Service of SURF
© 2025 SURF
BACKGROUND Seclusion is an intervention widely used in Dutch mental health care. The intervention can be effective in acute situations to avert (further) aggression or self-harm. However, seclusion is also a controversial intervention that may not have any positive effect with regard to symptom improvement. In general patients report negative effects after being secluded e.g. anxiety and having had a traumatic experience.The main reason for seclusion is not manageable aggressive behaviour of a patient. Earlier studies reported several risk factors that may contribute to seclusion, regarding patients’ characteristics, but also with regard to staff characteristics, working protocols and unit characteristics. Because of unequivocally results there is the need for a longitudinal prospective study to examine staff- and unit determinants in association with seclusion.AIMS The objective of this study is to determine which nursing staff and unit characteristics are associated with seclusion following aggression in hospitalized adult psychiatric patients. We hope to create a predictive model to estimate the risk of seclusion on an acute psychiatric ward.METHODS We will conduct a prospective observational study on a closed psychiatric ward of an academic hospital. Patients are aged 18 – 65 years and are admitted when their psychiatric condition leads to an immediate threat to the patient themselves or their surroundings.All nurses on the ward are all qualified nurses and registered in the Dutch registration of healthcare professionals. They are trained every six months in techniques of verbal de-escalation and safe physical restraint. For both nurses and the patients baseline characteristics are monitored. Every shift (day, evening, night) data are gathered on the patients, nurses and unit. Data are retrieved from the electronic patient chart, including information of the Brøset Violence Checklist. Furthermore, the exchange of information among nurses is measured using the Grid instrument. Data will be analysed using multilevel regression analysis. Data will be collected for a period of 2 years, which started January 2013.RESULTS The primary endpoint in our study is the incidence of seclusion. As a secondary endpoint, the duration of the seclusion is measured. These endpoints are measured using the Argus registration system and will be linked to predictors of seclusion, with special focus on the nursing staff- and unit determinants.
LINK
Welke rol heeft de kinderfysio- en kinderoefentherapeut bij de gezonde(motorische) ontwikkeling van kinderen in het primair onderwijs?
Het landelijke opleidingsprofiel Bachelor of Nursing 2030 (BN2030) geeft in hoofdlijnen weer wat een afgestudeerde bachelor verpleegkundige (hbo-v’er) moet kennen en kunnen. BN2030 biedt een overzicht van de landelijk vastgestelde competenties van de bacheloropleiding Verpleegkunde. Het opleidingsprofiel is daarmee de basis voor de opleiding tot bachelor verpleegkundige: de verpleegkundige opgeleid op niveau 6 van het Nederlands kwalificatieraamwerk (NLQF 6). Het opleidingsprofiel BN2030 is opgeleverd in oktober 2023. In dit TvZ-dossier over BN2030 belicht de schrijfgroep BN2030 belangrijke wijzigingen in het opleidingsprofiel. Ze beschrijven eerst de verandering in de benaming van de CanMEDS-rollen. Daarna worden de drie belangrijkste aanpassingen in het opleidingsprofiel toegelicht aan de hand van drie thema’s: leiderschap, probleemoplossend vermogen en preventie. Hierna wordt kort beschreven welke gevolgen dit heeft voor de CanMEDS-rollen met de bijbehorende competenties.
Zorg voor mensen met autisme is vaak zeer complex. De begeleiding en behandeling van een aanzienlijk deel van deze mensen verloopt over verschillende echelons en maakt levensloopbenadering binnen netwerkzorg noodzakelijk. Nog te vaak is er sprake van stagnatie van behandeling en begeleiding, omdat er te weinig aansluiting werd gevonden bij de actuele leefwereld van de persoon met autisme. De hoogspecialistische zorg wordt hier veelvuldig mee geconfronteerd. Vooral bij de hbo-professionals in de hoogspecialistische zorg (sociotherapeuten, maatschappelijk werkers, verpleegkundigen) is er daarom een grote behoefte aan een wetenschappelijk onderbouwde werkwijze om vanuit de belevingswereld van de persoon met autisme te kunnen werken. Een dergelijke werkwijze zou de handelingsbekwaamheid beduidend vergroten door o.a. het niet-normatief bespreken van moeilijkheden bij het functioneren in de maatschappij en het samen zoeken naar oplossingen en toekomstperspectief. De persoon met autisme zal door beter begrip van zijn belevingswereld bovendien meer gemotiveerd zijn voor het volgen van de behandel- en trainingsprogramma’s, en daarmee het behandelresultaat verbeteren. Vanuit hun expertise is het juist aan hoogspecialistische centra om deze werkwijze te ontwikkelen, in samenspraak met hun netwerkpartners. Met de methodieken Appreciative Inquiry en Realistische Impact Evaluatie ontwikkelt het lectoraat Volwaardig Leven met Autisme samen met drie hoogspecialistische instellingen voor autisme (Leo Kannerhuis, Dimence, Karakter) en hun zorgnetwerken een werkwijze die is gebaseerd op de Enactive Mind (EM) theorie. De kern van het huidige project is gebaseerd op een alternatieve benadering van autisme, een benadering die de problematiek niet binnen de persoon met autisme legt maar tussen de persoon met autisme en zijn omgeving. Het beschouwt autisme als een interactiefenomeen. Centraal in het onderzoek staat de vraag welke procedures, methodieken en instrumenten de hbo-professionals daarbij kunnen ondersteunen, zodat de persoon met autisme na de behandeling beter functioneert in een voor hem betekenisvol en beter afgestemd (zorg)netwerk.
