Service of SURF
© 2025 SURF
Staatssecretaris Marja van Bijsterveldt (CDA) noemde in 2011 de ‘bestrijding van de segregatie an sich geen doel’ en ook Sander Dekker (VVD) nam geen initiatief om segregatie in het onderwijs tegen te gaan. Micha de Winter veegt met die aanpak - of beter, het ontbreken ervan- de vloer aan.
DOEL: Deze studie onderzoekt de mogelijke invloed van gender op de historische dynamiek rond verpleegkundig leiderschap. METHODE: Gebruikmakend van een historische onderzoeksbenadering voert deze studie een bronnenanalyse uit met gender als analytische lens, gericht op de ontwikkeling van het verpleegkundig directeurschap in het Sint Radboudziekenhuis vanaf de oprichting van de medische kliniek (1956) tot de uitsluiting van de verpleegkundig directrice uit de directie (1971). RESULTATEN: Er worden zes gendergaps geïdentificeerd, namelijk verschillen in vermeende capaciteiten en kwaliteiten, werk-privébalans, opleiding, salarisstructuur, ondersteuning en gebruik van retoriek. Dit wijst op betrokkenheid van stereotype denkbeelden bij het vormen van de genderasymmetrie binnen het verpleegkundig beroep en de perceptie ervan op de werkplek en daarbuiten. DISCUSSIE: Een geleidelijke uitsluiting van verpleegkundigen op basis van geslacht op strategisch niveau in directies wordt benadrukt. Deze asymmetrie en vooroordelen creëerden een onevenwichtig speelveld, wat de onderhandelingen over de status van het verpleegkundig beroep bemoeilijkte en belemmeringen opwierp voor verpleegkundig leiderschap. CONCLUSIE: Het zichtbaar en bespreekbaar maken van deze vooroordelen kan het bewustzijn vergroten over de wijze waarop historisch gegroeide ideeën en overtuigingen hedendaags verpleegkundig leiderschap beïnvloeden.
LINK
Ongelijke behandeling bij financieringsaanvragen en daarmee beperkte toegang tot financiering is voor vrouwelijke founders de belangrijkste barrière om te internationaliseren. Investeerders stellen vaak hun belang boven dat van de ondernemer en hebben een conservatieve insteek waar het gaat om investeren in bedrijven van vrouwelijke founders die internationaal willen groeien. In een vraagarticulatieproces gaven vrouwelijke founders aan dit als remmend ervaren: investeerders zouden vaak ‘een korte termijn visie hebben, en op vernuftige wijze, founders uit hun eigen bedrijf te ‘ontslaan’ en zelf verder gaan met het concept’. Dit vroegtijdig ‘ontzielen’ van bedrijven heeft op de lange termijn een averechts effect omdat deze bedrijven vaak niet succesvol blijken. Er is behoefte aan: 1. Inzicht in.de belangen van investeerders versus die van vrouwelijke founders 2. Meer bewustwording hoe er wordt aangekeken en omgegaan met vrouwelijke founders Daarom onderzoeken we: • De motieven van vrouwelijke ondernemers om internationaal te groeien • De knelpunten die zij ervaren bij het zoeken naar financiering/investeringen voor internationale groei • De motieven en belangen van investeerders om in vrouwelijke founders te investeren om de volgende onderzoeksvraag te beantwoorden: In hoeverre bestaat er een kloof tussen de belangen van vrouwelijke founders en die van investeerders? En daarmee : 1. Inzicht te ontwikkelen in de door vrouwelijke founders ervaren mismatch tussen hun belangen en die van investeerders 2. Een consortium voor een vervolgtraject te ontwikkelen dat voortbouwt op inzichten uit dit onderzoek om bovengenoemde mismatch op te lossen, 3. bijvoorbeeld door ontwikkeling van een "Gender due dilligence" met daarin nieuwe criteria die recht doen aan internationaliseringsambities van vrouwelijke founders. We sluiten aan bij de Kennis en Innovatieagenda van de missie Maatschappelijke Verdienvermogen en bouwen voor op eerder onderzoek van het HvA-brede lectoraat Entrepreneurship-. Het consortium bestaat uit Hogeschool van Amsterdam, Van Weerden BV en vertegenwoordigers van vrouwelijke ondernemersnetwerken, investeerders en investmentcoaches
