Dienst van SURF
© 2025 SURF
Introduction: Sensor-feedback systems can be used to support people after stroke during independent practice of gait. The main aim of the study was to describe the user-centred approach to (re)design the user interface of the sensor feedback system “Stappy” for people after stroke, and share the deliverables and key observations from this process. Methods: The user-centred approach was structured around four phases (the discovery, definition, development and delivery phase) which were fundamental to the design process. Fifteen participants with cognitive and/or physical limitations participated (10 women, 2/3 older than 65). Prototypes were evaluated in multiple test rounds, consisting of 2–7 individual test sessions. Results: Seven deliverables were created: a list of design requirements, a personae, a user flow, a low-, medium- and high-fidelity prototype and the character “Stappy”. The first six deliverables were necessary tools to design the user interface, whereas the character was a solution resulting from this design process. Key observations related to “readability and contrast of visual information”, “understanding and remembering information”, “physical limitations” were confirmed by and “empathy” was additionally derived from the design process. Conclusions: The study offers a structured methodology resulting in deliverables and key observations, which can be used to (re)design meaningful user interfaces for people after stroke. Additionally, the study provides a technique that may promote “empathy” through the creation of the character Stappy. The description may provide guidance for health care professionals, researchers or designers in future user interface design projects in which existing products are redesigned for people after stroke.
Purpose: The purposes of this study were, first, to (re)design the user-interface of the activity tracker known as the MOX with the help of input from elderly individuals living independently and, second, to assess the use of and experiences with the adapted Measure It Super Simple (MISS) activity tracker in daily life. Methods: The double diamond method, which was used to (re)design the user-interface, consists of four phases: discover, define, develop, and deliver. As a departure point, this study used a list of general design requirements that facilitate the development of technology for the elderly. Usage and experiences were assessed through interviews after elderly individuals had used the activity tracker for 2 weeks. Results: In co-creation with thirty-five elderly individuals (65 to 89-years-old) the design, feedback system, and application were further developed into a user-friendly interface: the Measure It Super Simple (MISS) activity. Twenty-eight elderly individuals (65 to 78-years-old) reported that they found the MISS activity easy to use, needed limited help when setting the tracker up, and required limited assistance when using it during their daily lives. Conclusions: This study offers a generic structured methodology and a list of design requirements to adapt the interface of an existing activity tracker consistent with the skills and needs of the elderly. The MISS activity seemed to be successfully (re)designed, like the elderly who participated in this pilot study reported that anyone should be able to use it.
Purpose: The aims of this study were to investigate how a variety of research methods is commonly employed to study technology and practitioner cognition. User-interface issues with infusion pumps were selected as a case because of its relevance to patient safety. Methods: Starting from a Cognitive Systems Engineering perspective, we developed an Impact Flow Diagram showing the relationship of computer technology, cognition, practitioner behavior, and system failure in the area of medical infusion devices. We subsequently conducted a systematic literature review on user-interface issues with infusion pumps, categorized the studies in terms of methods employed, and noted the usability problems found with particular methods. Next, we assigned usability problems and related methods to the levels in the Impact Flow Diagram. Results: Most study methods used to find user interface issues with infusion pumps focused on observable behavior rather than on how artifacts shape cognition and collaboration. A concerted and theorydriven application of these methods when testing infusion pumps is lacking in the literature. Detailed analysis of one case study provided an illustration of how to apply the Impact Flow Diagram, as well as how the scope of analysis may be broadened to include organizational and regulatory factors. Conclusion: Research methods to uncover use problems with technology may be used in many ways, with many different foci. We advocate the adoption of an Impact Flow Diagram perspective rather than merely focusing on usability issues in isolation. Truly advancing patient safety requires the systematic adoption of a systems perspective viewing people and technology as an ensemble, also in the design of medical device technology.
