Service of SURF
© 2025 SURF
Twitter lijkt het nieuwe wondermiddel te zijn om in contact te komen en banden te smeden met de doelgroep. Het aantal bibliotheken dat daarom een Twitteraccount opent groeit hard. Maar worden de verwachtingen ook gehaald? Het artikel staat stil bij de wijze waarop bibliotheken en informatiespecialisten gebruik maken van het sociale netwerk: Twitter. Bovendien biedt het praktische handreikingen voor organisaties die op zoek zijn naar het strategisch inzetten van dit netwerk Twitter semble le nouveau moyen miracle pour entrer en contact et forger des liens avec le groupe cible. De cefait le nombre de bibliothèques qui ouvrent un compte Twitter est en forte augmentation. Mais ces espérances sontelles atteintes ? L'article traitera de la façon dont les bibliothèques et les spécialistes de l'information font usage du réseau social Twitter. En outre, il offrira une aide pratique aux organisations qui cherchent à s'engager stratégiquement sur ce réseau.
Het SHB heeft Futureconsult verzocht een begeleidingstraject te starten voor de ontwikkeling van een toekomstvisie op de Hogeschool Bibliotheken. Hoe ziet de toekomst van het bibliotheekwezen in het hoger beroepsonderwijs eruit? Welke vormen van samenwerking passen daarbij? Welke ICT-toepassingen zullen hun intrede doen? Rondom deze en andere ontwikkelingen wilde het SHB een toekomstverkenning realiseren om een robuuste strategie voor de toekomst te ontwikkelen. Om de toekomst beter te overzien heeft Futureconsult in een interactief proces met het SHB vier scenario's ontwikkeld als vertrekpunt voor het creëren van visie en strategie. Dit eindverslag geeft de resultaten van het scenarioproject weer. Na de inleiding volgt een uitleg over de scenariomethode die in dit project is toegepast. Daarna volgen de vier toekomstscenario's. Bij elk scenario zijn de reacties tijdens de eerste bespreking van de scenario's op de slotbijeenkomst op 16 juni weergegeven. De bijlage omvat een aantal interviews die ten behoeve van het project zijn gehouden, de resultaten van een onderzoek onder studenten, de registratie van de interactieve workshop en van een debat tussen SHB-bestuursleden en studenten van het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO).
In dit artikel wordt ingegaan op de snel veranderende digitale wereld. Want het stof rondom de term 'web 2.0' mag zo langzamerhand dan wel opgetrokken zijn, vragen blijven er genoeg. Welke impact hebben al die elkaar steeds sneller opvolgende ontwikkelingen nu eigenlijk op bibliotheken? In hoeverre dringt web 2.0 al door in de organisatie, in de werkprocessen, de klantbenadering en in de digitale bibliotheek? Vergt het wellicht ook een andere attitude van de bibliotheekmanager? En welke gevolgen heeft web 2.0 voor het functieprofiel van de informatiespecialist? Vragen als deze en nog meer, worden in dit artikel verder uitgediept.
De uitbraak van het coronavirus heeft in Nederland geleid tot ongekende maatregelen, waarbij het maatschappelijke verkeer voor een groot deel werd stilgelegd op 15 maart 2020. Onder meer alle scholen, universiteiten, bibliotheken, cafés, kapperszaken, musea, bioscopen en restaurants sloten op last van de landelijke overheid hun deuren. Ook voor de podiumkunsten hebben de beperkende Coronamaatregelen geleid tot drastische veranderingen. Het was een aantal maanden niet toegestaan voor dansers, musici en circusartiesten om op te treden en het repeteren werd ook bemoeilijkt door de 1,5 meter richtlijnen. Studenten van kunsthogescholen konden niet gezamenlijk studeren en waren aangewezen op online onderwijs. Dit was een uitdaging, omdat juist de fysieke interactie bij podiumkunsten (dans, muziek en circus) essentieel is voor het leerproces van deze specifieke studentenpopulatie. Codarts (hogeschool voor de kunsten Rotterdam) wil juist in deze roerige tijden haar sterke positie op het gebied van praktijkgericht onderzoek binnen de podiumkunsten continueren en waar mogelijk versterken. Dit is een uitdaging, omdat door de pandemie het praktijkgericht onderzoek onder druk staat. Huidige onderzoekprojecten lopen vertraging op en het blijkt lastiger om nieuwe onderzoekstrajecten op te starten, doordat samenwerkingspartners prioriteit geven aan andere, Coronagerelateerde activiteiten. Codarts wil de SPRONG-impuls middelen inzetten om het praktijkgerichte onderzoek te versterken door intensiever samen te werken in bestaande netwerken en nieuw kansen aan te boren middels het oprichten van nieuwe samenwerkingsverbanden. Dat gebeurt aan de hand van drie werkpakketten: 1. Werkpakket 1: Continueren samenwerking binnen het Rotterdam Arts and Sciences Lab (RASL); 2. Werkpakket 2: Borging onderzoekslijn door oprichting van nieuwe fieldlabs. 3. Werkpakket 3: Uitbreiden onderzoekslijn door het uitwerken van een SPRONG aanvraag;
