Service of SURF
© 2025 SURF
Debates about social theory and social policy are highly fragmented and unclear in subject and direction. A recognised paradigm is failing. Maybe we have to accept that social reality is not to reconstruct in social theory. But we certainly need social theorists and social theories to support citizens, policy makers and social workers in improving social reality. Social reality in post modern societies is to be characterized by problematic relationships among citizens and between citizens and the public sector and by a sharp rise in problematic behaviour. The affluent society has failed to create a more sensitive world where people behave more socially. The dominant social problem is no longer seen from a social economic perspective but from a social cultural one. Social competences and social capital are considerer to be essential assets to cope with life in post modern society. For people weak ties and thin trust are essential to integrate into society. Thick trust and strong ties can bind people to much and cause inflexibility. The current social problem is a matter of designing a social world where relationships and behaviour are fair and reasonable. It asks for an interesting and creative social policy and social work, not too much stressing the problematic issues but encouraging people to trust each other. Current social policy is too much focused on the needs and problems. It has to change into a more expressive social policy, a policy that people challenges to express them and to create new relationships. Social behaviour asks for flexibility and creativity, for being authentic and playing roles. Scientists, policymakers, social workers and citizens are in the same field and have access to the same knowledge.
In het nieuwste nummer van de Nieuwe Meso, het vakblad voor bestuurders en schoolleiders in het basis, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs is het Focus-deel dit keer gewijd aan het opleiden van leraren. De gastredactie bestaande uit HvA-lector Marco Snoek, Fontys-lector Quinta Kools en de DNM-redacteuren Pieter Leenheer en Gerritjan van Luin belichten het thema vanuit verschillende invalshoeken: de initiële lerarenopleidingen, ervaringen van startende leraren, en de wijze waarop de initiële lerarenopleiding en professionalisering van ervaren leraren kan samenkomen in professionele leergemeenschappen en in lesson studies. Daarbij gaan de verschillende artikelen in op de rol van schoolleiders en besturen bij het opleiden van nieuwe leraren en het ondersteuning van professionaliseren van ervaren leraren.Het focusdeel bevat bijdragen van verschillende HvA medewerkers: Marco Snoek, Evelien van Geffen, Tom van Eijck en Ed van den Berg.
Met dit project brengen we teamcompetenties in kaart bij het effectief en vitaal samenwerken op afstand door teams in het mkb. Een dergelijk overzicht is dringend gewenst vanwege de nieuwe realiteit die is ontstaan door de gevolgen van de coronapandemie voor de manier waarop mensen samenwerken. In de nieuwe realiteit wordt meer op afstand samengewerkt (Hamersma, De Haas en Faber 2020). Daarnaast blijkt uit internationaal onderzoek dat een aanzienlijk deel van de thuiswerkers verwacht na de pandemie vaker thuis te werken dan daarvoor (Barrero, Bloom & Davis 2020, McCarthy et al. 2020). Hoe blijven medewerkers na de pandemie hybride (deels op locatie en deels op afstand) op een goede manier met elkaar samenwerken? Welke vaardigheden vraagt dat? Samenwerken op afstand doet bijna vanzelfsprekend een nadrukkelijk beroep op digitale vaardigheden, maar ook andere vaardigheden zijn belangrijk, zoals die gericht op de teamprestatie, strategie en het verwerven en op peil houden van noodzakelijke kennis (vgl. Hackman & Wageman 2005). Inzicht in de huidige en gewenste samenwerkingsvaardigheden is noodzakelijk om teams (in het mkb) op afstand blijvend effectief en vitaal te kunnen laten functioneren. Medewerkers in teams (in het mkb) moeten hun vaardigheden ontwikkelen om op een goede en gezonde manier effectief met elkaar te kunnen blijven samenwerken. Gebeurt dit niet, dan kan dat leiden tot een verminderde effectiviteit van teams en daardoor tot verlies van werkgelegenheid en extra kosten. Het projectconsortium verkent en inventariseert in een learning community deze vaardigheden en maakt de ontwikkelbehoefte van de betrokkenen in de nieuwe situatie duidelijk. Uitgangspunt daarbij is de leerbehoefte per team en van de medewerkers in het team. Ook maakt het project duidelijk hoe deze behoefte (later) kan worden vormgegeven, aansluitend bij de manier van leren van het team.
Zijinstromers in het primair onderwijs combineren een opleiding tot bevoegd docent met een baan in het primair onderwijs en hebben daarnaast vaak nog een gezin. Het opleidingstraject wordt door veel studenten als “zwaar” ervaren en de uitval is hoog, soms met grote gezondheidsschade (burnout). Dat is ernstig voor de studenten, maar het is ook ernstig omdat zijinstromers cruciaal zijn in de strijd tegen het lerarentekort waar het primair onderwijs mee kampt. Terwijl breed bekend is dat de opleiding zwaar is, is niet precies bekend hoe en wanneer het traject zwaar is. Dat betekent dat het ook niet goed mogelijk is om het traject aan te passen. Hoe kan het traject didactisch, logistiek en qua begeleiding beter aansluiten bij deze groep? Er is scherp inzicht nodig in hoe zijinstromers hun tijd besteden, hoe en wanneer zij tijdsdruk ervaren, en op welke momenten die druk onaanvaardbaar wordt. Dat is een complexe vraag omdat tijdsdruk ervaren niet exclusief het gevolg is van veel werk hebben. Het gaat ook over of gepland werk gedaan kon worden, of er flow ervaren is, of werk/opdrachten relevant voelen, etc. Het verkrijgen van dat inzicht vraagt om tijdsbestedings/tijdservaringsonderzoek. Echter, dit soort onderzoek is klassiek belastend voor deelnemers. Er moet bijvoorbeeld meerdere keren per dag een vragenlijst worden ingevuld: nog een extra taakje. Deze kiemaanvraag wil een innovatieve manier van tijdsonderzoek doorontwikkelen: met behulp van smartphones en wearables data automatisch en half-automatisch verzamelen. Naast een helder inzicht in hoe de student door de opleiding reist (“user journey”) en dus waar in de opleiding de pijnpunten zitten, levert dit onderzoek ook een natuurlijke aanleiding op om met veel schoolbesturen en zijinstromers in gesprek te gaan: een vruchtbare basis voor het vormen van een langdurig en stevig consortium waarbinnen verder onderzoek naar zijinstromers gedaan kan worden.