Bijna zeven jaar is er verstreken sinds de eerste lector aan de HU werd benoemd. Het aantal is inmiddels ver-33-voudigd en voor veel ingewijden is het beeld vertrouwd. Toch is dit nummer gewijd aan een paar elementaire vragen rondom onderzoek. Want niet-ingewijden zullen hun wenkbrauwen wellicht fronsen bij het horen van namen als financieel-economische advisering bij innovaties, micro-systeemtechnologie of nieuwe cultuur in de bouwketen. De vraag: wat doet een lector zoal? wordt op informatieve en enthousiasmerde wijze beantwoord door lector Marieke Schuurmans. Zij hield voor HU Magazine een dagboek bij, dat inzicht geeft in haar veelzijdige werk en hoe ze dat weet te combineren met haar privé-leven. Soms loopt het in elkaar over. De vraag: hoe doen andere hogescholen het? beantwoordt lector en hoofd onderzoek Anja de Groene van Hogeschool Zeeland. Zij worstelen zij met herkenbare vraagstukken. Dichtgetimmerde programmas en volgeplande docenten. Maar ook in Zeeland zijn successen geboekt. Subsidieaanvragen worden steeds vaker gehonoreerd en de contacten met het regionale bedrijfsleven zijn ronduit goed. De vraag welke lectoraten en kenniscentra er aan de HU zijn verbonden, vindt u beantwoord op pagina 22 en 23. De vraag hoe lectoren werkelijk invloed denken uit te oefenen op het werkveld wordt beantwoord door Lia van Doorn, lector Innovatieve Maatschappelijke Dienstverlening en Frens Pries, lector Nieuwe cultuur in de bouwketen. Beide lectoraten worden gefinancierd door het veld. Zij hebben er vertrouwen in dat juist daardoor hun onderzoek zeker gevolgen zal hebben voor de praktijk. Maar die veranderingen zullen voor een groot deel ook geëffectueerd worden door een veranderende samenstelling van de beroepsgeroep. De maatschappelijk dienstverleners zullen de komende jaren steeds vaker een bi-culturele achtergrond hebben. Door hun komst verandert het vak. En in de bouw zou een cultuuromslag sneller kunnen gaan, als het aantal vrouwen daar toeneemt. Maar Pries is optimistisch: Natuurlijk lukt het! Het is voor mij ondenkbaar dat de bouw niet verandert. Er is geen sector zo creatief als juist die bouw. Maar het zal niet van vandaag op morgen gaan. Zou vrouwelijke invloed de aanleg van Noord Zuid lijn van de metro in Amsterdam tot een succes maken? Een mooie gedachte.
Bijna zeven jaar is er verstreken sinds de eerste lector aan de HU werd benoemd. Het aantal is inmiddels ver-33-voudigd en voor veel ingewijden is het beeld vertrouwd. Toch is dit nummer gewijd aan een paar elementaire vragen rondom onderzoek. Want niet-ingewijden zullen hun wenkbrauwen wellicht fronsen bij het horen van namen als financieel-economische advisering bij innovaties, micro-systeemtechnologie of nieuwe cultuur in de bouwketen. De vraag: wat doet een lector zoal? wordt op informatieve en enthousiasmerde wijze beantwoord door lector Marieke Schuurmans. Zij hield voor HU Magazine een dagboek bij, dat inzicht geeft in haar veelzijdige werk en hoe ze dat weet te combineren met haar privé-leven. Soms loopt het in elkaar over. De vraag: hoe doen andere hogescholen het? beantwoordt lector en hoofd onderzoek Anja de Groene van Hogeschool Zeeland. Zij worstelen zij met herkenbare vraagstukken. Dichtgetimmerde programmas en volgeplande docenten. Maar ook in Zeeland zijn successen geboekt. Subsidieaanvragen worden steeds vaker gehonoreerd en de contacten met het regionale bedrijfsleven zijn ronduit goed. De vraag welke lectoraten en kenniscentra er aan de HU zijn verbonden, vindt u beantwoord op pagina 22 en 23. De vraag hoe lectoren werkelijk invloed denken uit te oefenen op het werkveld wordt beantwoord door Lia van Doorn, lector Innovatieve Maatschappelijke Dienstverlening en Frens Pries, lector Nieuwe cultuur in de bouwketen. Beide lectoraten worden gefinancierd door het veld. Zij hebben er vertrouwen in dat juist daardoor hun onderzoek zeker gevolgen zal hebben voor de praktijk. Maar die veranderingen zullen voor een groot deel ook geëffectueerd worden door een veranderende samenstelling van de beroepsgeroep. De maatschappelijk dienstverleners zullen de komende jaren steeds vaker een bi-culturele achtergrond hebben. Door hun komst verandert het vak. En in de bouw zou een cultuuromslag sneller kunnen gaan, als het aantal vrouwen daar toeneemt. Maar Pries is optimistisch: Natuurlijk lukt het! Het is voor mij ondenkbaar dat de bouw niet verandert. Er is geen sector zo creatief als juist die bouw. Maar het zal niet van vandaag op morgen gaan. Zou vrouwelijke invloed de aanleg van Noord Zuid lijn van de metro in Amsterdam tot een succes maken? Een mooie gedachte.
