Service of SURF
© 2025 SURF
Understanding taste is key for optimizing the palatability of seaweeds and other non-animal-based foods rich in protein. The lingual papillae in the mouth hold taste buds with taste receptors for the five gustatory taste qualities. Each taste bud contains three distinct cell types, of which Type II cells carry various G protein-coupled receptors that can detect sweet, bitter, or umami tastants, while type III cells detect sour, and likely salty stimuli. Upon ligand binding, receptor-linked intracellular heterotrimeric G proteins initiate a cascade of downstream events which activate the afferent nerve fibers for taste perception in the brain. The taste of amino acids depends on the hydrophobicity, size, charge, isoelectric point, chirality of the alpha carbon, and the functional groups on their side chains. The principal umami ingredient monosodium l-glutamate, broadly known as MSG, loses umami taste upon acetylation, esterification, or methylation, but is able to form flat configurations that bind well to the umami taste receptor. Ribonucleotides such as guanosine monophosphate and inosine monophosphate strongly enhance umami taste when l-glutamate is present. Ribonucleotides bind to the outer section of the venus flytrap domain of the receptor dimer and stabilize the closed conformation. Concentrations of glutamate, aspartate, arginate, and other compounds in food products may enhance saltiness and overall flavor. Umami ingredients may help to reduce the consumption of salts and fats in the general population and increase food consumption in the elderly.
MULTIFILE
Umami (“hartigheid”) is één van de vijf basissmaken en is in het begin van de vorige eeuw ontdekt in zeewier. Umami wordt veroorzaakt door bepaalde vormen van aminozuren, en daar wilden we het fijne van weten. In dit project hebben we eiwitten en de aminozuren waaruit die zijn opgebouwd chemisch gekarakteriseerd en sensorisch beoordeeld. Op termijn is het perspectief om uit zeewier, eendenkroos en reststromen van gewassen eiwitcomponenten te isoleren met toegevoegde waarde qua smaak.
MULTIFILE
Bitterness has been suggested to be the main reason for the limited palatability of several vegetables. Vegetable acceptance has been associated with preparation method. However, the taste intensity of a variety of vegetables prepared by differentmethods has not been studied yet. The objective of this study is to assess the intensity of the five basic tastes and fattiness of ten vegetables commonly consumed in the Netherlands prepared by different methods using the modified Spectrum method. Intensities of sweetness, sourness, bitterness, umami, saltiness and fattiness were assessed for ten vegetables (cauliflower, broccoli, leek, carrot, onion, red bell pepper, French beans, tomato, cucumber and iceberg lettuce) by a panel (n = 9) trained in a modified Spectrum method. Each vegetable was assessed prepared by different methods (raw, cooked, mashed and as a cold pressed juice). Spectrum based reference solutions were available with fixed reference points at 13.3 mm (R1), 33.3mm(R2) and 66.7mm(R3) for each tastemodality on a 100mmline scale. For saltiness, R1 and R3 differed (16.7 mm and 56.7 mm). Mean intensities of all taste modalities and fattiness for all vegetables were mostly below R1 (13.3 mm). Significant differences (p b 0.05) within vegetables between preparation methods were found. Sweetness was the most intensive taste, followed by sourness, bitterness, fattiness, umami and saltiness.In conclusion, all ten vegetables prepared by different methods showed low mean intensities of all taste modalities and fattiness. Preparation method affected taste and fattiness intensity and the effect differed by vegetable type.
