Service of SURF
© 2025 SURF
In dit artikel, eerder in langere versie verschenen in het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken, wordt de activerende aanpak van werkloosheid in relatie tot armoedebestrijding besproken. De lector Armoede en Participatie aan de Hogeschool van Amsterdam beschrijft aan hand van de cijfers van het SCP en het CBS welke groepen precies door armoede worden getroffen. Omdat niet-werken en armoede aan elkaar gekoppeld zijn, lijkt de oplossing voor de hand te liggen: de 'banenmotor' aandrijven. Echter, werk vinden biedt niet zonder meer de oplossing en ondersteuning is in bepaalde gevallen nodig. De auteur pleit voor een ondersteuning gericht op het bevorderen van zelfsturing. Werkplekken in reguliere werkomgevingen en periodiek switchen tussen werkplekken bevorderen de mobiliteit en het geloof in eigen kracht. Hoewel armoede volgens de auteur nooit helemaal kan worden uitgebannen, is het grote voordeel van een activerende aanpak dat armoedebeleid is gericht op eigen inkomen verwerven en niet op symptoombestrijding.
De vraag is of onderwijsinstellingen voorzien in leeromgevingen die verlangde competenties voor digitalisering versterken. Meerdere auteurs menen dat dit niet het geval is. Anders dan bij sectoren die eerder grensverleggende ICT-innovaties ondergingen, is het grootste deel van de processen in en rond leeromgevingen in het onderwijs, marginaal en niet fundamenteel door en voor de ICT-revolutie veranderd. Dat staat op gespannen voet met intensiteit en belang van ICT-gebruik in de samenleving, zoals bij jongeren. De dissertatie wil een bijdrage leveren aan het overbruggen van de kloof en een grotere verantwoordelijkheid van het onderwijs bereiken voor digitale competenties. Het onderzoek beperkt zich tot het hbo. De eerste twee hoofdstukken van de dissertatie bestaan uit literatuurverkenningen over de betekenis van ICT en digitale competenties. Voor het empirische deel werden leertheoretische uitgangspunten geformuleerd in vier categorieën: inhoud, drijfveren, interactie en omgeving. De onderzoeksopzet voorzag in een verkennende en een verdiepende studie bij de opleiding Small Business & Retail Management van Hogeschool Zuyd. De verkennende studie geeft een beeld van de opleiding vanuit drie perspectieven: 1) formuleringen in beleid en formeel beschreven, 2) percepties van docenten, management, beleidsmakers en instanties en 3) ervaringen van studenten. De verdiepende studie leidde tot 49 bevindingen. Deze resulteerden in 12 ontwerpprincipes voor leeromgevingen die betrekking hebben op besturende, primaire en ondersteunende processen. De principes kunnen vorm geven aan leeromgevingen die digitale competenties van hbo-studenten voor een gedigitaliseerde samenleving versterken. Zij kunnen er tevens aan bijdragen slagvaardigheid met ICT te vergroten.
Rede van Lector Lilian Linders, Lectoraat Empowerment en Professionalisering Het is niet bepaald voor het eerst in de geschiedenis van sociaal georiënteerde opleidingen dat het gedachtegoed van empowerment op de agenda staat. Toen ik ongeveer 40 jaar geleden begon als student aan de ‘Sociale Academie’ kregen wij al les over empowerment en eigen kracht, over Paulo Freire, Ivan Illich en Hans Achterhuis. We werden waarschuwend toegesproken over dat het doel van deze opleiding was te leren hoe we onszelf zo snel mogelijk overbodig konden maken. En dat instituties het grote kwaad van de samenleving zijn, die zo snel mogelijk omver geworpen moesten worden. Vervolgens ging ik stage lopen in een grootschalige psychiatrische inrichting. Daar was het snel gedaan met het realiseren van wat toen ook mijn idealen waren. Het was slikken of stikken: conformeren of een onvoldoende halen voor mijn stage. Ik pruttelde nog wat na, haalde bakzeil en een jaar later mijn diploma. Vervolgens ben ik door gaan studeren, want ik moest er niet aan denken dat ik zou moeten werken in deze sector. Maar wat mij nooit heeft losgelaten is dat ik in mijn stagejaar geen enkele cliënt zag verbeteren. En dat de enigen die zogenaamd met ontslag gingen ‘patiënten’ waren die wegliepen en voortijdig de behandeling afbraken. Mijn hart brak voor degenen die achterbleven in deze verstikkende setting. Waar de vaak jonge mensen bij binnenkomst nog erg op mij en mijn vrienden leken, veranderden zij gaandeweg in gedrogeerde zombies. Het enige waar ze heel goed in werden, leek het zich eigen maken van therapeutentaal. Zelf werden we daar trouwens ook meesters in. Want als personeel moesten we ook flink onder het therapeutische mes. We hadden wekelijks verplichte therapie voor stagiaires. Daarnaast hadden we therapie met de collega’s van de open setting van de bovenbouw en de gesloten setting van de onderbouw. Het vaste personeel had ook nog therapie met hun partners erbij. Gewapend met tissues en papieren zakdoekjes togen wij dus frequent naar de therapieruimte. Tijdens deze sessies ging het geen enkel moment over ons werk. We hadden het alleen over onszelf. Het waren rare tijden…