Hogescholen staan voor een grote uitdaging. Volgens de Referentieraming 2010 van het ministerie van OCW zal het aantal HBO studenten de komende jaren fors groeien. Dit gaat gepaard met een toename in vraag naar arbeid (docenten). Daarnaast moet een vervanging van arbeid gerealiseerd worden als gevolg van de uitstroom van oudere werknemers uit het HBO (Zestor, 2009). Bovendien maken hogescholen een transitie door van onderwijsorganisatie naar een kennisorganisatie. Dit alles heeft grote gevolgen voor het HRM-beleid van de komende jaren. Een van de grootste uitdagingen is het opbouwen van een personeelsbestand met voldoende gekwalificeerde medewerkers. In dit kader heeft het lectoraat Organisatieconfiguraties en Arbeidsrelaties van de HU in samenwerking met Bureau Talent (het loopbaan - en professionaliseringsbureau van de Hogeschool Utrecht) een inventariserend kwalitatief onderzoek uitgevoerd onder docenten in de leeftijd van 45 jaar en ouder.
De transitie naar een gerobotiseerde industriële omgeving is in volle gang. Robots zijn zich aan het ontwikkelen tot collaboratieve robots (co-bots) en worden zo meer een collega dan een geïsoleerde machine in een kooi. Een goede co-bot-mens-samenwerking heeft positieve effecten op de werkbeleving, resulteert in minder stress, verzuim, minder ‘bijna-ongelukken’ en leidt tot hogere productiviteit en kwaliteit op de werkvloer. Onderling vertrouwen tussen medewerker en co-bot speelt een belangrijke rol in een goede samenwerking en voor effectieve teamprestaties. De interactie tussen medewerker en co-bot dient daartoe zo natuurlijk mogelijk, voorspelbaar en intuïtief te verlopen. Op dit terrein valt nog veel winst te boeken in het industriële MKB. Co-bots moeten leren anticiperen op wat in de directe omgeving komen gaat, zodat de medewerker nimmer in een onveilige situatie verkeert en zich comfortabel voelt in de samenwerking met de co-bot. Van de andere kant moeten medewerkers leren begrijpen hoe co-bots werken en wat ze van hen kunnen verwachten. Ambitie van het project “Close Encounters with Co-bots” is het verbeteren van de effectieve samenwerking tussen medewerker en co-bot op de industriële werkvloer en daarbij vertrouwen en beleefde veiligheid te borgen voor de medewerker. In het project wordt daartoe gewerkt aan begrip van de co-bot in de mens, begrip van de mens in de co-bot, het bouwen aan technische oplossingen voor effectieve communicatie, en prototyping en testing in relevante praktijkomgevingen in het MKB. Het bedrijfsleven kan met de resultaten van het project versneld de door hen gewenste leercurve doorlopen om samenwerkende industriële mens-co-bot-systemen substantieel te laten bijdragen aan operationele winst in economisch, (productie)technisch en sociaal opzicht. Het project is een interdisciplinair samenwerking tussen de vakgebieden psychologie, mechatronica en ICT binnen Fontys Hogescholen en Saxion Hogeschool. De negen participerende (MKB) bedrijven zijn actief als industrieel productiebedrijf, in robotica ontwikkeling, als systeem- en robotleverancier, in productieautomatisering en in de sociale werkvoorziening. Daarnaast zijn kennisinstelling TU/e, coöperatie Brainport Industries en samenwerkingsverband Holland Robotics nauw betrokken. In het project zal bestaande kennis toepasbaar worden gemaakt en zal nieuwe kennis worden ontwikkeld t.b.v. een natuurlijke, voorspelbare en intuïtieve samenwerking tussen medewerker en co-bot op de industriële werkvloer. Verder zal verankering van kennis en kunde in onderwijs en lectoraten plaatsvinden en een vergroting van de kwaliteit van docenten en afstudeerders. Er zullen circa 17 docent-onderzoekers van de hogescholen en circa 100 studenten betrokken worden, die in de vorm van studentenprojecten, stages en afstudeeronderzoeken werken aan interessante vraagstukken direct uit de beroepspraktijk.