Eén van de centrale producten die het project ‘ICT en Domotica bij Transitieplanning voor mensen met autisme’ heeft opgeleverd is een transitieplan voor het begeleiden van jongeren met autisme naar meer zelfstandigheid op de domeinen wonen, leren en werken (van de Wijdeven, 2013; zie: http://www.han.nl/onderzoek/werkveld/onderwerpen/zelfredzamer-door-ict). Het transitieplan diende als basis voor de inzet van de ICT-middelen. De kernvisie was dat men ICT-middelen niet per betrokken organisatie moet inzetten, maar dat de ICT-middelen ondersteunend moeten zijn voor het persoonlijk plan van de jongeren met autisme. Vanuit deze visie is een methodiek ingezet waarmee de jongere met zijn/haar sociale netwerk tot een plan komt dat leidend zou moeten zijn voor de behandel- en ondersteuningsplannen van de betrokken organisaties: Person Driven Planning (PDP). Als uitvloeisel van dit plan is een aansluitende pilot uitgevoerd waarin de visie en methodiek van PDP succesvol is toegepast bij de doorstroom van jongeren van het behandelcentrum Dr. Leo Kannerhuis (LKH) naar het RIBW Arnhem en Veluwe Vallei. In een HAN-lectoraatonderzoek onder medewerkers die met deze nieuwe werkwijze aan de slag gingen kwamen een aantal aanbevelingen naar voren die de PDP-toepassing aanzienlijk zouden verbeteren. Een belangrijk knelpunt was dat medewerkers een aanspreekpunt miste voor de toepassing van de methodiek. Hierover volgde in het eindrapport van de pilot het volgende advies: Kennis en ervaring bundelen en concentreren in een Expertteam van “naturals en learners” uit de betrokken organisaties, met praktische en inhoudelijke ondersteuning van docenten, studenten en onderzoekers van de HAN binnen het concept van de Leerwerkplaats. Het Expertteam dient als vraagbaak en aanspreekpunt voor de medewerkers van LKH en RIBW. Het Expertteam monitort de ondersteunende instrumenten (GAS, ORS & SRS, Quli), ondersteunt medewerkers in het gebruik en ontwikkelt waar nodig. Het Expertteam heeft een trekkersrol vanuit eenzelfde visie op netwerkzorg, toegepast door alle medewerkers van beide organisaties. Het lectoraat Levensloopbegeleiding bij Autisme is betrokken, niet alleen vanuit onderwijsoogpunt, maar ook m.b.t. onderzoek en innovatie. Tevens wordt aanbevolen om de werkwijze uit te breiden naar 1) andere afdelingen binnen de jongerenlijn van het LKH, en 2) andere uitstroompartners van het LKH (zoals Siza, Plurijn, Zorgburo de Liemers, Woonzorgnet, School de Brouwerij, Kristallis school, gemeenten). Voordat dit mogelijk is moet het Expertteam daadwerkelijk worden geformeerd met medewerkers uit de organisaties en docenten, studenten en onderzoekers van de HAN. Er moet tot een gezamenlijke werkwijze van het Expertteam worden gekomen die wordt beschreven in een handleiding, die vervolgens kan worden toegepast bij toetreding van nieuwe netwerkpartners, of in contexten waarin ook met de PDP-methodiek in een zorgnetwerk wordt gewerkt (ook met andere doelgroepen).
Maatregelen om de zorg behapbaar en betaalbaar te houden, bieden kansen voor fysiotherapeuten en oefentherapeuten. Zij kunnen, als kleine zorgondernemers, in potentie een grote bijdrage leveren aan het behoud van functioneren van een groeiende groep zorgvragers. Bovendien kunnen zij dat dichtbij mensen thuis, precies waar het huidige beleid op focust. Toch staan zij voor een grote uitdaging: ze hebben moeite zich een strategische positie te verschaffen in het zorgnetwerk in de wijk, dat een steeds belangrijker plaats inneemt. Met een duidelijke positie, via marketingtechnieken te bereiken, kunnen ze hun waarde voor inwoners en wijkpartijen beter overbrengen, en worden ze beter gevonden in samenwerkingsrelaties. Voorgaand onderzoek (MOVES in de beweegzorg) heeft een praktische toolkit opgeleverd, waarmee beweegzorgprofessionals een weloverwogen keuze kunnen maken voor een positioneringsstrategie. Dit is een goede stap, maar niet voldoende. Beweegzorgprofessionals hebben te weinig kennis en vaardigheden om door te pakken en de gekozen positioneringsstrategie te implementeren. Dit onderzoeksproject ‘MOVE ON’ onderzoekt daarom: Hoe kunnen beweegzorgpraktijken hun implementatie-vermogen zodanig verbeteren dat dit resulteert in de verwezenlijking van een strategische positie in de wijk en zodoende hun merkwaarde wordt vergroot onder interne en externe stakeholders? Beweegzorgpraktijken, brancheorganisaties en drie lectoraten op het gebied van Beweegzorg en (Zorg)marketing gaan via een participatief actieonderzoek dit handelingsvraagstuk onderzoeken en streven duurzame verandering van de praktijk. De genoemde partijen krijgen gezamenlijk, via iteratieve cycli inzicht in de factoren van implementatie-vermogen, binnen de context van zorgMKB in de wijk. Er wordt een diagnose-instrument ontworpen om implementatie-vermogen in kaart te brengen. Interventies worden gezamenlijk ontworpen én uitgevoerd om lacunes in implementatie-vermogen te verhelpen en strategie-implementatie op gang te brengen. Het implementatie-vermogen, implementatieproces en de implementatie-uitkomst worden gemonitord. Gaandeweg ontstaat een ‘portfolio’ aan interventies die door de praktijk gedragen wordt. Valorisatie- en disseminatiebijeenkomsten bieden mogelijkheden tot het generaliseren van kennis naar andere (beweeg)zorgpraktijken.