Dienst van SURF
© 2025 SURF
An operational amplifier based instrumentation amplifier (IA) with a common-mode rejection ratio (CMRR) independent of resistance tolerances is presented in this paper. The CMRR is determined by the operational amplifier characteristics. The IA shows a high CMRR up to 100 kHz. Moreover, since the presented IA operates in the current domain, no large internal voltage swings occur, making it an interesting choice for low-voltage applications in situations where common-mode disturbances may affect the signal processing.
Electrohydrodynamic atomization (EHDA) is a technique which uses the influence of strong electric fields to manipulate the break-up of a liquid, pumped through a capillary nozzle, into droplets. In this work, an extended description of a specific high flow EHDA mode, known as the simple-jet mode, is presented. In it, a review of different works published about the mode is presented as well as results about the droplet population generated with varicose and whipping break-up using water as the atomized liquid. Additionally, experiments were conducted to investigate whether such atomization method could be used to improve the efficiency of droplet inair evaporation, using a single effect evaporation chamber coupled with a EHDA multinozzle system functioning as a shower head. The liquid used in these experiments was a solution of water and NaCl (35 g L−1) to simulate sea water average concentrations. The results have shown that, the manipulation of the droplet diameter, droplet size distribution and spray angle, provided by EHDA, could improve the droplet evaporation efficiency by up to 40% when combinedwith, e.g. forced convection and higher inlet temperatures.
MULTIFILE
Background:Tobacco consumption is a leading cause of death and disease, killing >8 million people each year. Smoking cessation significantly reduces the risk of developing smoking-related diseases. Although combined treatment for addiction is promising, evidence of its effectiveness is still emerging. Currently, there is no published research comparing the effectiveness of blended smoking cessation treatments (BSCTs) with face-to-face (F2F) treatments, where web-based components replace 50% of the F2F components in blended treatment.Objective:The primary objective of this 2-arm noninferiority randomized controlled trial was to determine whether a BSCT is noninferior to an F2F treatment with identical ingredients in achieving abstinence rates.Methods:This study included 344 individuals who smoke (at least 1 cigarette per day) attending an outpatient smoking cessation clinic in the Netherlands. The participants received either a blended 50% F2F and 50% web-based BSCT or only F2F treatment with similar content and intensity. The primary outcome measure was cotinine-validated abstinence rates from all smoking products at 3 and 15 months after treatment initiation. Additional measures included carbon monoxide–validated point prevalence abstinence; self-reported point prevalence abstinence; and self-reported continuous abstinence rates at 3, 6, 9, and 15 months after treatment initiation.Results:None of the 13 outcomes showed statistically confirmed noninferiority of the BSCT, whereas 4 outcomes showed significantly (P<.001) inferior abstinence rates of the BSCT: cotinine-validated point prevalence abstinence rate at 3 months (difference 12.7, 95% CI 6.2-19.4), self-reported point prevalence abstinence rate at 6 months (difference 19.3, 95% CI 11.5-27.0) and at 15 months (difference 11.7, 95% CI 5.8-17.9), and self-reported continuous abstinence rate at 6 months (difference 13.8, 95% CI 6.8-20.8). The remaining 9 outcomes, including the cotinine-validated point prevalence abstinence rate at 15 months, were inconclusive.Conclusions:In this high-intensity outpatient smoking cessation trial, the blended mode was predominantly less effective than the traditional F2F mode. The results contradict the widely assumed potential benefits of blended treatment and suggest that further research is needed to identify the critical factors in the design of blended interventions.Trial Registration:Netherlands Trial Register 27150; https://onderzoekmetmensen.nl/nl/trial/27150
In het project wordt een nieuw door de HvA ontwikkelde methodiek (Open Collaborative Business Modelling methodiek, verder: ‘OCBM-methodiek’), toegepast om waardeproposities voor circulaire en biobased verpakkingen te ontwikkelen, samen met partijen uit de waardeketen. De inzet van biobased materialen is essentieel voor het terugdringen van het gebruik van fossiele plastics en – uiteindelijk – voor het bereiken van een volledig circulaire economie. De specifieke waardeketen waar het project zich op richt is die van verpakkingen op basis van Olifantsgras / Miscanthus. Projectpartner Vibers is een bedrijf dat dit gewas als grondstof gebruikt voor het produceren van o.a. verpakkingsmaterialen. Tijdens het project zal een viertal OCBM-sessies worden georganiseerd waarin Vibers in nauwe samenwerking met een wisselende groep ketenpartners en andere stakeholders een nieuwe waardepropositie formuleert. Projectpartner Kennisinstituut Duurzaam Verpakken (verder: KIDV) bewaakt in de OCBM-sessies de duurzaamheid van de ontwikkelde propositie en speelt een rol bij evaluatie van de OCBM-methodiek voor de verpakkingsindustrie. Het project levert daarmee twee belangrijke resultaten op: 1. Een met behulp van de OCBM-methodiek ontwikkelde waardepropositie voor een circulair business model waarin een biobased verpakking centraal staat; 2. Aanbevelingen voor het verfijnen van de OCBM-methodiek: specifieke aandachtspunten voor het ontwikkelen van innovatieve, circulaire business modellen met behulp van deze methodiek.