Inclusieve cultuurparticipatie is voor mensen met een cognitieve beperking niet vanzelfsprekend, terwijl het wel een wezenlijke bijdrage kan leveren aan hun welzijn en deelname in de samenleving. Er zijn steeds meer artistiek ondernemers die zich richten op deze doelgroep, maar de matching tussen aanbod en doelgroep laat te wensen over en de kennis over hoe je dat doet wordt nog weinig breed gedeeld. In dit project werken we op basis van recente wetenschappelijke en praktijk-inzichten met en voor artistiek aanbieders, de doelgroep en zorgprofessionals aan het ontwikkelen van een platformconcept voor online ontmoeting en vraag-aanbod matching. Dit platform staat symbool voor het samenkomen van de wereld van sociale zorg en de wereld van kunst- en cultuur. Dit doen we in een actieonderzoek met een brede leergemeenschap gefaciliteerd door een onderzoeker vanuit het sociale domein (HAN) en een onderzoeker vanuit het kunstendomein (ArtEZ), met studenten van HAN en ArtEZ, en ondersteund door een adviesraad van landelijke experts vanuit praktijk en wetenschap. Het project draagt bij aan betere maatschappelijke participatie van doelgroepen met een chronische conditie of beperking en aan de ontwikkeling van economische kansen en professionalisering voor artistiek ondernemers. Bovendien willen we in het project de voorwaarden realiseren voor langjarig commitment tussen de consortium-partners om tot een gezamenlijke RAAK-PRO aanvraag te komen op basis van de uitkomsten van dit project.
Veel mkb ondernemers maken gebruik van een financieel adviseur bij belangrijke financiële beslissingen. Momenteel is er echter weinig inzicht in achterliggende psychosociale factoren die het financiële advies van financieel adviseurs beïnvloeden. Op basis van eerder onderzoek (Kahneman, 2013) blijkt dat mensen zich laten leiden, als het gaat om financiële beslissingen, door een keur aan psychologische ‘denkvalkuilen’ (‘heuristics’ en biases’). Verondersteld wordt dat rol van de adviseur zou moeten zijn om specialistisch en objectief advies te geven, echter de denkvalkuilen en vooroordelen van de cliënt ‘klinken ook door’ in het advies van hun financieel adviseurs. Zo worden irrationele vormen van risicoperceptie en irreële verwachtingen van cliënten ten aanzien van de toekomst meegenomen in de adviezen van adviseurs; “de klant is immers koning.” Eerder onderzoek suggereert dat financieel adviseurs de verwachtingen en ideeën van hun cliënten alleen maar bevestigen en niet, indien nodig, bij irreële of ‘foute’ verwachtingen of aannames, corrigeren. De beweegreden van de adviseur hiervoor zijn dat meegaan met de ideeën van cliënten resulteert in minder verantwoordelijkheid voor de adviseur bij negatieve uitkomsten of resultaten; “dit is immers wat de cliënt zelf wil.” Terwijl veel input en advies het tegenovergestelde bewerkstelligt, “de cliënt vaart blind op de adviezen van zijn adviseur”, wat de cliënt-adviseur relatie in gevaar brengt bij negatieve resultaten. Het gevolg is een suboptimaal en in sommige gevallen slecht financieel advies. Dit onderzoek heeft tot doel de voorwaarden van een opener, beter afgewogen en objectiever financieel advies te ontdekken voor mkb-ondernemers, De centrale vraag is: Hoe komt een financieel adviseur tot een financieel advies voor mkb bedrijven? Deze vraag zal beantwoord worden de een survey bij de twee grootste franchise financiële advieskantoren (+/- 2500 leden), wat een representatieve steekproef is voor de financieel adviseurs in het mkb.