Massafabricage in de (MKB) maakindustrie is aan het veranderen in flexibele fabricage en assemblage van kleine series, klantspecifieke onderdelen en eindproducten. Hiervoor zijn nieuwe systemen voor het MKB nodig, waarin robots en mensen samen kunnen werken en die zich snel kunnen aanpassen aan nieuwe productieomstandigheden met lage opstartkosten. De ambitie van het project ?(G)een Moer Aan!? is om het herconfigureren van een robotsysteem voor een nieuwe taak in een productieomgeving net zo eenvoudig en snel te maken als het gebruik van een smartphone. Zo?n benadering biedt kansen om de skills van de operator te benutten. De operator kent immers zijn processen en de robot wordt zijn hulpje. Op vraag van betrokken mkb partners is de focus gelegd op een repeterende productiehandeling die in veel sectoren voorkomt en die relatief veel arbeidstijd kost: het indraaien van moeren en bouten in een object. De centrale onderzoeksvraag van het project luidt: Hoe kan een operator een robot eenvoudig, snel en veilig inleren om assemblage handelingen te verrichten voor het snel en robuust verbinden van bouten, moeren en ringen met objecten? Resultaat van dit praktijkgerichte onderzoeksproject is een algemeen bruikbare en gevalideerde ontwerpmethodiek voor de opzet van een gebruiksvriendelijke user interface van een boutmontagerobot op de werkvloer. Door slim gebruik van geïntegreerde inzet van CAD productinformatie, vision technologie en compliant (meegaand) gripping en placing wordt de robot zo veel als mogelijk vooraf automatisch geconfigureerd. Het projectconsortium dat het onderzoek gaat uitvoeren bestaat uit: " 13 bedrijven (12 mkb) actief als toeleverancier, system integrator of gebruiker op het terrein van industriële robotica (Yaskawa, ABB, Smart Robotics, Hupico, Festo, CSi, Demcon, Heemskerk Innovate, WWA, Van Schijndel Metaal, Van Beek, Tegema en Zest Innovate); " Hogescholen Fontys (penvoerder), Avans, Utrecht en NHL; " Kennisinstellingen TNO en DIFFER; " Coöperaties Brainport Industries, FEDA en Koninklijke Metaalunie; " De gemeente Eindhoven is betrokken als partner in de klankbordgroep. De gemeente ondersteunt het belang van dit project voor behoud en verbetering van arbeidsplaatsen in de maakindustrie. Er zullen circa 20 (docent)onderzoekers van de hogescholen en ongeveer 80 studenten betrokken worden bij dit project, die in de vorm van stages en afstudeeronderzoeken werken aan interessante vraagstukken direct afkomstig uit de beroepspraktijk. Naast genoemde meerwaarde voor het bedrijfsleven beoogt het project een verdere verankering van kennis en kunde in onderwijs en lectoraten en een vergroting van de kwaliteit van docenten en afstudeerders.
De maatschappelijke discussies over de invloed van AI op ons leven tieren welig. De terugkerende vraag is of AI-toepassingen – en dan vooral recommendersystemen – een dreiging of een redding zijn. De impact van het kiezen van een film voor vanavond, met behulp van Netflix' recommendersysteem, is nog beperkt. De impact van datingsites, navigatiesystemen en sociale media – allemaal systemen die met algoritmes informatie filteren of keuzes aanraden – is al groter. De impact van recommendersystemen in bijvoorbeeld de zorg, bij werving en selectie, fraudedetectie, en beoordelingen van hypotheekaanvragen is enorm, zowel op individueel als op maatschappelijk niveau. Het is daarom urgent dat juist recommendersystemen volgens de waarden van Responsible AI ontworpen worden: veilig, eerlijk, betrouwbaar, inclusief, transparant en controleerbaar.Om op een goede manier Responsible AI te ontwerpen moeten technische, contextuele én interactievraagstukken worden opgelost. Op het technische en maatschappelijke niveau is al veel vooruitgang geboekt, respectievelijk door onderzoek naar algoritmen die waarden als inclusiviteit in hun berekening meenemen, en door de ontwikkeling van wettelijke kaders. Over implementatie op interactieniveau bestaat daarentegen nog weinig concrete kennis. Bekend is dat gebruikers die interactiemogelijkheden hebben om een algoritme bij te sturen of aan te vullen, meer transparantie en betrouwbaarheid ervaren. Echter, slecht ontworpen interactiemogelijkheden, of een mismatch tussen interactie en context kosten juist tijd, veroorzaken mentale overbelasting, frustratie, en een gevoel van incompetentie. Ze verhullen eerder dan dat ze tot transparantie leiden.Het ontbreekt ontwerpers van interfaces (UX/UI designers) aan systematische concrete kennis over deze interactiemogelijkheden, hun toepasbaarheid, en de ethische grenzen. Dat beperkt hun mogelijkheid om op interactieniveau aan Responsible AI bij te dragen. Ze willen daarom graag een pattern library van interactiemogelijkheden, geannoteerd met onderzoek over de werking en inzetbaarheid. Dit bestaat nu niet en met dit project willen we een substantiële bijdrage leveren aan de ontwikkeling ervan.
