Service of SURF
© 2025 SURF
De term ‘Best persons’ wordt in deze les gebruikt voor: bijzonder slagvaardige mensen die problemen in achterstandswijken helpen aanpakken. Niet alleen professionals, maar ook vrijwilligers kunnen een best person zijn. Het zijn duidelijk geen doorsnee personen, maar personen die door hun omgeving worden opgemerkt als mensen die ‘het verschil maken’. In deze les worden in totaal 5 verbindingen uitgewerkt, oftewel manier om de beweging van onderop en de beweging aan de top met elkaar te verbinden: • best persons • verhalen • verandermethodieken • teamleren • People Analytics In deze openbare les zet de lector zijn visie en die van zijn kenniskringleden uiteen op het organiseren van verandering in het publieke domein. In zijn woorden: Hoe kijken wij daarnaar en wat gaan we komende jaren doen op de snijvlakken tussen onderwijs, onderzoek en beroepspraktijk? Om te beginnen gaan we in op de alsmaar toenemende snelheid in onze maatschappij. We staan daarmee stil bij de maatschappelijke acceleratie die plaatsvindt en wat dit betekent voor het publiek domein (hoofdstuk 2). In het derde hoofdstuk introduceren we ons onderzoeksmodel, dat we in de twee daarop volgende hoofdstukken uitwerken. In hoofdstuk 6 formuleren we ons programma voor onderzoek en onderwijs en in het laatste hoofdstuk gaan we in op de impact die we met dit lectoraat voor publieke professionals willen genereren.
Samen met onderzoekers van het Lectoraat Healthy Ageing, Allied Health Care and Nursing van de Hanzehogeschool en het Centrum voor Beweging en Onderzoek (CBO Groningen) hebben we tien populaire activity trackers onder de loep genomen. In het kort bestond dit onderzoek eruit dat we een groep proefpersonen de verschillende trackers hebben laten testen, zowel in een laboratoriumsetting (waarbij de metingen werden vergeleken met de gouden standaard; een handteller die – leuk om te vermelden – na al die duizenden stappen is stukgegaan) als buiten, in het wild, op een gewone werkdag. Recent hebben we nog eens tien populaire activity trackers in het lab getest. De resultaten waren over het algemeen boven verwachting, met name op het vlak van de betrouwbaarheid. Wat betreft de validiteit kan gezegd worden dat die in het algemeen minder goed is bij activity trackers die om de pols worden gedragen. (En dat is in feite logisch: ‘polstrackers’ letten op armbewegingen. In het lab, op de loopband, gaat dit nog behoorlijk goed (1 armzwaai = 1 looppas ) maar in het echte leven zwaai je ook wel eens met een arm bij het koffiezetten.) Uit de twintig geteste trackers is de volgende top 5 naar voren gekomen.
LINK
Top Tien suggesties voor het onderwijs In het onderzoek Studentenwelzijn van het lectoraat Studiesucces is in kaart gebracht hoe het gaat met studenten. Er is onder andere onderzocht hoe gezond en bevlogen de studenten zijn en hoe zij hun studiehulpbronnen en persoonlijke energiebronnen, zoals veerkracht en zelfeffectiviteit ervaren. Uit het onderzoek blijkt dat de studenten overwegend vinden dat ze een gezonde leefstijl hebben en zichzelf als gezond beschouwen. Daarbij ervaart echter een groot deel van de studenten regelmatig (in hoge mate) stress tijdens de studententijd.
Het doel van dit project is het onderzoeken of CO2 en kosten kunnen worden gereduceerd in twee zorginstellen door het Specifiek Ziekenhuis Afval (SZA) anders te verzamelen en verwerken. Dit praktijkgerichte onderzoek wordt mogelijk door een samenwerking van Windesheim, Flynther, Dermatologisch Centrum en Isala. SZA wordt verzameld in speciale vaten en getransporteerd naar speciale verbrandingsovens in Dordrecht, waar het afval inclusief het vat onder hoge temperatuur wordt verbrand. Dit leidt tot een hoge CO2 uitstoot en onnodig hoge afvalkosten voor zorgpartijen. Tijdens de voorbereidende interviews voor dit onderzoek hebben respondenten uit de zorgsector al verschillende suggesties gedaan om de hoeveelheid afval te reduceren: • Alleen medisch afval in het vat stoppen, geen andere afvalstromen; • Vaten zo veel mogelijk vullen voordat deze worden vervangen; • Beter scheiden van SZA. Een deel van het SZA hoeft niet onder speciale omstandigheden te worden verbrand, door deze apart in te zamelen kan het in de buurt van de zorginstelling worden vernietigd in plaats van in Dordrecht. • Gebruik van andere soorten vaten die gemaakt zijn uit karton of dunner kunststof. Vanuit Flynther en het Dermatologisch centrum is de praktijkvraag; “Als door diverse partijen wordt aangegeven dat er kan worden bespaard, waarom hebben partijen uit de zorg hier dan geen of nauwelijks aandacht voor? Zijn er nog meer manieren om SZA te reduceren?” De praktijkvraag van dit onderzoek is:Op welke wijze kunnen zorginstellingen door aanpassingen in het inzamelen van SZA, de hoeveelheid CO2 uitstoot en kosten binnen deze afvalstoom reduceren?Om deze vraag te beantwoorden worden de mogelijkheden zoals hierboven beschreven getoetst en de impact bepaald. Daarnaast wordt gekeken hoe het SZA inzamelingsproces moet worden aangepast om deze besparing te realiseren. Ook wordt onderzocht wat beperkende factoren zijn voor deze besparingen. De onderzoeksvragen worden beantwoord door een verkennend onderzoek dat wordt gebaseerd op twee case studies.
ntegrale Kindcentra bestaan in Nederland al een jaar of tien en deze ontwikkeling is niet te stoppen. De indruk is dat zowel kinderen als ouders en professionals een meerwaarde ervaren in het werken volgens de principes, uitgangspunten en bouwstenen van een IKC. Desalniettemin zijn deze ervaringen, en dan zeker vanuit ouders en kinderen, weinig systematisch onderzocht. Vandaar dat wij in dit onderzoek op zoek gaan naar de verhalen van ouders en kinderen over hun ervaringen in het leven en leren in het IKC. Door de verhalen van ouders en kinderen over hun tijd op het ICK krijgen we inzicht in de werkzame factoren van een IKC.
Relatie tussen spiermassa en vroegtijdig stoppen van chemotherapie bij patienten met hoofd-halskankerIn this study, we aim to assess whether low pre-treatment muscle mass, measured with CT at thoracic (T4) or lumbar level (L3) is associated with early termination of chemotherapy related to toxicity in head and neck cancer (HNC) patients.