In Nederland ontstaan steeds meer initiatieven om zorg- en ondersteuningsaanbod in de wijk te ontwikkelen. Ook voor mensen met een licht verstandelijke beperking (LVB) met bijkomende problematiek. Het doel van deze initiatieven is mensen zo lang mogelijk te laten functioneren in de eigen thuissituatie en opname in een klinische setting te voorkomen. Het project (Be)Leef in de wijk sloot bij deze ontwikkeling aan. In de praktijk valt op dat mensen met LVB en bijkomende problematiek binnen hun leefomgeving nauwelijks beroep kunnen doen op een belangrijke vorm van therapie, namelijk vaktherapie. Vanwege de handelings- en ervaringsgerichte werkwijze wordt vaktherapie als een waardevolle aanvulling gezien voor mensen met LVB ten opzicht van behandelvormen met een meer verbale insteek. In dit project zijn oplossingen ontwikkeld voor de vraag vanuit de praktijk om vaktherapie beter aan te laten sluiten bij GGZ behandelteams die wijkgericht werken. Deze oplossingen betreffen een indicatiemodel en een verwijs- en behandelroute. Het indicatiemodel bestaat uit drie niveaus van indicatiegebieden voor vaktherapieën bij mensen met een LVB. Met het indicatiemodel kunnen verwijzers gerichter doorverwijzen naar vaktherapie. Met de route kan de samenwerking tussen vaktherapeuten en GGZ behandelteams verbeteren, waarbij verondersteld wordt dat dit een positieve weerslag heeft op de zorg geboden aan mensen met LVB. Deze oplossingen zijn ontwikkeld op basis van input vanuit focusgroepen en interviews en focusgroepen met in totaal 22 vaktherapeuten en 12 professionals uit GGZ behandelteams. De route (inclusief indicatiemodel) is gedurende 20 weken uitgetest in 2 GGZ behandelteams (die meerdere wijken bedienen). De samenwerking met een vaktherapeut werd als waardevol ervaren door de professionals werkzaam in de GGZ behandelteams. De vaktherapeut brengt een nieuw perspectief in dat behandelinhoudelijke en gedetailleerde informatie toevoegt aan het team. Hierdoor wordt de indicatiestelling aangescherpt wat volgens professionals van de behandelteams kan leiden tot een efficiëntere behandeling van mensen met LVB. Verder is er meer aandacht voor een voor de cliënt passende behandellocatie. Deze nieuwe aanpak biedt aanknopingspunten om de kwaliteit van behandeling te verbeteren. Verdere implementatie is hiervoor noodzakelijk. Daarvoor wordt deze Top-up subsidie aangevraagd. Meer info is te vinden via www.kenvak.nl/onderzoek/beleef-in-de-wijk/.
Aanleiding Sinds kort nemen zorgprofessionals en onderzoekers in Nederland initiatieven om mensen met een licht verstandelijke beperking (LVB) zo lang mogelijk te laten functioneren in de eigen thuissituatie. Een manier om dit te doen is de inzet van zogenoemde Functional Assertive Community Treatment (FACT) teams. Deze teams gebruiken voornamelijk verbale interventies. Maar mensen met een LVB hebben moeite met het verwerken van verbale informatie. Vaktherapie kan juist met non-verbale en ervaringsgerichte methodieken goed aansluiten bij deze groep. Dit innovatieprogramma richt zich op de vraag van vaktherapeuten hoe en in welke vorm zij, in of rondom FACT LVB-teams, mensen met een LVB kunnen helpen. Doelstelling Het doel van de deelnemers aan het project is de zorg en ondersteuning van mensen met een LVB in de eigen thuissituatie (buurt/wijk) te verbeteren. Liefst zodanig dat deze mensen minder vaak hoeven te worden (her)opgenomen in een behandelcentrum. Het doel van het project is om de meerwaarde vast te stellen van de inzet van vaktherapie in of rondom FACT LVB teams bij het realiseren van deze ambitie. Het project is gefaseerd opgebouwd. In de eerste fase worden de vaktherapeutische behandelvormen bepaald. Vervolgens worden efficiënte interprofessionele werkwijzen en een vaktherapeutische behandel- & ondersteuningsroute vastgesteld, en ten slotte wordt het project geëvalueerd. Beoogde resultaten Het project biedt resulteert in een handreiking voor professionals om interprofessioneel samen te werken in de wijk voor mensen met LVB. Binnen het onderwijs levert het project een bijdrage aan een minor 'Wijkgerichte zorg & ondersteuning'. Het biedt een leerwerkplaats LVB voor studenten vaktherapie en aanpalende gebieden. De handreiking wordt geïmplementeerd in de opleidingen die opleiden tot vaktherapeut. Zogenaamde 'battles', waarin interprofessioneel samenwerken aan problemen vanuit de praktijk en het beste idee bekroond wordt met een stimuleringsprijs, zorgen voor verdere ontwikkeling. Publicaties in vakliteratuur zorgen voor verspreiding van de projectresultaten. De deelnemers aan het project zullen aansluiting zoeken bij symposia - regionaal, nationaal en internationaal - en bijeenkomsten buiten en binnen het netwerk om de resultaten aan een breed publiek te presenteren.