Service of SURF
© 2025 SURF
With increase in awareness of the risks posed by climate change and increasingly severe weather events, attention has turned to the need for urgent action. While strategies to respond to flooding and drought are well-established, the effects - and effective response - to heat waves is much less understood. As heat waves become more frequent, longer-lasting and more intense, the Cool Towns project provides cities and municipalities with the knowledge and tools to become heat resilient. The first step to developing effective heat adaptation strategies is identifying which areas in the city experience the most heat stress and who are the residents most affected. This enables decision-makers to prioritise heat adaptation measures and develop a city-wide strategy.The Urban Heat Atlas is the result of four years of research. It contains a collection of heat related maps covering more than 40,000 hectares of urban areas in ten municipalities in England, Belgium, The Netherlands, and France. The maps demonstrate how to conduct a Thermal Comfort Assessment (TCA) systematically to identify heat vulnerabilities and cooling capacity in cities to enable decision-makers to set priorities for action. The comparative analyses of the collated maps also provide a first overview of the current heat resilience state of cities in North-Western Europe.
This paper presents a method and mock-up design for evaluating the heat-island mitigation effect of porous/water-retentive blocks in a climatic environmental chamber using ambient temperature measurements. To create the proposed method, the heat circulation mechanism of blocks was considered. From this, we specified the climatic chamber design requirements, determined the required components and equipment for the mock-up, and developed the proposed method for evaluating heat-island mitigation performance based on ambient temperature. Using the proposed mock-up design and method, we confirmed that both surface and air temperatures were lower when porous/water-retentive blocks were installed compared to conventional blocks. This method can be used to analyze the difference between surface and ambient temperatures under various conditions to quantify the heat-island mitigation performance of different materials according to ambient temperature.
Since it is insufficiently clear to urban planners in the Netherlands to what extent design measures can reduce heat stress and which urban spaces are most comfortable, this study evaluates the impact of shading, urban water, and urban green on the thermal comfort of urban spaces during hot summer afternoons. The methods used include field surveys, meteorological measurements, and assessment of the PET (physiological equivalent temperature). In total, 21 locations in Amsterdam (shaded and sunny locations in parks, streets, squares, and near water bodies) were investigated. Measurements show a reduction in PET of 12 to 22 °C in spaces shaded by trees and buildings compared to sunlit areas, while water bodies and grass reduce the PET up to 4 °C maximum compared to impervious areas. Differences in air temperature between the locations are generally small and it is concluded that shading, water and grass reduce the air temperature by roughly 1 °C. The surveys (n = 1928) indicate that especially shaded areas are perceived cooler and more comfortable than sunlit locations, whereas urban spaces near water or green spaces (grass) were not perceived as cooler or thermally more comfortable. The results of this study highlight the importance of shading in urban design to reduce heat stress. The paper also discusses the differences between meteorological observations and field surveys for planning and designing cool and comfortable urban spaces. Meteorological measurements provide measurable quantities which are especially useful for setting or meeting target values or guidelines in reducing urban heat in practice.
“Empowering learners to create a sustainable future” This is the mission of Centre of Expertise Mission-Zero at The Hague University of Applied Sciences (THUAS). The postdoc candidate will expand the existing knowledge on biomimicry, which she teaches and researches, as a strategy to fulfil the mission of Mission-Zero. We know when tackling a design challenge, teams have difficulties sifting through the mass of information they encounter. The candidate aims to recognize the value of systematic biomimicry, leading the way towards the ecosystems services we need tomorrow (Pedersen Zari, 2017). Globally, biomimicry demonstrates strategies contributing to solving global challenges such as Urban Heat Islands (UHI) and human interferences, rethinking how climate and circular challenges are approached. Examples like Eastgate building (Pearce, 2016) have demonstrated successes in the field. While biomimicry offers guidelines and methodology, there is insufficient research on complex problem solving that systems-thinking requires. Our research question: Which factors are needed to help (novice) professionals initiate systems-thinking methods as part of their strategy? A solution should enable them to approach challenges in a systems-thinking manner just like nature does, to regenerate and resume projects. Our focus lies with challenges in two industries with many unsustainable practices and where a sizeable impact is possible: the built environment (Circularity Gap, 2021) and fashion (Joung, 2014). Mission Zero has identified a high demand for Biomimicry in these industries. This critical approach: 1) studies existing biomimetic tools, testing and defining gaps; 2) identifies needs of educators and professionals during and after an inter-disciplinary minor at The Hague University; and, 3) translates findings into shareable best practices through publications of results. Findings will be implemented into tangible engaging tools for educational and professional settings. Knowledge will be inclusive and disseminated to large audiences by focusing on communication through social media and intervention conferences.
