Dit onderzoek is uitgevoerd, in opdracht van Gebiedscoöperatie Westerkwartier en het Lectoraat Duurzaam Financieel Management, om het huidige probleem dat boeren hebben binnen het Westerkwartier in kaart te brengen en inzicht te verschaffen in een mogelijk oplossing. De oplossing die in dit onderzoek is beschreven heeft betrekking op het verkorten van de huidige keten. De verkorte keten moet de volgende schakels bevatten: boeren, slachterij, slager en afnemers. In dit onderzoek zijn de schakels slachterij en slager uitgewerkt.Het probleem waarmee rundveehouders in het Westerkwartier mee te maken hebben, is dat ze te weinig concurrerend kunnen zijn en hierdoor te weinig verdienen aan hun runderen. Dit is met name te wijten aan de verandering binnen het voedselsysteem. Het doel is om een contract voor meerdere jaren tussen de aanbieder en de afnemer tot stand te brengen. Het is dus belangrijk dat er samenwerking ontstaat tussen de regionale schaal en het coöperatieve verband. Het is zeer belangrijk om de eisen en wensen wat betreft eindproducten van de afnemers (consumenten) in kaart te brengen. Immers, de vraag moet aansluiten bij het aanbod. In dit onderzoek is niet ingegaan op de eisen en wensen van afnemers in verband met tijdsnood. Echter, dit moet in een eventueel vervolgonderzoek aan de orde komen. Hiervoor zijn er voor betrokkenen in dit proces vragen opgesteld voor eventuele vervolgonderzoeken.
Dit onderzoek is uitgevoerd, in opdracht van Gebiedscoöperatie Westerkwartier en het Lectoraat Duurzaam Financieel Management, om het huidige probleem dat boeren hebben binnen het Westerkwartier in kaart te brengen en inzicht te verschaffen in een mogelijk oplossing. De oplossing die in dit onderzoek is beschreven heeft betrekking op het verkorten van de huidige keten. De verkorte keten moet de volgende schakels bevatten: boeren, slachterij, slager en afnemers. In dit onderzoek zijn de schakels slachterij en slager uitgewerkt.Het probleem waarmee rundveehouders in het Westerkwartier mee te maken hebben, is dat ze te weinig concurrerend kunnen zijn en hierdoor te weinig verdienen aan hun runderen. Dit is met name te wijten aan de verandering binnen het voedselsysteem. Het doel is om een contract voor meerdere jaren tussen de aanbieder en de afnemer tot stand te brengen. Het is dus belangrijk dat er samenwerking ontstaat tussen de regionale schaal en het coöperatieve verband. Het is zeer belangrijk om de eisen en wensen wat betreft eindproducten van de afnemers (consumenten) in kaart te brengen. Immers, de vraag moet aansluiten bij het aanbod. In dit onderzoek is niet ingegaan op de eisen en wensen van afnemers in verband met tijdsnood. Echter, dit moet in een eventueel vervolgonderzoek aan de orde komen. Hiervoor zijn er voor betrokkenen in dit proces vragen opgesteld voor eventuele vervolgonderzoeken.
This publication follows and analysis the proces in the region Westerkwartier in the Netherlands in their effort to built a whole new regionale food chain. In this report there is a remarkeble role for the knowledge instutions on vocational and applied level.
Het starten van een onderneming voor een student-starter is een hele toer, een belangrijk succescriterium is dat het initiatief ingepast wordt in een bestaand economisch ecosysteem bestaande uit ketens. Vooral wanneer het gaat over het implementeren van een zogenaamde circulaire economie. Een student-starter houdt zich bezig met het ontwikkelen van nieuwe concepten, organisaties en verbanden. Een continue dialoog met personen binnen en buiten het ecosysteem zal de student-starter helpen om activiteiten, persoonlijke inzet gerichter te laten plaatsvinden teneinde succesvol te zijn als ondernemer. Hanzehogeschool Groningen, Alfa-college, Structura-Interactief-ondernemen en gebiedscoöperatie Westerkwartier onderschrijven dit en hebben de wens uitgesproken om een grootschalig experiment uit te voeren met hulp van een RAAK MKB. Teneinde dit grootschalig experiment voor te bereiden is gekozen voor een kleinschalige pilot door middel van een experiment waarbij studenten MBO en HBO (onder begeleiding) een eigen klankbordgroep formeren teneinde zichzelf te organiseren om zo onderdeel te kunnen worden van de ketens en toegevoegde waarde te kunnen leveren. Voor de studenten betekent dit dat zij een eigen regisseur-rol op zich moeten nemen. Structura-Interactief-ondernemen is ervaren met het ondersteunen van ondernemers in “communities”. Zij maken gebruik van klankbordgroepen en coaches en zullen hun kennis inzetten. Het aankomende jaar zal de volgende hoofdvraag geadresseerd worden: onder welke criteria kunnen MBO en HBO student-starters (a) onderdeel worden van een ecosystemen en (b) effectief samenwerken door middel van een klankbordgroep en (c) waarde toevoegen aan de ketens? Met als subvragen: onder welke voorwaarden kunnen student-starters aansluiten bij de gebiedscoöperatie en haar leden? Wat zijn de ervaringen met reeds ontwikkelde klankbordgroepen? Onder welke voorwaarden kunnen professionele coachbegeleiders van Structura-Interactief aansluiten? Hoe evalueren de projectpartners en student-starters het proces? Wat is de impact van de samenwerking op het succes van de student-starters? De resultaten vormen input voor de uitgebreide aanvraag.
