Wat is de beroepsidentiteit van sociaal werk, wat behoort zij te zijn? Sociaal werk wordt wel omschreven als een professie maar ook als een ambacht, vaak zonder duidelijk onderscheid tussen en wellicht zelfs door impliciete gelijkstelling van deze kwalificaties. Met behulp van de ideaaltypische benadering kan echter worden aangetoond dat deze twee typen beroepen niet alleen veel overeenkomsten delen maar ook op enkele punten fundamenteel van elkaar verschillen. Op basis van het werk van Freidson (2001) en Sennett (2008) kan worden aangetoond dat het ideaaltypische doel van professies het realiseren van een abstracte waarde (zoals rechtvaardigheid) is, terwijl ambachten gericht zijn op het manipuleren van concrete materialen (bijvoorbeeld steen). Bijgevolg zijn (enkel) professies beroepen met een morele identiteit. In alle zelfdefinities van sociaal werk is deze morele identiteit, deze humanitaire kern aanwezig (zie bv. IFSW, NVMW). Daarom moet sociaal werk worden beschouwd als een professie en niet als een ambacht. Dit is niet louter een academische discussie maar beïnvloedt bijvoorbeeld de positie van dit beroep in de samenleving, zoals aan de hand van de ministeriële richtlijnen betreffende Welzijn Nieuwe Stijl kan worden geïllustreerd.
Wat is de beroepsidentiteit van sociaal werk, wat behoort zij te zijn? Sociaal werk wordt wel omschreven als een professie maar ook als een ambacht, vaak zonder duidelijk onderscheid tussen en wellicht zelfs door impliciete gelijkstelling van deze kwalificaties. Met behulp van de ideaaltypische benadering kan echter worden aangetoond dat deze twee typen beroepen niet alleen veel overeenkomsten delen maar ook op enkele punten fundamenteel van elkaar verschillen. Op basis van het werk van Freidson (2001) en Sennett (2008) kan worden aangetoond dat het ideaaltypische doel van professies het realiseren van een abstracte waarde (zoals rechtvaardigheid) is, terwijl ambachten gericht zijn op het manipuleren van concrete materialen (bijvoorbeeld steen). Bijgevolg zijn (enkel) professies beroepen met een morele identiteit. In alle zelfdefinities van sociaal werk is deze morele identiteit, deze humanitaire kern aanwezig (zie bv. IFSW, NVMW). Daarom moet sociaal werk worden beschouwd als een professie en niet als een ambacht. Dit is niet louter een academische discussie maar beïnvloedt bijvoorbeeld de positie van dit beroep in de samenleving, zoals aan de hand van de ministeriële richtlijnen betreffende Welzijn Nieuwe Stijl kan worden geïllustreerd.
Special Heroes heeft als doel om de beoefening van sportieve activiteiten door leerlingen in het speciaal onderwijs te bevorderen. Na een succesvolle pilot, hebben Gehandicaptensport Nederland, NOC*NSF en de Landelijke Vereniging voor Cluster 3-scholen (LVC3) vanaf 2009 het programma Special Heroes verder uitgerold. Om te evalueren hoe het programma is verlopen, is bij de start en aan het eind van de programmaperiode onderzoek uitgevoerd onder cluster 3-scholen van het speciaal onderwijs (SO en VSO). Deze scholen zijn gespecialiseerd in onderwijs aan leerlingen met een verstandelijke of lichamelijke handicap, een meervoudige handicap en aan langdurige zieke leerlingen. Dit rapport gaat in op de eindsituatie bij de cluster 3-scholen en hun leerlingen, zoals we vaststelden medio 2012 (1-meting). Voor het onderzoek is gebruik gemaakt van vragenlijsten onder deelnemende scholen (n=34) en ouders/leerlingen (n=3.004). Daarnaast is kwalitatief onderzoek uitgevoerd bij tien scholen (interviews met vakleerkrachten, trainers, leerlingen en ouders) en bij programmamedewerkers van Special Heroes (7 bijeenkomsten). Tussentijds is een vragenlijst afgenomen onder sportaanbieders (n=136). Het rapport beschrijft de behaalde resultaten van Special Heroes op organisatieniveau en op het niveau van de einddoelgroep (cluster 3-leerlingen).
