Service of SURF
© 2025 SURF
Patiënten met COPD hebben een lager risico op COPD-gerelateerde ziekenhuisopname en sterfte wanneer zij regelmatige lichamelijke activiteit beoefenen. Onduidelijk is nog in welke mate COPD dagelijkse fysieke activiteit beïnvloedt. Met deze literatuurstudie wordt dit aangetoond.
Background Evidence about the impact of the COVID-19 pandemic on existing health inequalities is emerging. This study explored differences in mental health, sense of coherence (SOC), sense of community coherence (SOCC), sense of national coherence (SONC), and social support between low and high socioeconomic (SES) groups, and the predictive value of these predictors for mental health. participants and procedure A cross-sectional study was conducted using an online survey in the Netherlands in October 2021, comprising a total of 91 respondents (n = 41, low SES; n = 50, high SES). results There were no differences in mental health, SOC, SOCC, SONC, and social support between the groups. SOC was a predictor for mental health in both groups and SOCC for the low SES group. conclusions We found that both SOC and SOCC predict mental health during the pandemic. In the article we reflect on possible pathways for strengthening these resources for mental health.
Het lectoraat Transmurale Ouderenzorg is onderdeel van het kenniscentrum ACHIEVE van de faculteit Gezondheid. ACHIEVE heeft ‘Complex Care’ als focus. De complexiteit van de acute zorg voor oudere patiënten, waarin samenwerking en coördinatie van essentieel belang zijn, sluit hier naadloos op aan.
Uit recente KNMI-scenario’s blijkt dat door klimaatverandering de temperatuur blijft stijgen. Hevige regenbuien, meer tropische dagen en hittegolven zijn het gevolg. Er krijgen meer mensen last van het stedelijk hitte-eiland effect (UHI-effect), met als gevolg een bedreiging voor de gezondheid, verlaging arbeidsproductiviteit, welzijn en zelfs een risico op verhoogde sterfte. Het aanleggen van groene daken en gevels zijn, naast het planten van bomen en struiken, maatregelen om het UHI-effect te verminderen. Modelmatig kan het UHI-effect op straatniveau al bepaald worden, echter de bijdrage van groene daken en gevels wordt daar nog niet in meegenomen. Het practoraat ‘water en bodem’ van Yuverta, aangevuld met de expertise van het practoraat ‘groene leefbare stad’ van Yuverta en het lectoraat Klimaatrobuuste landschappen van HAS green academy doen in deze samenwerking, onderzoek naar het daadwerkelijke effect van groene daken en gevels op het UHI-effect op straatniveau in de stad. Er worden drie fieldlabs ingericht met sensoren op groene daken en gevels en op straatniveau, en vergeleken met nabijgelegen traditionele grijze daken en gevels. Hiermee wil GroenDakCoach antwoord geven op de steeds vaker gestelde vraag hoe groot de bijdrage van groene daken en gevels is in het verminderen van het UHI-effect op straat. Tygron wil met dit onderzoek dat haar digital twin-software, inclusief UHI-model nog beter toepasbaar is voor overheden en adviesbureaus bij ontwikkelingen rondom de (her-)inrichting van de openbare ruimte met klimaatadaptieve maatregelen. De resultaten worden via een digital twin hittestress-demonstrator gedeeld en besproken met de betrokken gemeenten van de fieldlabs, zodat deze kennis ingezet kan worden bij haar klimaatadaptatie-beleid. Daarnaast wordt de demonstrator ingezet bij participatie¬bijeenkomsten om de toegevoegde waarde en mogelijkheden van klimaatadaptieve maatregelen, zoals groene daken en gevels, inzichtelijk te maken en zo tot de gewenste gedragsverandering te komen.