De postdoc kandidaat, Tanja Moerdijk, zal op structurele wijze de reeds door haar gemaakte verbinding tussen het lectoraat Marine Biobased Specialties (MBBS) en de opleiding Chemie van HZ University of Applied Sciences verder uitbouwen en bestendigen. Streven is dat het MBBS Bioprospecten onderzoek zichtbaar is in alle studiejaren van de opleiding Chemie en praktijkcasuïstiek structureel ingebracht wordt in het curriculum. De postdoc is daarom betrokken bij alle studiejaren van de opleiding. Zij zal de ontwikkeling van een geïntegreerde onderzoeksleerlijn in het Chemie curriculum coördineren, welke gevoed wordt vanuit het MBBS onderzoeksprogramma waardoor inbedding van onderzoek in de opleiding wordt geborgd. Verdieping, overdracht en deling van kennis met betrekking tot het chemische smaak- en textuurprofiel van zeewier zal uitgevoerd worden door zowel postdoc als studenten door te participeren in het uitvoeren van praktijkgericht onderzoek aan (polymeer)moleculen uit zeewier in samenwerking met de zeewierproducenten. Deze kennis zal uiteindelijk bijdragen aan een duurzame productie en verwerking van zeewier tot eindproducten voor de consument. Omdat het onderwerp breed en maatschappelijke relevant is, creëert het bovendien de mogelijkheid voor andere opleidingen en onderzoeksgroepen om de verbinding eenvoudig te kunnen oppakken. De postdoc gaat de daadwerkelijke verbinding maken tussen onderzoekers, docenten en studenten. De postdoc ontwikkelt tevens projectleiderschapsvaardigheden door het volgen van een training en door lopende projecten binnen het MBBS onderzoek te benutten om samenwerking met (inter)nationale kennisinstellingen en bedrijven uit te bouwen. De postdoc zal begeleid en ondersteund worden in de uitvoering van haar activiteiten door lector en opleidingscoördinator (olc) (onder andere on the job en formele planningsafspraken), Centre of Expertise Biobased Economy (CoE BBE) alsmede het HZ kernteam CoE BBE (uitbouwen netwerk). Het personeelsbeleid en functiereeks onderwijs en onderzoek van de HZ voorzien in de ontwikkelingsmogelijkheid van de postdoc.
Het biologische melkveehouderij bedrijf van maatschap De Hoop uit Burgh Haamstede heeft een biologische bedrijfsvoering. Om verder te verduurzamen wil De Hoop het krachtvoer, waarvan de soja component afkomstig is uit Zuid Amerika, vervangen door het regionaal zeewier. Dit onderzoek richt zich op de vraag op welke wijze en onder welke condities, zeewier kan fungeren als mariene resource in additieve diervoeding. Voordat het op soja gebaseerde krachtvoer daadwerkelijk door zeewier vervangen kan worden, moet eerst onderzocht worden welke soorten (of mengsels van soorten) zeewier in aanmerking komen en tevens beschikbaar zijn op basis van inhoudstoffen, zoals eiwitten, mineralen en smaakcomponenten (umami aminozuren, smaakversterkende nucleotiden en vluchtige componenten). Zeewieren zijn tevens een goede bron van jodium, maar omdat het gehalte per soort erg kan variëren zal onderzocht worden in hoeverre dit de toepasbaarheid beïnvloedt. Dit geldt ook voor het zware metalen gehalte. Omdat de verwachting is dat de toevoeging van zeewier effect zal hebben op de melksmaak zal tevens een methode ontwikkeld worden om melk smaakcomponenten te analyseren, zodat in een vervolgstudie, waar zeewier daadwerkelijk gevoerd wordt aan de koe, het effect van de melk- en smaakkwaliteit onderzocht kan worden. Met deze KIEM 2020 aanvraag wil de HZ University of Applied Sciences samen met maatschap De Hoop, de stichting Noordzeeboerderij en de Wageningen Livestock Research een nieuwe commerciële verwaarding van zeewier verkennen die tevens een duurzamere, kortere keten mogelijk maakt. De ontwikkelde chemische analysemethoden kunnen nadien toegepast worden ten gunste van zeewierinnovaties binnen Nederland en Europa. Het project sluit aan bij de missie Landbouw, voedsel & water, deelmissies Duurzame en veilige Noordzee, oceanen en binnenwateren, en Klimaatneutrale landbouw en voedselproductie en koppelt de sectoren landbouw en aquacultuur.