In 2019 en 2020 heeft het Joint Research Center van de Europese Commissie (JRC) uitgebreid onderzoek (Higher Education for Smart Specialisation: HESS) gedaan naar de rol van kennisinstellingen in Noord-Nederland in het innovatie-ecosysteem. JRC constateert dat de kennisinstellingen in de afgelopen jaren meerdere waardevolle initiatieven (proeftuin, hub, field lab, living lab, leeratelier, innovatiewerkplaats of gebiedscoöperatie) hebben ontplooid, bijvoorbeeld op het gebied van het koppelen van studenten en onderzoekers aan bedrijven en het samenwerken tussen kennisinstellingen op verschillende niveaus.Uit dit ‘HESS’- onderzoek kwam onder meer ook naar voren dat veel Noord-Nederlandse mkb’ers nog op grote afstand staan van de kennisinstellingen en dat kenniscirculatie die plaatsvindt veelal een lokaal karakter heeft. Verder mist de samenhang onderling en zijn de initiatieven van korte duur. De netwerken die worden gecreëerd zijn onvoldoende open en toegankelijk voor het mkb. De initiatieven vanuit de kennisinstellingen werken goed voor het onderwijs (studenten koppelen aan bedrijven en de samenwerking kennisinstellingen met bedrijven), maar de initiatieven werken blijkbaar niet voor het grote deel van het mkb.De conclusies van het onderzoek vormen het vertrekpunt van de Regional Innovation Strategies for Smart Specialization (RIS3) en het EFRO-programma 2021-2027 voor Noord-Nederland. Ter voorbereiding op het nieuwe EFRO-programma 2021-2027 en om de negatieve economische impact van COVID 19 te helpen verkleinen, is medio 2020 REACT EU in het leven geroepen (‘Recovery Assistance for Cohesion and the Territories of Europe’). De middelen vanuit REACT EU worden onder meer gebruikt om kennisinstellingen in Noord-Nederland te ondersteunen bij aanpakken van inefficiënties en het effectiever vervullen van hun valorisatierol. Het gaat hier met name om het valorisatieproces als geheel, van idee/kenniscreatie tot aan markttoepassing/ondernemerschap.1.2.Gezamenlijk voorstel: KONNECT In Noord-Nederland worden de middelen die REACT EU biedt gebruikt om te experimenteren met een aantal uitvragen. De middelen kunnen worden gebruikt om het huidige innovatie-ecosysteem te versterken en om de eerste stappen te zetten in de uitvoering van het nieuwe EFRO-programma 2021-2027. Hiervoor hebben de drie noordelijke provincies onder andere de noordelijke kennisinstellingen opgeroepen met een propositie te komen, gericht op het oplossen van knelpunten ten aanzien van het valoriseren van kennis. Het voorstel moet daarbij structureel bijdragen aan een grotere effectiviteit van kennisinstellingen in het Noord-Nederlandse innovatie-ecosysteem en de potentiële impact vergroten van initiatieven die inspelen op kansen rond de RIS3 Transities. De noordelijke kennisinstellingen hebben de handen ineengeslagen en de verbinding opgezocht met de eerstelijnsorganisaties1 om een integraal voorstel aan te dragen: KONNECT.Het doel van KONNECT is om te:Inventariseren, experimenteren, monitoren en met elkaar leren hoe de Noord-Nederlandse kennisen onderwijsinstellingen (mbo, hbo en wo) de afstand met het MKB kan overbruggen en hun valorisatierol efficiënter en effectiever kunnen invullen. Hierbij wordt rekening gehouden met het feit dat de relaties tussen kennisinstelling en mkb per onderwijsniveau en regio verschillen.
This research is dedicated to the study of marketing opportunities and consumer behavior, as well as the impact of technology on marketing relationships (eg, interorganizational, company-consumer). It is also in its interest to explore the form and nature of the entrepreneurial phenomenon beyond the contexts in which it can occur. A sub-area of specialization that has been deserving special interest is that of entrepreneurial skills. Another area of commitment is related to information systems and information technology with decision support in organizations.Partners: CAPES Conselho Nacional de Desenvolvimento Científico e Tecnológico (Brazil), Federal University of Pernambuco (Brazil)
Helping business networks and clusters to collaborate in international value chains and interregional collaborations as part of regional growth strategies.[project in progress]To improve regional/national policy instruments seeking to intensify clusterization processes (especially in KETs related sectors), fostering clusters’ and business networks interregional cooperation, integration into innovative value chains and better employment for the implementation of smart specialization strategies.