Onderwijstijd is een schaars goed en veel onderwerpen zijn relevant en nuttig voor leerlingen. Om die reden wordt elk schoolvak eens in de zoveel tijd geconfronteerd met de legitimiteitsvraag: waarom is het nodig dat leerlingen hierin geschoold worden? Dat geldt ook voor godsdienst/levensbeschouwing. Voor dat vak ligt de legitimeringsvraag echter nog complexer dan bij andere schoolvakken, omdat het een dubbele legitimering kent: vanuit de ‘vrijheid van onderwijs’ en vanuit het belang van algemene vorming. In deze bijdrage begin ik bij de laatste legitimering - redenerend vanuit het algemeen belang - in de hoop vanzelf bij het meer bijzondere belang uit te komen.