Het klimaat verandert. Het wordt natter, heter en droger. Nederland moet zich aanpassen aan het veranderende klimaat. Daarom hebben de gemeenten de uitdaging om vanaf 2020 ervoor te zorgen dat een (her)inrichting van een straat of wijk klimaatbestendig is. Voor wateroverlast en waterveiligheid weten we ongeveer hoe dat moet (o.a. dankzij onderzoek aan de HvA). Wat betreft hitte is eigenlijk nog niet duidelijk wat er moet gebeuren. En dat is zorgelijk, want hitte kan grote problemen geven. Hitte kan leiden tot extra sterfte en zal bovendien de stad steeds vaker erg onaangenaam maken. Duidelijk is dat er aandacht nodig is op het sociale vlak (o.a. in de zorg), voor gebouwen (koele binnenruimtes) en voor de buitenruimte. Dit onderzoeksvoorstel richt zich op dat laatste. Over het hittebestendig inrichten van de buitenruimte ontbreekt nog veel kennis. Stedenbouwkundigen, landschapsarchitecten, projectontwikkelaars en water-managers bij gemeenten weten namelijk niet welke eisen ze moeten stellen aan nieuwe hittebestendige ontwerpen van de stad, van wijken en van straten. Ze weten niet wat de gewenste hittebestendige eindsituatie van een ontwerp is en welke maatregelen nodig zijn om een hittebestendig ontwerp te realiseren. Kortom, de hitteopgave is nog onvoldoende gekend. Daarom hebben we een consortium gevormd, bestaande uit professionals werkzaam bij gemeenten die met dit vraagstuk bezig zijn, enkele kennisinstellingen en twee hogescholen. De opgave is de professionals handvatten te geven om per locatie en situatie de hitteopgave te kunnen duiden en om te komen tot concrete ontwerpeisen en ontwerpen. Daartoe is ook beter inzicht in het verkoelende effect van hittebeperkende maatregelen nodig (bijvoorbeeld van een bomenrij, een groene gevel, of lichtgekleurd asfalt). Het consortium ontwikkelt hulpmiddelen, zoals hittekwetsbaarheidskaarten, om de hitteopgave te kunnen duiden, onderzoekt het effect van maatregelen en stelt ontwerpregels voor hittebestendige inrichtingen op. De ontwikkelde kennis toetsen we in de praktijk. In twee ronden van ontwerpend onderzoek komen we tot een set van bruikbare hulpmiddelen, inzichten in de effectiviteit van hittebestendige maatregelen en geaccepteerde ontwerprichtlijnen. Hiermee kunnen de professionals werkzaam bij gemeenten beoordelen of een ontwerp hittebestendig is.
Een goede opfok waarin kalveren op een melkveebedrijf of kalverbedrijf gezond opgroeien en ontwikkelen, draagt positief bij aan dierenwelzijn, levensduur, bedrijfsresultaten, arbeidsvreugde en maatschappelijke waardering. Het is een sterke ambitie van de Nederlandse zuivelsector om de zorg voor kalveren continu te verbeteren en kalversterfte zo veel mogelijk te voorkomen. Er is al veel onderzoek gedaan naar welke factoren een rol spelen bij een goede opfok van kalveren. Echter, het ontbreekt nog aan praktijkkennis over de invloed van de koe tijdens de dracht en het afkalven op de gezondheid en het welzijn van het kalf tijdens de geboorte en de daaropvolgende opfokperiode. In dit project richt een consortium, bestaande uit melkveehouders, kalverhouder, voerleveranciers, dierenartsen, stalinrichter, adviseurs, onderwijs en (inter)nationale kennisinstellingen, zich op ontwikkeling en verspreiding van deze kennis. In een praktijkonderzoek worden mogelijk bruikbare koe- en kalf kenmerken onderzocht wat betreft hun relatie met kalvergezondheid en -welzijn en getoetst op praktische bruikbaarheid. Deze indicatoren worden afgeleid uit analyses van koedata, kalfdata, klinische waarnemingen, bloedonderzoek en biestonderzoek. Aan de hand van de uitkomsten wordt bepaald welke koe- en kalf kenmerken praktische handvatten bieden voor het handelen voor veehouders om de zorg voor het jonge dier te optimaliseren. Dierenartsen en jongveespecialisten kunnen op dit gebied een begeleidende en/of adviserende rol spelen. Naast publicatie in wetenschappelijke tijdschriften, wordt de verkregen praktijkkennis en ontwikkeld handelingsperspectief vooral doorgegeven aan de huidige en toekomstige veehouders, dierenartsen en jongveespecialisten middels Nederlandstalige artikelen in vakbladen, workshops, webinars, een symposium, onderwijsmateriaal en het netwerk van het consortium dat direct in contact staat met de eindgebruikers.