De elektrificatie van de auto is een van de grootste systeeminnovaties op het gebied van autotechniek in de afgelopen 100 jaar. Voor professionals in de autobranche hebben deze ontwikkelingen directe impact op de uitvoering en het bestaansrecht van hun werk. Eerdere grote onderzoeksprojecten zoals Werkplaats van de Toekomst en Werkplaats op Weg hebben inmiddels handvatten geboden waarop ondernemers in de auto-en transportbranche hun (investerings)agenda en bedrijfsvoering kunnen afstemmen. Centraal in deze projecten staat de noodzaak tot verandering: aangepaste ondernemingsstrategieën, innovatievere werkplaatsuitrusting, en nieuwe werkzaamheden voor monteurs. De visie van de automonteurs op deze ontwikkelingen is echter zelden onderzocht, terwijl juist zij het meest met dergelijke nieuwe technologieën moeten werken. Het is daarom belangrijk om hun ervaringen en verwachtingen met betrekking tot elektrische auto’s beter in beeld te krijgen. Omwille van de succesvolle integratie van werkzaamheden aan elektrische voertuigen in het autobedrijf zal een nieuw collectief van consortiumpartners en overige betrokken partijen zich in project MIEP inzetten om de ogenschijnlijk vanzelfsprekende doch cruciale kijk van automonteurs op de impact van elektrificatie op hun werkzaamheden en werkbeleving in kaart te brengen. Om dit te onderzoeken worden kwalitatieve onderzoeksmethoden ingezet, waaronder werkplaatsbezoeken en interviews met werkende monteurs en monteurs in opleiding, hun leidinggevenden en docenten, en bedrijfsleiders. Deze gesprekken en observaties zullen vervolgens worden geanalyseerd en leiden tot een adviesdocument voor leidinggevenden en opleiders waarin de belangrijkste kenmerken van monteurs’ visie op de impact van elektrificatie worden uiteengezet, en mogelijkheden worden aangereikt waarop het MKB en vakonderwijs zelf het gesprek met monteurs kan aangaan ter bevordering van de dagelijkse arbeidspraktijk. Daarnaast zal dit verkennende onderzoek leiden tot enkele publicaties en een nieuw consortium waarmee een uitgebreider onderzoeksaanvraag zal worden geschreven naar de impact van andere innovaties op de beroepsbeoefening van monteurs.
Live muziek in het ziekenhuis? MiMiC - Meaningful Music in Health Care – is precies dat: een kleine groep musici die persoonsgerichte improvisaties voor patiënten en verpleegkundigen speelt. De musici maken op de patiëntenkamers muziek ‘op maat’, in interactie met de patiënten, op basis van hun voorkeuren, herinneringen, etc. Dit levert waardevolle momenten van esthetische ervaring en zingeving op, voor zowel patiënten als verpleegkundigen en musici. Sinds 2015 heeft het lectoraat Lifelong Learning in Music van de Hanzehogeschool Groningen samen met het UMCG de MiMiC-praktijk ontwikkeld en onderzocht voor patiënten van chirurgische afdelingen. Persoonsgericht musiceren blijkt goed te realiseren in een medische setting en voor alle betrokkenen zeer betekenisvol te zijn. Patiënten ervaren minder pijn en voelen zich beter. Daarnaast biedt deze innovatieve praktijk musici en verpleegkundigen nieuwe mogelijkheden om zich professioneel verder te ontwikkelen. Daartoe willen we ProMiMiC uitvoeren. ProMiMiC speelt in op de behoefte van musici en verpleegkundigen om beter samen te werken en daarin van elkaar te leren, alsook om persoonsgerichte live muziek te kunnen gebruiken als katalysator voor een compassievolle patiëntrelatie. Met de verdere professionalisering van musici en verpleegkundigen is de MiMiC praktijk geschikt voor brede toepassing in de ziekenhuiszorg. Daarmee kan een bijdrage geleverd worden aan ontwikkelingen als Uitkomstgerichte Zorg, positieve gezondheid, en bredere maatschappelijke inzet van musici. In het consortium zijn uit drie landen hooggekwalificeerde kennisinstellingen op het gebied van muziek en van zorg gebundeld. Samen hebben zij de expertise om in een rijke context toegepast onderzoek naar professionalisering in MiMiC uit te voeren. Dit leidt tot een verbeterde uitvoering van de MiMiC praktijk en hierop aansluitende scholing van studenten en professionals in muziek en zorg. Dit zal musici en verpleegkundigen in staat stellen excellente professionals te zijn m.b.v. gepersonaliseerde live muziek in de zorg.