Service of SURF
© 2025 SURF
Publicatie ism TU Delft voor Proceedings of DESRIST 2018, 3-6 June, Madras, India. As digital technologies are transforming enterprises, the interest in business models is increasing. Technological disruptions like the Internet of Things (IoT) drive enterprises to redefine their business models to create and capture value, and eventually, to stay competitive. The need for business model innovation may be urgent, yet it is not always clear what to change in a business model. In these cases, business model exploration is needed. Within academia and practice, business model tools are mainly focused on formalizing single business model designs rather than facilitating systematic exploration of alternative business models. In this study, we present the design and prototype of a digital tool created to facilitate business model exploration. We use Design Science Research (DSR) as our research approach. In this paper, we present the results from the first cycle evaluation of the design and prototype.
MULTIFILE
In 2015, the Object Management Group published the Decision Model and Notation with the goal to structure and connect business processes, decisions and underlying business logic. Practice shows that several vendors adopted the DMN standard and (started to) integrate the standard with their tooling. However, practice also shows that there are vendors who (consciously) deviate from the DMN standard while still trying to achieve the goal DMN is set out to reach. This research aims to 1) analyze and benchmark available tooling and their accompanied languages according to the DMN-standard and 2) understand the different approaches to modeling decisions and underlying business logic of these vendor specific languages. We achieved the above by analyzing secondary data. In total, 22 decision modelling tools together with their languages were analyzed. The results of this study reveal six propositions with regards to the adoption of DMN with regards to the sample of tools. These results could be utilized to improve the tools as well as the DMN standard itself to improve adoption. Possible future research directions comprise the improvement of the generalizability of the results by including more tools available and utilizing different methods for the data collection and analysis as well as deeper analysis into the generation of DMN directly from tool-native languages.
Projecten in het hbo kenmerken zich meestal door een strakke rolverdeling, een flinke hoeveelheid documentatie en een watervalaanpak. De resultaten met een Agile-werkwijze zijn echter bemoedigend. Studenten zijn enthousiast door de continue focus op werkende software en de verbeterde communicatie in het team. De testaanpak en de tooling vereisen nog wel extra aandacht in de onderwijssituatie. Studenten op het hbo en de universiteit leren de praktijk van softwareontwikkeling vaak via projecten. In de typische doorlooptijd van achttien weken staat een groot probleem centraal dat moet uitmonden in een gerealiseerd systeem. Binnen het thema ‘realtime en embedded systemen’ is dat een systeem met hardware aangestuurd door (embedded) software. Andere onderwerpen zijn bijvoorbeeld een beveiligingsapplicatie, een computergame en een toepassing op gedistribueerde middleware. Voor de uitvoering van deze projecten gebruiken de studenten traditioneel relatief zware processen als Rup (Rational Unified Process), TSP (Team Software Process) of het watervalmodel. De sterke opkomst van Agile-methodes in het bedrijfsleven was voor de opleidingen informatica en technische informatica van Saxion in Enschede een signaal om na te denken over de projectaanpak in de specialisatiethema’s. Dit artikel beschrijft de invoering van Agile in het onderwijs bij Saxion. De hogeschool kreeg daarbij ondersteuning van Alten PTS.
MULTIFILE
Hogeschool Rotterdam wil in samenwerking met IT-Campus en Rotterdamse mkb-bedrijven onderzoeken of de dataskills die studenten in hun opleiding verwerven, aansluiten op de datageletterdheid die van hen als startende professionals wordt verlangd. Om dit te beoordelen vragen we Rotterdamse ondernemers naar de datagedreven uitdagingen en problemen die zij voor zich zien en of zij bij de instroom van startende professionals voldoende kennis en skills zien om die uitdagingen het hoofd te bieden. Met de uitkomsten kunnen kennisinstellingen een helder beeld krijgen van het concept datageletterdheid en hiermee een handvat bieden aan opleidingen om dataskills in de curricula aan te laten sluiten op de behoefte in de arbeidsmarkt van de Metropoolregio Rotterdam-Den Haag (MRDH). We werken toe naar een ontwerp Data Skills-set. Misschien is het beter om te spreken van datacompetenties, hetgeen onderdeel is van de zoektocht in dit onderzoek. Welke terminologie is het meest behulpzaam in het oplijnen van onderwijs en werkveld op het gebied van data: geletterdheid, competenties, skills of een combinatie daarvan. Is het van belang of juist contraproductief om daarin (merk)specifieke tooling een plek te geven? We vragen ons ook af of datageletterdheid als een generiek concept domeinoverstijgend bruikbaar is, bijvoorbeeld tussen het economisch en technisch domein. De verwachting is dat de bevindingen op het gebied van datageletterdheid in de regio Rotterdam te generaliseren zijn naar andere delen van Nederland. Ook die hypothese willen we verkennen in dit onderzoek. Door het beantwoorden van deze vragen willen we een start maken voor het ontwerp van een instrument voor professionele ontwikkeling in het werkveld als ook een referentiekader voor het gesprek met onderwijspartners en overheid. Daarnaast kan zo’n ontwerp DataSkills-set ervoor zorgen dat de onderwijsdomeinen in gesprek blijven met elkaar ten aanzien van nieuwe methoden en onderwijsvormen voor vaardigheden.
