Dienst van SURF
© 2025 SURF
Interview door Margaret Chotkowski en Jeanette van der Does, onderzoekers bij de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De Inspectie SZW is momenteel bezig met een verkenning naar de problematiek van psychosociale arbeidsbelasting (PSA) bij werkende mantelzorgers en de rol van werkgevers. Wat (kunnen) zij doen aan de preventie van de problemen door PSA bij deze groep werknemers? Bij PSA gaat het om werkdruk en ongewenste omgangsvormen zoals (seksuele)intimidatie, pesten en discriminatie, zowel door de collega’s en leidinggevende als door bijvoorbeeld klanten.Het lectoraag Gezondheid en Bewegen voert binnen het Topfit project onderzoek uit naar werkende mantelzorgers.
MULTIFILE
Psoriasis (Pso) is a chronic inflammatory skin disease, and up to 30% of Pso patients develop psoriatic arthritis (PsA), which can lead to irreversible joint damage. Early detection of PsA in Pso patients is crucial for timely treatment but difficult for dermatologists to implement. We, therefore, aimed to find disease-specific immune profiles, discriminating Pso from PsA patients, possibly facilitating the correct identification of Pso patients in need of referral to a rheumatology clinic. The phenotypes of peripheral blood immune cells of consecutive Pso and PsA patients were analyzed, and disease-specific immune profiles were identified via a machine learning approach. This approach resulted in a random forest classification model capable of distinguishing PsA from Pso (mean AUC = 0.95). Key PsA-classifying cell subsets selected included increased proportions ofdifferentiated CD4+CD196+CD183-CD194+ and CD4+CD196-CD183-CD194+ T-cells and reduced proportions of CD196+ and CD197+ monocytes, memory CD4+ and CD8+ T-cell subsets and CD4+ regulatory T-cells. Within PsA, joint scores showed an association with memory CD8+CD45RACD197- effector T-cells and CD197+ monocytes. To conclude, through the integration of in-depth flow cytometry and machine learning, we identified an immune cell profile discriminating PsA from Pso. This immune profile may aid in timely diagnosing PsA in Pso.
MULTIFILE
Kinderen met een autismespectrumstoornis (ASS) komen te vaak in de problemen in het onderwijs, waarbij een deel van de kinderen zelfs uit het onderwijs valt. Dit heeft mogelijkerwijs te maken met twee duidelijke knelpunten van het beleid van passend onderwijs. Ten eerste is passend onderwijs nog te veel een bestuurlijk construct en nauwelijks op het handelingsniveau van professionals gericht. Ten tweede vormen de grenzen van onderwijs en de jeugdhulpverlening nog te veel een belemmering om met vereende kracht leerlingen op maat te ondersteunen. Het op maat ondersteunen vraagt om een versteviging van vaardigheden van leerkrachten en jeugdhulpverleners om het welbevinden en leergedrag van ASS-leerlingen te stimuleren. Daarbij kunnen professionals elkaars expertise beter benutten om op deze manier samen in de klas op een talentgerichte wijze het welbevinden en leergedrag van leerlingen met ASS te ondersteunen. Het doel van deze aanvraag is het ontwikkelen van een bruikbaar prototype van een professionaliseringsaanbod voor leerkrachten en jeugdhulpverleners dat de vaardigheden die deze professionals in de klas nodig hebben versterkt, zodat leerlingen met ASS op een passende wijze ondersteund worden in hun leergedrag en welbevinden. Het consortium –bestaande uit leerkrachten uit het (speciaal) primair onderwijs, jeugdhulpverleners, gedragsdeskundigen – managers en onderzoekers, brengt via een ontwerponderzoek de behoeftes en benodigde vaardigheden in kaart en ontwikkelt ontwerpprincipes en een concept professionaliseringsaanbod. Dit concept is de basis van een professionaliseringsaanbod waarmee een bredere groep leerkrachten en jeugdhulpverleners tools krijgt om leerlingen met ASS effectief te ondersteunen. Het doel van deze aanvraag is in lijn met het landelijk beleid rondom passend onderwijs en de nationale wetenschapsagenda bij het thema ‘Jeugd in ontwikkeling, opvoeding en onderwijs’. Verbetering van het handelen van leerkrachten en jeugdhulpverleners in een integrale aanpak zorgt voor betere schoolresultaten, minder schooluitval en een betere communicatie tussen leerkrachten en hulpverleners en draagt bij aan een inclusieve maatschappij.
