Service of SURF
© 2025 SURF
Meestal verloopt de taalontwikkeling van kinderen vanzelfsprekend. Sommige kinderen echter hebben problemen in de spraak- en taalontwikkeling. Deze kunnen grote impact hebben op het leven van een kind. In dit hoofdstuk worden de mijlpalen in de taalontwikkeling en de verschillende taalgebieden van kinderen van nul tot vier jaar beschreven. Om taal te leren, is het noodzakelijk dat een ‘taallerend’ kind zich motorisch, cognitief, auditief sociaal en emotioneel goed ontwikkelt. Daarom wordt een aantal problemen in de taalontwikkeling nader besproken. Zo komt de vraag aan de orde op welke wijze samen met ouders gezocht kan worden naar mogelijkheden om de taalontwikkeling van kinderen te optimaliseren.
LINK
Werken aan taalstimulering is veelomvattend. Op basis van welke uitgangspunten kun je als professional nu effectief de taalontwikkeling van opgroeiende kinderen in de klas bevorderen, in het bijzonder de kinderen met een taalachterstand? Wat is bekend over wat werkt bij taalstimulering? ? De eerste hulp voor leraren is de site Onderwijskennis.nl van het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO). Op de site vind je niet alleen overzichtelijk per thema de inzichten uit wetenschappelijk onderzoek opgesomd, maar vind je ook tools en links naar praktische voorbeelden. Zo ook over het thema ‘Onderwijskansen en taalstimulering’: https://www.onderwijskennis.nl/
Zowel in de jeugdgezondheidszorg als in het onderwijs worden verschillende instrumenten ingezet voor de monitoring van de spraak- en taalontwikkeling en de opsporing van mogelijke problemen in de spraak- en taalontwikkeling. Geen van deze instrumenten hebben bewezen voldoende psychometrische eigenschappen. Het doel is om een valide uniform signaleringsinstrument te ontwikkelen voor de opsporing van spraak-, taalproblemen bij kinderen van 1 tot 6 jaar voor zowel de Jeugdgezondheidszorg als voor het basisonderwijs.Voor de constructie van het signaleringsinstrument is (1) een Delphistudie uitgevoerd naar het construct ‘spraak-, taalontwikkeling’ en de alarmsignalen van een niet goed verlopende ontwikkeling; (2) is de face validity van de vragen over de items (samenvoeging alarmsignalen en items andere instrumenten) bepaald, en (3) zijn de ervaringen en wensen van ouders en professionals ten aanzien van signalering in kaart gebracht door middel van semigestructureerde interviews.In de normeringsfase wordt de geconstrueerde lijst afgenomen bij een gestratificeerde steekproef van in totaal 2000 ouders van kinderen (1 tot 6 jaar) in Nederland. De itembank bevat op dit moment 75 items die vallen binnen het construct ‘spraak-, taalontwikkeling’ en beschrijven de linguïstische domeinen en interactie. Selectie van de beste items gaat nog plaatsvinden op basis van nonparametrische item response theorie analyse. De definitieve set items wordt gevalideerd tegen uitgebreide taaltesten.Ons instrument uiteindelijke instrument kan gaan bijdragen aan de gezamenlijke taak van zorg en onderwijs in het monitoren van de spraak- en taalontwikkeling en de opsporing en verwijzing van kinderen met problemen in de spraak- en taalontwikkeling.
Wereldwijd wordt taal dé indicator genoemd van het welbevinden van kinderen. Een niet goed verlopende taalontwikkeling heeft grote impact op het emotioneel welbevinden van kinderen. Ongeveer 7% van alle kinderen heeft een taalontwikkelingsstoornis. Taalontwikkelingsstoornissen gaan vaak gepaard met andere ontwikkelingsproblemen. Taalexperts zien vaak motorische problemen bij kinderen met taalontwikkelingsstoornissen. Aan de andere kant zien bewegingsexperts vaak taalproblemen bij kinderen met motorische stoornissen. Kinderen met taalstoornissen én motorische stoornissen hebben een dubbele handicap; schoolse, sociale en fysieke activiteiten vormen een uitdaging. Vroege identificatie en behandeling van kinderen met taal- en motorische stoornissen is van cruciaal belang om hun kansen op maatschappelijke participatie te vergroten. Taalstoornissen en motorische stoornissen kunnen al goed worden opgespoord. Echter, taalexperts en bewegingsexperts geven aan handvatten nodig te hebben om in een vroeg stadium onderscheid te kunnen maken tussen hardnekkige neurologische stoornissen en tijdelijke achterstanden in taal en motoriek. Het maken van dit onderscheid is belangrijk voor de keuze van het juiste zorgtraject. De verwachting is dat taalproblemen in combinatie met motorische problemen kan duiden op een onderliggende neurologische stoornis. Deze informatie zou zowel taalexperts als bewegingsexperts in staat kunnen stellen om al voor het vijfde levensjaarjaar een neurologische ontwikkelingsstoornis in taal en/of motoriek te identificeren en te onderscheiden van niet-neurologische taal- en motorische achterstanden. De missie van BEPTOS is om samen met taalexperts en bewegingsexperts een vroegere diagnose van taal- en motorische stoornissen mogelijk te maken, zodat de juiste zorg kan worden ingezet en de kans op maatschappelijke participatie van jonge kinderen vergroot kan worden. Deze missie sluit aan bij NWA-route Jeugd in ontwikkeling bij het Thema Gezondheid & Zorg en het geven van een kansrijke start aan kinderen met behulp van een interprofessionele gezondheidsaanpak.