Het project Early STATUS (Early Strategic Alerts for Turnaround of Small businesses) wil een instrument voor het vroegtijdig signaleren van stagnatie bij MKB bedrijven en een adviesmethode om de koers van deze bedrijven te wijzigen onderzoeken en testen. De vraagarticulatie bestond uit 26 interviews en 8 focusgroepen, in het kader van een KIEM subsidieproject. Uit het vooronderzoek komt naar voren dat het kleinere MKB, bedrijven met 10 tot 50 werknemers, kwetsbaar is voor verval: de waan van de dag regeert en er is weinig capaciteit om de bakens te verzetten. Dit is een structureel probleem en komt door de coronacrisis nijpender naar voren. Opvallend is dat accountants en bedrijfsadviseurs moeite hebben problemen tijdig te signaleren en te adresseren. In de wetenschappelijke literatuur is er weinig aandacht voor dit fenomeen. De vraagarticulatie heeft geleid naar de volgende behoefte: “een praktisch instrumentarium te gebruiken door mkb-ondernemers en hun adviseurs om strategische problemen vroegtijdig te signaleren en alle betrokkenen aan te zetten tot ingrijpen.” Het instrumentarium wordt ontwikkeld door een consortium dat bestaat uit 3 lectoren, 4 onderzoekers en 5 studenten van Hogeschool Rotterdam, aangevuld met een externe onderzoeker. Praktijkpartners zijn 2 accountantskantoren, 6 MKB adviesbureaus en accountancybrancheorganisatie SRA. De Universiteit van Leiden, Erasmus Universiteit Rotterdam en Montpellier Business School leveren academische experts. De hoofdvraag van het onderzoek luidt: “in welke mate draagt een vroegsignaleringsinstrument dat wordt uitgezet via een accountantskantoor bij ondernemers en medewerkers en daaropvolgend een adviesmethode die wordt toegepast door mkb-adviseurs en accountants bij aan het vroeg signaleren en verder voorkomen van verval bij mkb-ondernemingen met 10-50 medewerkers?” Het instrumentarium wordt door het onderzoekconsortium ontwikkeld en vervolgens getest door accountants en mkb-adviseurs bij hun cliënten: maakt het vroegsignaleringsinstrument een eventuele strategische crisis voldoende tijdig duidelijk en stimuleert de adviesmethode de betrokkenen voldoende om daadwerkelijk in te grijpen?
Dit project gaat over factoren die een rol spelen bij samenwerkingsrelaties die familiebedrijven aangaan, met bijvoorbeeld leveranciers en andere partijen, voor duurzame/circulaire productinnovaties. Bedrijven hebben een belangrijke rol in het bijdragen aan oplossingen voor grote maatschappelijke problemen zoals verduurzaming. Dat betekent dat ze onder andere moeten werken aan productinnovatie. Veel van de bedrijven in de regio Zwolle zijn mkb-familiebedrijven. Familiebedrijven hebben speciale kenmerken die bij collaboratieve productinnovatie positief of negatief kunnen uitwerken. Zo zijn familiebedrijven aan de ene kant bij uitstek geschikt om duurzame innovatieprojecten aan te gaan: ze hebben veelal eigen middelen, een lange termijn visie en investeringsagenda en een snelle besluitvormingsstructuur. Aan de andere kant zijn er ook potentieel belemmerende factoren, zoals een gebrek aan eigen kennis en moeite om ‘vreemden’ toe te laten. Met name dit laatste is lastig, omdat voor innovatieprojecten samenwerking een vereiste is. In ons verkennende, retrospectieve onderzoek willen we (na literatuurstudie) een aantal succesvol verlopen samenwerkingsrelaties bestuderen door alle daarbij betrokken partners te interviewen. Het doel van dit KIEM-onderzoek is een conceptueel model op te leveren waarmee we in ontwerpgericht vervolgonderzoek (RAAK-MKB) ‘tooling’ kunnen gaan ontwikkelen voor familiebedrijven die wel graag met duurzame productinnovatie aan de slag willen maar nog niet goed weten hoe ze het samenwerken met anderen daarin moeten aanpakken.