middelbaar beroepsonderwijs worden hybride leeromgevingen, waarin de contexten van school en werk worden geïntegreerd, gezien als een veelbelovende manier om onderwijs en praktijk beter op elkaar aan te laten sluiten. Er is weinig bekend over het duurzaam ontwerpen van deze integratieve leeromgevingen binnen een mbo-instelling als geheel, waarbij het gaat om leeromgevingen van verschillende sectoren. In deze meervoudige, tweejarige case study zijn 45 integratieve leeromgevingen op de grens van school en werk, verspreid over zes sectoren binnen één onderwijsinstelling in kaart gebracht. Deze leeromgevingen zijn in focusgroepen geanalyseerd op 1) waar zij zich bevinden op de dimensie school-werk, 2) de ontwerpkenmerken inhoudelijk, sociaal, temporeel, instrumenteel en ruimtelijk, en 3) bevorderende en belemmerende factoren bij het ontwerpen en uitvoeren van integratieve leeromgevingen. Dit onderzoek geeft inzicht in hoe deze leeromgevingen zijn ontworpen en welke factoren daarbij van belang zijn. Integratief samenwerken met het werkveld blijkt in alle sectoren mogelijk. De ontwerpkenmerken inhoudelijk, sociaal en ruimtelijk worden vaker als integratief ervaren dan het ontwerpkenmerk temporeel. Vanuit het temporele perspectief blijken vooral kaders van school leidend en komen daarmee naar voren als een belangrijke factor in het succesvol opschalen en verduurzamen van leeromgevingen.
MULTIFILE
Nederlandse hogescholen experimenteren sinds een paar jaar met nieuwe samenwerkingsvormen. Wat zijn de kenmerken van deze innovatie? Fontys Hogescholen deed een eerste onderzoek. ‘De coördinatoren zeggen expliciet dat docenten een compleet andere rol vervullen'.
Vanwege veranderende onderwijskundige inzichten - 21st century learning - worden schoolgebouwen verbouwd of vervangen door nieuwbouw. Deze 21st century leeromgevingen blijken in de praktijk niet te voldoen aan de verwachting van de gebruikers. Het ontwikkelen en gebruiken van een 21st century leeromgeving stelt blijkbaar specifieke eisen aan de 21st century competenties van alle betrokkenen. Dit roept vragen op ten aanzien van product en proces. De beantwoording van deze vragen vereist kennis van wisselwerking tussen psycho-sociale leeromgeving en fysieke leeromgeving. Het betreft onder andere de benodigde “ruimtelijke competenties” van de betrokkenen om de fysieke leeromgevingen te ontwikkelen en te gebruiken en - andersom - hoe de fysieke leeromgeving de ontwikkeling van 21st century competenties beïnvloedt. De kiem voor dit onderzoeksproject is gelegd toen scholen en vormgevers deze vragen voorlegden aan experts van de NHL Hogeschool en TU Eindhoven. Dit KIEM project wil de probleemstelling in één of meerdere praktijkvragen articuleren door het uitvoeren van een reeks workshops met een focusgroep van stakeholders. De uitkomsten hiervan zullen worden vertaald naar een voorstel voor een langduriger onderzoeksproject. In dit beoogde vervolgproject zullen de gearticuleerde vragen worden vertaald naar één of meer praktijkonderzoeken waarin wetenschappelijke kennis en methodes worden doorontwikkeld en beproefd op het effectief stimuleren van 21st century vaardigheden van docenten en vormgevers in praktijksituaties. Dit project maakt deel uit van de opbouw van een regionaal kennisnetwerk Onderwijs & Ruimte, wat op een duurzame wijze wil bijdragen aan de kennisontwikkeling en -deling betreffende de 21st century leeromgeving. De kern van dit netwerk wordt gevormd door de initiatiefnemers van deze aanvraag; Adema Architecten (MKB), lectoraat Open Innovation van de NHL Hogeschool (Onderzoeksinstelling) en Next Level (Onderwijs).