De uitbraak van het coronavirus heeft in Nederland geleid tot ongekende maatregelen, waarbij het maatschappelijke verkeer voor een groot deel werd stilgelegd op 15 maart 2020. Onder meer alle scholen, universiteiten, bibliotheken, cafés, kapperszaken, musea, bioscopen en restaurants sloten op last van de landelijke overheid hun deuren. Ook de wijze waarop fysiotherapeutische zorg aan patiënten geleverd kon worden, veranderde drastisch. Hierdoor hebben de beperkende Coronamaatregelen grote gevolgen gehad op de voortgang van het RAAK-MKB project Leren van registreren. Centraal in dit project staat het verzamelen, verwerken en analyseren van behandelinformatie van verschillende patiënten en fysiotherapiepraktijken. De Corona-uitbraak heeft op twee manieren tot negatieve consequenties geleid voor het project: 1. Veel fysiotherapeuten sloten de deuren van hun praktijk voor onbepaalde tijd, omdat de richtlijn van het bewaren van 1,5 meter afstand niet gewaarborgd kon worden. Hierdoor zijn er veel minder dossiers ingevoerd door fysiotherapeuten en praktijken. De benodigde 1200 dossiers zijn daardoor nog niet ingevoerd in het systeem en de dataverzamelingsperiode dient verlengd te worden met minimaal 3 maanden. 2. Een deel van de behandelingen kon op afstand plaatsvinden in plaats van in de behandelkamer, bijvoorbeeld via beeld(bellen), e-mail, patiëntenportaal of telefoon. Dit betrof echter een klein percentage van alle behandelingen, aangezien deze vorm van zorg niet mogelijk is bij massage, mobilisaties, taping en verschillende vormen van oefentherapie. Dit kleine percentage van alle behandelingen geeft dus geen goede, representatieve weergave van de fysiotherapeutische behandelingen die in Nederland worden uitgevoerd. Het verlengen van de dataverzameling is ook nodig om een representatiever beeld te krijgen van behandelinformatie. Deze RAAK impuls maakt het voor het consortium mogelijk om het beoogde aantal van 1200 dossiers te behalen en ook een representatieve afspiegeling te krijgen van de behandelingen.
Dit project heeft tot doel in kaart te brengen hoe virtuele en fysieke sociale interacties in de vrije tijd zich tot elkaar verhouden. Wat is de impact van virtualisering van de vrijetijd op lokale praktijken? Vrijetijdspraktijken worden traditioneel gezien als gelegenheden bij uitstek om op een laagdrempelige manier in contact te komen met anderen en worden aangewend om sociale cohesie te bewerkstelligen (bijvoorbeeld via urban gardens). Het internet heeft echter voor nieuwe vormen van vrijetijdsbesteding en daarmee gepaard gaande sociale interactie gezorgd. Het is mogelijk om -bijvoorbeeld in het kader van een hobby zoals gamen- contact te leggen met gelijkgestemden aan de andere kant van de wereld. Dit roept de vraag op naar de invloed van digitale media en individualisering van de vrije tijd op de omvang en aard van sociale netwerken die aan de basis staan van sociale cohesie en sociaal kapitaal. Mogelijk versterken virtuele praktijken lokale sociale netwerken. Aan de andere kant kunnen mensen met een beperkte toegang tot de virtuele wereld buitengesloten raken. Onderzoek is nodig om te begrijpen hoe virtuele en fysieke sociale contacten op elkaar inwerken. In afstemming met bewoners en lokale organisaties beoogt dit project vervolgens een antwoord te geven op de vraag hoe de interactie tussen virtuele en fysieke praktijken succesvol kan bijdragen aan de kwaliteit van de sociale leefomgeving. Het onderzoek zal een mixed methods benadering toepassen om inzicht te verkrijgen in de (micro)dynamiek van de interactie tussen virtuele en fysieke vrijetijdspraktijken Vervolgens zullen de resultaten van het onderzoek benut worden om met bewoners en lokale organisaties een instrument te ontwikkelen om zowel fysieke als virtuele sociale verbindingen in de buurt in kaart te brengen en te versterken. Het project maakt deel uit van het onderzoeksprogramma Placemaking and Events van Breda University of Applied Sciences.