Client: Foundation Innovation Alliance (SIA - Stichting Innovatie Alliantie) with funding from the ministry of Education, Culture and Science (OCW) Funder: RAAK (Regional Attention and Action for Knowledge circulation) The RAAK scheme is managed by the Foundation Innovation Alliance (SIA - Stichting Innovatie Alliantie) with funding from the ministry of Education, Culture and Science (OCW). Early 2013 the Centre for Sustainable Tourism and Transport started work on the RAAK-MKB project ‘Carbon management for tour operators’ (CARMATOP). Besides NHTV, eleven Dutch SME tour operators, ANVR, HZ University of Applied Sciences, Climate Neutral Group and ECEAT initially joined this 2-year project. The consortium was later extended with IT-partner iBuildings and five more tour operators. The project goal of CARMATOP was to develop and test new knowledge about the measurement of tour package carbon footprints and translate this into a simple application which allows tour operators to integrate carbon management into their daily operations. By doing this Dutch tour operators are international frontrunners.Why address the carbon footprint of tour packages?Global tourism contribution to man-made CO2 emissions is around 5%, and all scenarios point towards rapid growth of tourism emissions, whereas a reverse development is required in order to prevent climate change exceeding ‘acceptable’ boundaries. Tour packages have a high long-haul and aviation content, and the increase of this type of travel is a major factor in tourism emission growth. Dutch tour operators recognise their responsibility, and feel the need to engage in carbon management.What is Carbon management?Carbon management is the strategic management of emissions in one’s business. This is becoming more important for businesses, also in tourism, because of several economical, societal and political developments. For tour operators some of the most important factors asking for action are increasing energy costs, international aviation policy, pressure from society to become greener, increasing demand for green trips, and the wish to obtain a green image and become a frontrunner among consumers and colleagues in doing so.NetworkProject management was in the hands of the Centre for Sustainable Tourism and Transport (CSTT) of NHTV Breda University of Applied Sciences. CSTT has 10 years’ experience in measuring tourism emissions and developing strategies to mitigate emissions, and enjoys an international reputation in this field. The ICT Associate Professorship of HZ University of Applied Sciences has longstanding expertise in linking varying databases of different organisations. Its key role in CARMATOP was to create the semantic wiki for the carbon calculator, which links touroperator input with all necessary databases on carbon emissions. Web developer ibuildings created the Graphical User Interface; the front end of the semantic wiki. ANVR, the Dutch Association of Travel Agents and Tour operators, represents 180 tour operators and 1500 retail agencies in the Netherlands, and requires all its members to meet a minimum of sustainable practices through a number of criteria. ANVR’s role was in dissemination, networking and ensuring CARMATOP products will last. Climate Neutral Group’s experience with sustainable entrepreneurship and knowledge about carbon footprint (mitigation), and ECEAT’s broad sustainable tourism network, provided further essential inputs for CARMATOP. Finally, most of the eleven tour operators are sustainable tourism frontrunners in the Netherlands, and are the driving forces behind this project.