Dienst van SURF
© 2025 SURF
Background: Early and effective treatment for children with developmental language disorder (DLD) is important. Although a growing body of research shows the effects of interventions at the group level, clinicians observe large individual differences in language growth, and differences in outcomes across language domains. A systematic understanding of how child characteristics contribute to changes in language skills is still lacking. Aims: To assess changes in the language domains: expressive morphosyntax; receptive and expressive vocabulary; and comprehension, in children in special needs education for DLD. To explore if differences in language gains between children are related to child characteristics: language profile; severity of the disorder; being raised mono- or multilingually; and cognitive ability. Methods & Procedures: We extracted data from school records of 154 children (4–6 years old) in special needs education offering a language and communication-stimulating educational environment, including speech and language therapy. Changes in language were measured by comparing the scores on standardized language tests at the beginning and the end of a school year. Next, we related language change to language profile (receptive–expressive versus expressive-only disorders), severity (initial scores), growing up mono- and multilingually, and children’s reported non-verbal IQ scores. Outcomes&Results: Overall, the children showed significant improvements in expressive morphosyntax, expressive vocabulary and language comprehension. Baseline scores and gains were lowest for expressive morphosyntax. Differences in language gains between children with receptive–expressive disorders and expressive-only disorders were not significant. There was more improvement in children with lower initial scores. There were no differences between mono- and multilingual children, except for expressive vocabulary. There was no evidence of a relation between non-verbal IQ scores and language growth. Conclusions & Implications: Children with DLD in special needs education showed gains in language performance during one school year. There was, however, little change in morphosyntactic scores, which supports previous studies concluding that poor morphosyntax is a persistent characteristic of DLD. Our results indicate that it is important to include all children with DLD in intervention: children with receptive–expressive and expressive disorders; monoand multilingual children, and children with high, average and low non-verbal IQ scores. We did not find negative relations between these child factors and changes in language skills.
LINK
Purpose Worldwide, there are 30 million people with dementia (PWD) in 2009 and 100 million in 2050, respectively.These numbers show the need for a change in care for PWD. Leisure is one of these care aspects. Leisure activities can support PWD in several ways: meeting basic needs, providing comfort and social interaction, and reducing boredom, agitation, and isolation. An exemplary activity targeted at meeting these needs is ‘De Klessebessers (KB)’ (The Chitchatters), which aims to stimulate social interaction among PWD and provide comfort with supporting technology. This is innovative since technology for PWD generally concentrates on safety and monitoring activities. The activity comprises a radio, television, telephone, and treasure box. Method This study’s focus follows from the original aim of the KB-designers; to stimulate social interaction. In a nursing home and day care centre, the KB game was played with different groups of PWD (n=21: 12 females, 9 males, mean MMSE=17, range 3-28). In the morning KB (with technology), and in the afternoon an activity called ‘Questiongame’ (without technology) were played for 45 minutes. These activities were played twice in a two-month period, and outcomes were compared in terms of impact on social interaction. Group sizes ranged from 3 to 8 PWD assisted by 1 or 2 activity therapists. Two researchers observed the players during the activity with the Oshkosh Social Behavior Coding (OSBC) scale, which encompasses both verbal and nonverbal social and nonsocial behaviour. These behaviours can have a person-initiated and otherinitiated character (quantitative study). A total of 6 activity therapists were interviewed on the KB afterwards (qualitative study). Results & Discussion The quantitative results showed significantly higher scores for KB for the total of social interaction compared to Questiongame. Most of the behaviour is other-initiated (activity therapist). PWD with a lower MMSE score showed more non-verbal behaviour. For PWD with a MMSE score below 7, there was no difference in social interaction between the two activities. According to the qualitative research, KB triggered more social interaction, since the movies and music were stimulating the players to initiate a conversation, to which other players responded. The results of this research correspond with earlier research, which concludes that leisure activities with technology can show positive results on well-being.
LINK
Aanleiding Sinds kort nemen zorgprofessionals en onderzoekers in Nederland initiatieven om mensen met een licht verstandelijke beperking (LVB) zo lang mogelijk te laten functioneren in de eigen thuissituatie. Een manier om dit te doen is de inzet van zogenoemde Functional Assertive Community Treatment (FACT) teams. Deze teams gebruiken voornamelijk verbale interventies. Maar mensen met een LVB hebben moeite met het verwerken van verbale informatie. Vaktherapie kan juist met non-verbale en ervaringsgerichte methodieken goed aansluiten bij deze groep. Dit innovatieprogramma richt zich op de vraag van vaktherapeuten hoe en in welke vorm zij, in of rondom FACT LVB-teams, mensen met een LVB kunnen helpen. Doelstelling Het doel van de deelnemers aan het project is de zorg en ondersteuning van mensen met een LVB in de eigen thuissituatie (buurt/wijk) te verbeteren. Liefst zodanig dat deze mensen minder vaak hoeven te worden (her)opgenomen in een behandelcentrum. Het doel van het project is om de meerwaarde vast te stellen van de inzet van vaktherapie in of rondom FACT LVB teams bij het realiseren van deze ambitie. Het project is gefaseerd opgebouwd. In de eerste fase worden de vaktherapeutische behandelvormen bepaald. Vervolgens worden efficiënte interprofessionele werkwijzen en een vaktherapeutische behandel- & ondersteuningsroute vastgesteld, en ten slotte wordt het project geëvalueerd. Beoogde resultaten Het project biedt resulteert in een handreiking voor professionals om interprofessioneel samen te werken in de wijk voor mensen met LVB. Binnen het onderwijs levert het project een bijdrage aan een minor 'Wijkgerichte zorg & ondersteuning'. Het biedt een leerwerkplaats LVB voor studenten vaktherapie en aanpalende gebieden. De handreiking wordt geïmplementeerd in de opleidingen die opleiden tot vaktherapeut. Zogenaamde 'battles', waarin interprofessioneel samenwerken aan problemen vanuit de praktijk en het beste idee bekroond wordt met een stimuleringsprijs, zorgen voor verdere ontwikkeling. Publicaties in vakliteratuur zorgen voor verspreiding van de projectresultaten. De deelnemers aan het project zullen aansluiting zoeken bij symposia - regionaal, nationaal en internationaal - en bijeenkomsten buiten en binnen het netwerk om de resultaten aan een breed publiek te presenteren.