De omzetting van biomassa naar intermediairen voor de chemische industrie is door de klimaatdiscussie (vermindering “carbon footprint”) en de vraag vanuit het bedrijfsleven naar alternatieve, niet petrochemische grondstoffen de laatste jaren in een stroomversnelling geraakt. Het gebruik van verschillende conversie technologieën (o.a. thermochemisch, chemisch, enzymatisch, fermentatief) heeft geresulteerd in een breed scala aan zogenaamde “biobased building blocks” voor de chemische industrie. Voor de synthese hiervan zijn met name tweede generatie cellulose bevattende biomassastromen gebruikt. De inzet van grasachtige materialen voor de synthese van (fijn)chemicaliën staat echter nog in de kinderschoenen. Gezien het toenemende aanbod, grassen groeien sneller en langer gedurende het seizoen, is een valorisatie van dit type biomassa applicaties sterk gewenst. Uit het vorige succesvolle en gesubsidieerde project “Electrosynthese van furanen uit gras” is gebleken dat hooi uitermate geschikt is voor de stapsgewijze extractie en ontsluiting van een serie bruikbare organische verbindingen waaronder furanen, vetten en levulinic acid in tenminste een gezamenlijke 10-15 massaprocent t.o.v. het originele hooi. De overgebleven droge massa (50-60 massaprocent) is rijk aan lignine en eiwitten en in potentie een goede voeding voor planten/bodemverbeteraar. In dit project wordt door de projectpartners Gebiedscoöperatie Westerkwartier, de Hanzehogeschool en het bedrijf Biofuran de extractie van vetten uit hooi en de zure conversie van het residu naar verbindingen zoals furfural, hydroxymethylfurfural (HMF) en levulinic acid verder geoptimaliseerd (TRL 2-3) en opgeschaald naar grotere hoeveelheden (TRL 4-5). Het project zal worden afgesloten met een korte techno-economische evaluatie teneinde uitsluitsel te kunnen geven of het proces commercieel aantrekkelijk is voor toepassing in innovatieve hernieuwbare isolatiematerialen voor duurzame woningbouw. Het onderzoek moet, indien succesvol, aantonen dat hooi een waardevol product uit de natuur is dat niet gezien hoeft te worden als afvalproduct en potentie heeft voor valorisatie naar hoogwaardige chemicaliën.
Lokale energieopslag staat nog in de kinderschoenen, in Nederland zijn er nog maar een handjevol voorbeelden te vinden. Een ‘buurtbatterij’ is duur in aanschaf en door dubbele belasting onaantrekkelijk in de exploitatie. Bovendien is er een aanzienlijk energieverlies per cyclus, zodat direct gebruik of levering aan het net de voorkeur heeft. Toch wordt gedacht dat energieopslag de toekomst heeft, en dat energiecoöperaties lokale ontwikkelingen kunnen stimuleren.In dit project zijn concrete projecten met (voorgenomen) energieopslag geïnventariseerd en is gekeken naar de factoren en voorwaarden voor een geslaagd energieopslagproject. Bovenaan de lijst van barrières staat de dubbele energiebelasting die betaald moet worden bij energieopslag. Er moet namelijk zowel bij het laden van de batterij als bij het leveren van de opgeslagen elektriciteit energiebelasting worden betaald. Ook de complexiteit van de regelgeving is een belemmering, bijvoorbeeld bij toepassing van de Experimentenregeling Elektriciteitswet, omdat erg veel kennis is vereist en er aanzienlijke risico’s moeten worden genomen. Een coöperatieve energieopslag bleek bij een studie naar de businesscase voor een project in het Westerkwartier financieel helaas niet haalbaar.Conclusie van het TopUp-project is dat de inbedding van energieopslag in lokale energiesystemen wordt vertraagd door de dubbele energiebelasting. Tegelijk worden nieuwe toepassingen voor (mobiele) accu’s gevonden, zoals blijkt uit een project met elektrische deelauto’s. Lokale energieopslag staat nog in de kinderschoenen, in Nederland zijn er nog maar een handjevol voorbeelden te vinden. Een ‘buurtbatterij’ is duur in aanschaf en door dubbele belasting onaantrekkelijk in de exploitatie. Bovendien is er een aanzienlijk energieverlies per cyclus, zodat direct gebruik of levering aan het net de voorkeur heeft. Toch wordt gedacht dat energieopslag de toekomst heeft, en dat energiecoöperaties lokale ontwikkelingen kunnen stimuleren.