Dienst van SURF
© 2025 SURF
De opleiding Life Sciences & Chemistry in het domein AFL wil aansluiten bij ontwikkelingen in het werkveld en didactisch vernieuwen, gericht op de activering van studenten. Hierbij wordt van een beredeneerde inzet van video veel verwacht, vooral bij de curriculumonderdelen die studenten als lastig ervaren. De onderwijseenheid ‘Basischemie’ (blok 1, jaar 1) wordt gezien als een ‘struikelvak’. Een focusgroep met studenten maakte duidelijk dat niet alleen de stof, maar vooral ook de werkwijze in het hbo verschilt van die in de havo. Daarom is besloten tot een herontwerp van de didactiek. Doel van het onderzoek is samen met de betrokken pionier en docent die dit onderwijsonderdeel verzorgt, een uitwerking met inzet van video’s te genereren en te testen, waarbij de video’s aansluiten bij de hoorcolleges, opdat het ontwerp leidt tot actieve betrokkenheid van studenten bij het onderwijs en een beter begrip van de leerstof. Studenten vinden het logisch om voorafgaand aan een hoorcollege de video’s te bekijken en zijn positief over de gecombineerde aanpak van video’s en hoorcolleges. Het ontwerp heeft het ervaren probleem opgelost: de voorkennis is voorafgaand aan het hoorcollege geactiveerd, de oriëntatie op het hoorcollege vond plaats, en het tijd- en plaatsonafhankelijk leren is versterkt. De docent had in het hoorcollege meer tijd over voor extra verwerkingsopdrachten.
The aim of this study is to examine the effectiveness of collaborative learning with hints and peer tutoring with hints, and individual learning with hints in chemistry laboratory education in a secondary school. A total of 96 eleventh graders participated in this study. The study has a randomized pre‐test and post‐test design with a delayed post‐test. During the four‐week intervention, students were required to carry out eight lab tasks in total. The students filled in a 17‐item self‐assessment of learning gain questionnaire on the last day. Analyses of students’ learning achievements showed that students in both the collaborative learning and peer tutoring situations outperformed those learning individually with hints. The delayed post‐test, which was administered three months later, revealed that students who had been in the peer tutoring situation outscored those in the collaborative learning situation. Student self‐assessment questionnaires on learning gain provided further details in this regard.
In het werkveld van Life Sciences & Chemistry heeft Innovative testing te maken met het testen van stoffen op hun werking en veiligheid. Met stoffen wordt hier bedoeld alle mogelijke chemicaliën waar aan we blootgesteld worden, zoals chemicaliën in onze leef- en werkomgeving, medicijnen (inclusief biologicals), maar ook stoffen in de voeding (inclusief voedselbestanddelen en natuurlijke stoffen). Mijn les zal echter voornamelijk gaan over de laatste twee categorieën, medicijnen en stoffen in de voeding. Ik wil in mijn openbare les eerst uiteenzetten waarom het zo belangrijk is om vast te stellen wat de werking en veiligheid van stoffen is. Vervolgens wil ik beschrijven welke innovaties op dit moment al plaatsvinden, in de toxicologie en de farmacologie. Dit wil ik doen om aan te geven waar de parallellen en mogelijkheden voor synergie liggen. Daarna zal ik aan de hand van een aantal voorbeelden aangeven tegen welke grenzen men zoal aanloopt bij het testen van werking en veiligheid van stoffen, om daarbij ook aan te geven dat er duidelijk aanwijzingen zijn voor het vervagen van grenzen tussen farmacologie en toxicologie. Tot slot zal ik aangeven welke rol het Kenniscentrum Life Sciences & Chemistry van Hogeschool Utrecht op het gebied van onderzoek én onderwijs in het werkveld van Innovative testing in Life Sciences & Chemistry wil gaan spelen.
Aanleiding: De belangstelling voor gezonde en veilige voeding is groot. Bij de gezondheidseffecten van voeding spelen de darmen een cruciale rol. Verschillende soorten bedrijven hebben behoefte aan natuurgetrouwe testmodellen om de effecten van voeding op de darmen te bestuderen. Ze zijn vooral op zoek naar modellen waarvan de uitkomsten direct vertaalbaar zijn naar het doelorganisme (de mens of bijvoorbeeld het varken) en die niet gebruikmaken van kostbare en maatschappelijke beladen dierproeven. Doelstelling Het project 2-REAL-GUTS heeft als doel om twee innovatieve dierproefvrije darmmodellen geschikt te maken voor onderzoek naar voedingsconcepten en -ingrediënten. De twee darmmodellen die worden toegepast zijn darmorganoïden, minidarmorgaantjes bestaande uit stamcellen, en darmexplants bestaande uit hele stukjes darm verkregen uit relevante organismen. Beide modellen hebben potentieel heel uitgebreide toepassingsmogelijkheden en hebben ook grote voordelen ten opzichte van de huidige veelgebruikte cellijnen, omdat ze meerdere in de darm aanwezige celtypen bevatten en uit verschillende specifieke darmregio's te verkrijgen zijn. Gezamenlijk gaan de partners werken aan: 1) het aanpassen van de kweekomstandigheden zodat darmmodellen geschikt worden om de vragen van partners te beantwoorden; 2) het vaststellen van de toepassingsmogelijkheden van de darmmodellen door verschillende stoffen en producten te testen. Beoogde resultaten Kennisconferenties, publicaties en exploitatie van de modellen zullen zorgen voor het verspreiden van de opgedane kennis. Omdat het project gebruikmaakt van moderne, op de toekomst gerichte laboratoriumtechnieken (kweekmethoden met stamcellen en vitaal weefsel, moleculaire analyses en microscopie), leent het zich uitstekend om geïmplementeerd te worden in het hbo-onderwijs. Als spin-off zal het project dan ook voorzien in een specifieke, voor Nederland unieke hbo-minor op het gebied van stamcel- en aanverwante technologie (zoals organ-on-a-chiptechnologie).
The postdoc candidate, Giuliana Scuderi, will strengthen the connection between the research group Biobased Buildings (BB), (collaboration between Avans University of Applied Sciences and HZ University of Applied Sciences (HZ), and the Civil Engineering bachelor programme (CE) of HZ. The proposed research aims at deepening the knowledge about the mechanical properties of biobased materials for the application in the structural and infrastructural sectors. The research is relevant for the professional field, which is looking for safe and sustainable alternatives to traditional building materials (such as lignin asphalt, biobased panels for bridge constructions, etc.). The study of the mechanical behaviour of traditional materials (such as concrete and steel) is already part of the CE curriculum, but the ambition of this postdoc is that also BB principles are applied and visible. Therefore, from the first year of the programme, the postdoc will develop a biobased material science line and will facilitate applied research experiences for students, in collaboration with engineering and architectural companies, material producers and governmental bodies. Consequently, a new generation of environmentally sensitive civil engineers could be trained, as the labour market requires. The subject is broad and relevant for the future of our built environment, with possible connections with other fields of study, such as Architecture, Engineering, Economics and Chemistry. The project is also relevant for the National Science Agenda (NWA), being a crossover between the routes “Materialen – Made in Holland” and “Circulaire economie en grondstoffenefficiëntie”. The final products will be ready-to-use guidelines for the applications of biobased materials, a portfolio of applications and examples, and a new continuous learning line about biobased material science within the CE curriculum. The postdoc will be mentored and supervised by the Lector of the research group and by the study programme coordinator. The personnel policy and job function series of HZ facilitates the development opportunity.