Het project 'CAR(E)TOGRAPHY: Kunst en zorg in kaart' richt zich op de wisselwerking tussen kunst en zorg, waarbij beide sectoren elkaar verrijken en vernieuwen. In de zorg wordt steeds meer geëxperimenteerd met kunst als een manier om vernieuwing te brengen. Omgekeerd zouden de kunstenaars en ontwerpers ook van zorgprofessionals kunnen leren over zorgdragen, communiceren in een non-verbale context en het belang van proces boven het eindresultaat. Een inspirerend voorbeeld van zo’n samenwerking tussen kunst en zorg is te vinden bij Reinaerde De Heygraeff, waar het programma Re-creatie kunstenaars, ontwerpers, zorgprofessionals en cliënten samenbrengt. Op deze beschutte woonzorglocatie wonen ruim 160 mensen met een ernstige verstandelijke en/of lichamelijke beperking. Hier wordt al sinds 2018 geëxperimenteerd met de integratie van kunst en creativiteit in de dagelijkse zorgpraktijk, wat heeft geleid tot een duurzame transdisciplinaire samenwerking. Desondanks blijft het een uitdaging om de exacte werking van kunst in de zorg te begrijpen. Welke elementen zijn essentieel voor succesvolle samenwerkingen? Wat kunnen we leren van initiatieven zoals Re-creatie? En hoe kunnen we deze kennis delen met andere zorginstellingen en kunstpraktijken? Om deze vragen te beantwoorden, zetten we in dit project artistieke mapping methoden in om de interactie tussen kunst en zorg (en de complexiteit daarvan) te onderzoeken, documenteren en delen. Het doel is om de gemeenschap die op De Heygraeff is ontstaan beter te begrijpen en expliciet te maken hoe kunst en zorg met elkaar interageren. Door dit letterlijk in kaart te brengen, creëert CAR(E)TOGRAPHY een gedetailleerd beeld van de complexe wisselwerking tussen kunst en zorg. Dit maakt niet alleen een diepgaand begrip van de situatie mogelijk, maar maakt de bevindingen ook bruikbaar voor anderen die in vergelijkbare praktijken werken. De gemaakte kaarten functioneren dus uiteindelijk als documentatie- en navigatiemiddel in het grensgebied tussen kunst en zorg.
In Nederland wonen 80.000 mensen met dementie in zorginstellingen. Om goede zorg te kunnen verlenen is goede communicatie tussen de zorgverlener en de zorgontvanger noodzakelijk. Communicatie tussen een persoon met dementie en zorgprofessionals is lastig. Bij dementie zijn vaak zowel het spreken als begrijpen van taal beperkt (Ripich 1994) door problemen in het geheugen en woordvindingsproblemen. Het niet meer kunnen uiten van behoeftes en wensen via spreken, wordt door mensen met een dementie dikwijls (onbewust) gecompenseerd met non-verbale, gedragsmatige manieren van communiceren, bijvoorbeeld door zich terug te trekken, of juist opstandig te worden. Zorgprofessionals rapporteren dat zij moeite hebben om te achterhalen wat er precies in het hoofd omgaat wanneer mensen met dementie ‘onbegrepen gedrag’ vertonen en welke technieken zorgprofessionals kunnen inzetten om de communicatie open te houden (Groot 2019). In Nederland zijn verschillende interventies ontwikkeld om de communicatie tussen zorgprofessionals en mensen met dementie te verbeteren. Deze blijken de praktijk echter nauwelijks te bereiken, of de doorwerking te missen die nodig is. Opvallend is dat er nauwelijks interprofessionele samenwerking is tussen de logopedisten, experts op het gebied van taal(problemen) en communicatie, en verzorgenden of verpleegkundigen. Een combinatie van expertise op het gebied van dementie, neurologische taalstoornissen en implementatie van interventies is noodzakelijk om de communicatie en daarmee optimale, persoonsgerichte zorg voor mensen met dementie te verbeteren. Het consortium bundelt expertise op het gebied van dementie, neurologische taalproblemen en implementatie. Binnen een zorginstelling worden belemmerende en faciliterende factoren geïdentificeerd om optimale communicatie met mensen met dementie te bewerkstelligen op alle niveaus in de organisatie. Dit leidt enerzijds tot een concreet advies aan de betrokken instelling over het optimaliseren van de communicatie tussen zorgprofessionals en mensen met dementie in de veronderstelling dat onbegrepen gedrag zal verminderen. Anderzijds geeft deze analyse input voor een gezamenlijk te formuleren RAAK-Publiek project.