Onze straten zijn in transitie: Verdichting door de bouw van 1 miljoen nieuwe woningen in de bestaande stad; de versnippering van nieuwe vormen van (deel)mobiliteit; vergroening; installaties en objecten voor energietransitie; de introductie van biobased en circulaire materialen; de verschraling van het winkelaanbod; de introductie van heel nieuwe typen woonmilieus. Allemaal werkt door in de straatruimte; de gedeelde publieke ruimte tussen de gebouwen die cruciaal is voor de leefkwaliteit en well-being van inwoners. Het maken van de straatruimte vindt gefragmenteerd en geleidelijk plaats. Met de bouw van 1 miljoen nieuwe woningen de komende tien jaar is de impact echter nauwelijks te overschatten. Gemeentelijke overheden bepalen de kaders en stellen de regels, maar de daadwerkelijke keuzes en uitwerkingen worden door ontwerpbureaus gemaakt. Deze MKB-ers twijfelen of de gangbare opwerpoplossingen inderdaad de well-being versterken. Zij hebben urgente behoefte aan meer evidence based kennis hierover, vernieuwde ontwerpoplossingen en kennisdeling. Met deze mkb-vraag gaat dit onderzoek aan de slag. Dit onderzoeksvoorstel richt zich op de straatruimte op ooghoogte, de nieuwe verdichtingslocaties, drie gebruikersgroepen (bewoners, passanten, bezoekers) en de impact op well-being van de huidige ontwerpoplossingen, mede in relatie tot nieuwe vereisten vanuit personenmobiliteit en vergroening. Hiertoe hebben we een consortium samengesteld van architectuur, stedenbouw, landschapsarchitectuurbureaus, brancheorganisaties en een reflectiegroep van ruimtelijk opdrachtgevers en interdisciplinaire internationale academici. We bouwen voort op ons exploratieve onderzoek Sensing Streetscapes en de daarin geteste nieuwe technologieën (artificial intelligence en eye-tracking-technologie uit de neurologie) en zetten die in om de impact van ontwerpoplossingen op de well-being van gebruikers van de straatruimte te meten – en tussentijdse resultaten in te zetten om een cultuur van reflectie en innovatie in de praktijk van de ruimtelijke ordening aan te jagen.
Het klimaat verandert. Het wordt natter, heter en droger. Nederland moet zich aanpassen aan het veranderende klimaat. Daarom hebben de gemeenten de uitdaging om vanaf 2020 ervoor te zorgen dat een (her)inrichting van een straat of wijk klimaatbestendig is. Voor wateroverlast en waterveiligheid weten we ongeveer hoe dat moet (o.a. dankzij onderzoek aan de HvA). Wat betreft hitte is eigenlijk nog niet duidelijk wat er moet gebeuren. En dat is zorgelijk, want hitte kan grote problemen geven. Hitte kan leiden tot extra sterfte en zal bovendien de stad steeds vaker erg onaangenaam maken. Duidelijk is dat er aandacht nodig is op het sociale vlak (o.a. in de zorg), voor gebouwen (koele binnenruimtes) en voor de buitenruimte. Dit onderzoeksvoorstel richt zich op dat laatste. Over het hittebestendig inrichten van de buitenruimte ontbreekt nog veel kennis. Stedenbouwkundigen, landschapsarchitecten, projectontwikkelaars en water-managers bij gemeenten weten namelijk niet welke eisen ze moeten stellen aan nieuwe hittebestendige ontwerpen van de stad, van wijken en van straten. Ze weten niet wat de gewenste hittebestendige eindsituatie van een ontwerp is en welke maatregelen nodig zijn om een hittebestendig ontwerp te realiseren. Kortom, de hitteopgave is nog onvoldoende gekend. Daarom hebben we een consortium gevormd, bestaande uit professionals werkzaam bij gemeenten die met dit vraagstuk bezig zijn, enkele kennisinstellingen en twee hogescholen. De opgave is de professionals handvatten te geven om per locatie en situatie de hitteopgave te kunnen duiden en om te komen tot concrete ontwerpeisen en ontwerpen. Daartoe is ook beter inzicht in het verkoelende effect van hittebeperkende maatregelen nodig (bijvoorbeeld van een bomenrij, een groene gevel, of lichtgekleurd asfalt). Het consortium ontwikkelt hulpmiddelen, zoals hittekwetsbaarheidskaarten, om de hitteopgave te kunnen duiden, onderzoekt het effect van maatregelen en stelt ontwerpregels voor hittebestendige inrichtingen op. De ontwikkelde kennis toetsen we in de praktijk. In twee ronden van ontwerpend onderzoek komen we tot een set van bruikbare hulpmiddelen, inzichten in de effectiviteit van hittebestendige maatregelen en geaccepteerde ontwerprichtlijnen. Hiermee kunnen de professionals werkzaam bij gemeenten beoordelen of een ontwerp hittebestendig is.