Taalexperts zien vaak motorische problemen bij kinderen met taalontwikkelingsstoornissen. Aan de andere kant zien bewegingsexperts vaak taalproblemen bij kinderen met motorisch stoornissen. Kinderen met taalstoornissen én motorische stoornissen hebben een dubbele handicap. Vroege identificatie en behandeling van kinderen met taal- en motorische stoornissen is van cruciaal belang om hun kansen op maatschappelijke participatie te vergroten.Taalstoornissen en motorische stoornissen kunnen al goed worden opgespoord. Echter, taalexperts en bewegingsexperts geven aan handvatten nodig te hebben om in een vroeg stadium onderscheid te kunnen maken tussen hardnekkige neurologische stoornissen en tijdelijke achterstanden in taal en motoriek. Het maken van dit onderscheid is belangrijk voor de keuze van het juiste zorgtraject.De verwachting is dat taalproblemen in combinatie met motorische problemen kan duiden op een onderliggende neurologische stoornis. Deze informatie zou zowel taalexperts als bewegingsexperts in staat kunnen stellen om al voor het vijfde levensjaar een neurologische ontwikkelingsstoornis in taal en/of motoriek te identificeren en te onderscheiden van niet-neurologische taal- en motorische achterstanden.
Zelfregie, empowerment, patiënt centraal: in elk rapport over de zorg komen we deze woorden tegen. Maar hoe doe je dat eigenlijk als zorgprofessional? Het project COMPLETE richt zich op de samenwerking tussen ouders van jonge kinderen met ontwikkelingsstoornissen en zorgprofessionals. Deze samenwerking is een van de belangrijkste aspecten van interventie bij jonge kinderen. Logopedisten werken dagelijks met peuters met taalontwikkelingsstoornissen. Taaltherapie is kindgericht, waarbij de samenwerking met ouders vaak slechts beperkt is vormgegeven. Logopedisten geven aan handelingsverlegenheid te ervaren in de samenwerking met ouders. Zij weten niet hoe ze echte betrokkenheid en partnerschap tot stand kunnen brengen. Ouders herkennen de ervaringen van professionals. Zij ervaren variatie in de mate waarin zij betrokken worden bij therapie en willen versterkt worden in de mogelijkheden om de ontwikkeling van hun kind te stimuleren. Het belang van samenwerking volgt ook uit effectstudies. Voor succesvolle interventies moeten ouders een belangrijke rol spelen in de behandeling, empowered worden en eigen regie ervaren. De urgentie van deze vraag komt specifiek aan de orde in de kennisagenda Logopedie en ouderbetrokkenheid is onderdeel van het kwaliteitsbeleid van de beroepsvereniging. Het project COMPLETE wil bijdragen aan de vragen van logopedisten en ouders. Het project start met kwalitatief onderzoek naar de behoeften en ervaren barrières in samenwerking bij logopedist en ouders en een systematisch literatuuronderzoek naar deze aspecten. Deze aspecten worden omgezet naar actieve doelstellingen waarmee professionals de samenwerking kunnen verbeteren. In de volgende stappen ontwikkelen we in co-design tools die hierbij ondersteunen. Daarnaast gaan we op zoek naar bestaande tools die we samen met de praktijk op bruikbaarheid testen en aanpassen. Het project resulteert in een toolbox voor samenwerking tussen logopedisten en ouders van jonge kinderen. De uitkomsten en opbrengsten van dit project zijn ook relevant voor andere zorgprofessionals die werken met ouders van jonge kinderen met ontwikkelingsstoornissen.