Dienst van SURF
© 2025 SURF
Little is known about the effects of different instructional approaches on learner affect in oral interaction in the foreign language classroom. In a randomized experiment with Dutch pre-vocational learners (N = 147), we evaluated the effects of 3 newly developed instructional programs for English as a foreign language (EFL). These programs differed in instructional focus (form-focused vs. interaction strategies- oriented) and type of task (pre-scripted language tasks vs. information gap tasks). Multilevel analyses revealed that learners’ enjoyment of EFL oral interaction was not affected by instruction, that willingness to communicate (WTC) decreased over time, and that self-confidence was positively affected by combining information gap tasks with interactional strategies instruction. In addition, regression analyses revealed that development in learners’ WTC and enjoyment did not have predictive value for achievement in EFL oral interaction, but that development in self-confidence did explain achievement in EFL oral interaction in trained interactional contexts.
Course materials play a vital role in the foreign language classroom. Relatively little attention has been paid, however, to analyzing the activities that foster oral interactional ability in EFL course materials. For the purpose of this study, a coding scheme was designed that focuses specifically on the development of interactional ability. This was used to analyse the three most commonly used EFL course books for pre-vocational learners in The Netherlands. The analysis revealed that course books focus more on developing language knowledge than on developing the ability to use this knowledge in interaction, that interactional strategies practice is missing, and that interactional practice is limited to the personal and public context. We conclude that EFL course books lag behind current SLA theories in the practical application of activities focused on developing interactional ability. Recommendations to strengthen the link between theory and practice are made.
Even learners with good language ability do not automatically engage in interactional encounters in the foreign language. Affective factors, such as speakers’ willingness to communicate (WTC), self-confidence and enjoyment of oral interaction play an important role in this (e.g. Dewaele & MacIntyre, 2014; MacIntyre, 2002). Little is known, however, about the effects of different instructional approaches on learner affect in oral interaction in the foreign language classroom. In a randomized experiment with Dutch pre-vocational learners (N = 147), we evaluated the effects of three newly developed instructional programmes for English as a foreign language (EFL). These programmes differed in instructional focus (form-focused vs interaction strategies-oriented) and type of task (pre-scripted language tasks vs information gap tasks). Multilevel repeated measures analyses revealed that learners’ enjoyment of EFL oral interaction was not affected by instruction, that WTC decreased over time, and that self-confidence was positively affected by combining information gap tasks with interactional strategies instruction. In addition, regression analyses revealed that development in learners’ WTC and enjoyment did not have predictive value for task achievement in EFL oral interaction, but that development in self-confidence did explain task achievement in trained interactional contexts. These results suggest that it is worthwhile for practitioners to address the development of self-confidence in their language lessons, and that they could do so my combining the use of information gap tasks with interactional strategy instruction that includes compensation-and meaning negotiation strategies.
De alliantie tussen professionals en cliënten in de jeugdzorg is een krachtige algemeen werkzame factor in de hulp aan kinderen en ouders met opvoedproblemen. De alliantie tussen professionals en cliënten bestaat uit de persoonlijke klik, overeenstemming over de doelen waaraan gewerkt wordt en de wijze waarop er samengewerkt wordt aan die doelen. Een positieve alliantie in een vroeg stadium van het hulpverleningstraject is een betrouwbare voorspeller van een positieve uitkomst. Het vroegtijdig zicht krijgen op de kwaliteit van de alliantie geeft de mogelijkheid om breuken en deuken in beeld te brengen en vroegtijdig bespreekbaar te maken en te herstellen. Het ritueel om de alliantie bespreekbaar te maken wordt in de praktijk nog weinig gestalte gegeven. Het vergt van professionals een scherp observatievermogen, goede reflectievaardigheden en de nodige creativiteit om het ritueel in het primair proces te passen. Met de te ontwikkelen experimentele leerlijn waar deze aanvraag op ingaat willen werkveldpartners inzetten op het aanleren van deze vaardigheden.
Leerkrachten in Friese basisscholen zoeken naar goede strategieën om meertaligheid te erkennen en effectief in te zetten. Waar het onderwijs tot nu toe twee- en drietalig was (Fries, Nederlands en Engels), hebben leerkrachten nu in toenemende mate te maken met anderstalige migrantenleerlingen. Leerkrachten willen met deze strategieën antwoorden vinden op twee problemen. Ten eerste ervaren ze problemen in de omgang met migrantentalen: ze geven aan dat ze migrantentalen niet willen negeren, maar waarderen en gebruiken vinden ze moeilijk. Ten tweede willen leerkrachten de kwaliteit van het twee- of drietalige basisonderwijs waarin sprake is van taalscheiding, verbeteren. Er wordt per dag of in het Fries, of in het Nederlands of in het Engels onderwezen en geleerd. Men verwacht dat het verbinden van talen hogere resultaten opbrengt. Dit wordt ondersteund door wetenschappelijk onderzoek. Vierentwintig leerkrachten op twaalf basisscholen willen een innovatieve aanpak voor meertalig onderwijs ontwikkelen, die zowel een kader biedt voor de waardering en het gebruik van migrantentalen, als voor een samenhangend gebruik van het Nederlands, het Fries en het Engels in de scholen. Dat geheel vormt de basis van het project Meer kansen Met Meertaligheid (3M). Wetenschappelijk onderzoek levert gevalideerde benaderingen op die moeten worden uitgebreid, gecombineerd en toegesneden op de eigen schoolsituatie om voor de leerkrachten van nut te kunnen zijn. Het 3M-project richt zich op het samen ontwikkelen (d.m.v. ontwikkelingsonderzoek), uitproberen en evalueren van een nieuwe aanpak en nieuwe didactische tools voor meertalig onderwijs (d.m.v. interventieonderzoek). Alle ontwikkelde tools worden in een digitale 3M-Toolbox ondergebracht, die beschikbaar gesteld zal worden aan alle scholen. In de derde plaats vindt een flankerend effect-onderzoek naar (taal)attitudes plaats. In dit project beoogt het consortium een innovatieve kwaliteitsimpuls aan het meertalig basisonderwijs te geven, niet alleen in Fryslân, maar in heel Nederland.
Students in Higher Music Education (HME) are not facilitated to develop both their artistic and academic musical competences. Conservatoires (professional education, or ‘HBO’) traditionally foster the development of musical craftsmanship, while university musicology departments (academic education, or ‘WO’) promote broader perspectives on music’s place in society. All the while, music professionals are increasingly required to combine musical and scholarly knowledge. Indeed, musicianship is more than performance, and musicology more than reflection—a robust musical practice requires people who are versed in both domains. It’s time our education mirrors this blended profession. This proposal entails collaborative projects between a conservatory and a university in two cities where musical performance and musicology equally thrive: Amsterdam (Conservatory and University of Amsterdam) and Utrecht (HKU Utrechts Conservatorium and Utrecht University). Each project will pilot a joint program of study, combining existing modules with newly developed ones. The feasibility of joint degrees will be explored: a combined bachelor’s degree in Amsterdam; and a combined master’s degree in Utrecht. The full innovation process will be translated to a transferable infrastructural model. For 125 students it will fuse praxis-based musical knowledge and skills, practice-led research and academic training. Beyond this, the partners will also use the Comenius funds as a springboard for collaboration between the two cities to enrich their respective BA and MA programs. In the end, the programme will diversify the educational possibilities for students of music in the Netherlands, and thereby increase their professional opportunities in today’s job market.