Duurzaamheid en het stimuleren van een circulaire economie zijn een belangrijke maatschappelijke opgave voor Hogeschool Rotterdam. Als hogeschool leiden wij studenten op die een bijdrage leveren aan de maatschappelijke opgaven waar onze regio voor staat. Dit sluit aan bij de ambitie van de stad Rotterdam om in 2030 circulair de norm te laten zijn. Het werken aan deze maatschappelijke opgave gebeurt zo veel mogelijk in rijke leeromgevingen in de stad waar ondernemers, maatschappelijke organisaties en de gemeente Rotterdam samen komen. Een zo’n plek in Rotterdam is BlueCity, een broedplaats voor innovatieve bedrijven die hun reststromen aan elkaar koppelen. In dit project gaan we onderzoeken hoe we het onderwijs structureel kunnen verbinden aan de rijke leeromgeving van BlueCity. We gaan vier interventies doen om de rijke leeromgeving in het curriculum in te bedden: 1. Inventarisatie mogelijkheden samenwerken 2. Loketfunctie 3. Open lab 4. Fysieke plek voor het onderwijs in de inspirerende omgeving Tijdens het onderzoek wordt een inventarisatie gedaan van de wensen naar samenwerking op het gebied van circulair economie die de opleidingen en de bedrijven hebben. Na de inventarisatie, wordt er een langdurige loketfunctie ingericht, waarbij ‘vraag’ en ‘aanbod’ elkaar op een laagdrempelige manier kunnen vinden. Door middel van een open lab kunnen bedrijven van BlueCity en opleidingen van HR samen circulaire innovaties experimenteren. Docenten vanuit verschillende disciplines van de hogeschool leveren hun kennis en ervaring aan het verder opzetten van het open lab. Door samenwerkingsruimten, een collegezaal en onderzoeksruimten kunnen veel studenten kennismaken met circulaire economie en de innovaties en ontwikkelingen van de bedrijven in BlueCity. Door deze vier interventies te kwantitatief en kwalitatief monitoren krijgen we informatie over wat werkt of niet werkt en waarom, om het onderwijs structureel te verbinden aan een rijke leeromgeving. In een vervolgfase gaan we verder met de werkbare oplossingen.
Eindhoven en Tilburg zijn welvarende regio's. Maar niet iedereen deelt mee. Uiteenlopende maatschappelijke vraagstukken vergroten de verschillen tussen inwoners en zetten de sociale cohesie in de wijken onder druk. Overheden en professionals zetten programma's in, maar het lukt vaak niet om inwoners te bewegen en transformaties in de wijk te realiseren. Om de maatschappelijke vraagstukken succesvoller aan te pakken wil het consortium de kennis-infrastructuur in de stad versterken. De bestaande Hybride Leeromgevingen (HLO’s) in de wijken worden doorontwikkeld, zodat studenten samen met professionals beter in staat te zijn om vraagstukken van de stad bij inwoners op te halen (vraaggestuurd) in plaats van eigen beroeps- of schoolopdrachten uit te voeren (aanbodgestuurd). Inwoners krijgen hierdoor meer regie over hun eigen vraagstukken. Bovendien worden de HLO's via een nieuw netwerk met elkaar verbonden, zodat ze hun kennis kunnen delen en van elkaar leren. Dit nieuwe kennisnetwerk is de Inclusive Learning Community. Het bestaat uit KennisPunten (de verbeterde HLO's) op fysieke locaties in de wijken en een centraal KennisLab, waar het netwerk wordt beheerd, de kennis wordt verzameld en complexe transdisciplinaire vraagstukken worden aangepakt. In een KennisPunt worden meer studenten ingezet dan in de huidige HLO's, in een multi-level samenwerking met studenten van andere onderwijsinstellingen. Zij werken er nauw samen met wijkinwoners, professionals, docenten en onderzoekers. De KennisPunten worden zo rijke lerende en innoverende omgevingen die volledig in het curriculum zijn ingebed en nieuwe kennis, skills en een includerende attitude genereren. Met behulp van de City Deal Kennis Maken 2023 wil het consortium 12 bestaande HLO's analyseren om via design thinking tot het ideale model voor het KennisPunt en KennisLab te komen. Daarna willen we het model uitrollen naar zoveel mogelijk van de huidige 131 HLO's.