De wijk Europapark in Groningen is recent aangelegd rond het voetbalstadion van FC Groningen. Het is een wijk waarin vooral woningen in hoge dichtheden zijn gebouwd en de openbare ruimte kenmerkt zich door veel verharding en een ‘betonnen’ omgeving. In de toekomst zal deze wijk te maken krijgen met onbeheersbare gevolgen van klimaatverandering: een vergaande opwarming van het stedelijk gebied (Urban Heat Island) en wateroverlast als gevolg van heftiger regenbuien. De manier waarop de wijk is aangelegd is exemplarisch voor veel stenige woonwijken in hoge dichtheden. Deze wijken zullen dus fundamenteel anders moeten worden ingericht om klaar te zijn voor deze toekomstige veranderingen. Twee elementen van deze andere inrichting fungeren als barrières voor een daadwerkelijke uitvoering: een toekomstgericht plan met maatregelen die de komende decennia nodig zullen blijken, en een planningsproces waarin de aanpassingen gedragen worden door de bewoners in de wijk. Voor veel kleine bedrijven ontbreekt de kennis van werkelijk lange termijn inzichten welke maatregelen moeten worden uitgevoerd, en voor bij procesgerichte bedrijven ontbeert het aan methoden voor het echt ruimte geven aan bewoners. Deze twee vragen zijn de aanleiding voor het starten van een planproces, dat, door de bewoners gedreven, streeft naar het vinden van de noodzakelijke ontwerpoplossingen die de wijk omtoveren in een ‘Urban Cool Island’ en een wijk die de heftigste regenbui kan opzuigen, om het water daarna eindeloos traag weer terug te geven aan het oppervlaktewater. Zo ontstaat een klimaatwijk, die voor de lange termijn klaar is en zich continue aan kan blijven passen.
De wijk Europapark in Groningen is recent aangelegd rond het voetbalstadion van FC Groningen. Het is een wijk waarin vooral woningen in hoge dichtheden zijn gebouwd en de openbare ruimte kenmerkt zich door veel verharding en een ‘betonnen’ omgeving. In de toekomst zal deze wijk te maken krijgen met onbeheersbare gevolgen van klimaatverandering: een vergaande opwarming van het stedelijk gebied (Urban Heat Island) en wateroverlast als gevolg van heftiger regenbuien. De manier waarop de wijk is aangelegd is exemplarisch voor veel stenige woonwijken in hoge dichtheden. Deze wijken zullen dus fundamenteel anders moeten worden ingericht om klaar te zijn voor deze toekomstige veranderingen. Twee elementen van deze andere inrichting fungeren als barrières voor een daadwerkelijke uitvoering: een toekomstgericht plan met maatregelen die de komende decennia nodig zullen blijken, en een planningsproces waarin de aanpassingen gedragen worden door de bewoners in de wijk. Voor veel kleine bedrijven ontbreekt de kennis van werkelijk lange termijn inzichten welke maatregelen moeten worden uitgevoerd, en voor bij procesgerichte bedrijven ontbeert het aan methoden voor het echt ruimte geven aan bewoners. Deze twee vragen zijn de aanleiding voor het starten van een planproces, dat, door de bewoners gedreven, streeft naar het vinden van de noodzakelijke ontwerpoplossingen die de wijk omtoveren in een ‘Urban Cool Island’ en een wijk die de heftigste regenbui kan opzuigen, om het water daarna eindeloos traag weer terug te geven aan het oppervlaktewater. Zo ontstaat een klimaatwijk, die voor de lange termijn klaar is en zich continue aan kan blijven passen.