Dienst van SURF
© 2025 SURF
Wie het gesprek over religie wil voeren moet bereid zijn zich te verdiepen hoe de religies ons bestaan ontsluiten en betekenis geven. Dan wordt ook duidelijk dat godsdienst niet iets is dat naar binnen wijst, naar de gelovigen, maar naar buiten, naar onze wereld, naar ons bestaan als mensen.
Als fundamenteel grondrecht staat de vrijheid van meningsuiting voor een belangrijk burgerrecht dat zelfs centraal staat in de democratische rechtsstaat. In het actuele publieke debat wordt deze fundamentele vrijheid soms vervangen door een pleidooi voor een nieuwe publieke moraal die de rechten van minderheden inperkt.
In dit artikel wordt het spanningsveld tussen uitingsvrijheid en godsdienstvrijheid geschetst. Mag je alles zeggen wat je wil? Bestaat er een recht op kwetsen? Het begon met het boek De Duivelsverzen van Salman Rushdie. Bijna twintig jaar later was er de affaire rond de Mohammed-cartoons in de Deense krant Jyllands Posten. Pim Fortuyn en Theo van Gogh wakkerden met gepeperde uitspraken en felle columns het debat aan. Bijna alle kwesties gingen over de verhouding tussen moslims en niet-moslims. De auteur maakt onderscheid tussen een juridische en een moraliteitsoptiek. Hij meent dat de morele grens daar wordt overschreden waar iemand met een artistieke, literaire of journalistieke uiting doelbewust de intentie heeft om anderen te kwetsen.