Service of SURF
© 2025 SURF
In de afgelopen jaren is er een steeds vroegere bijstelling te zien geweest van spelend leren naar een meer gestructureerde schoolse benadering. Eenzijdig de focus leggen op dergelijke vormen van ‘schools’ leren kan echter leiden tot negatieve effecten, omdat sommige jonge kinderen nog niet rijp zijn voor zo’n aanpak. Centraal in het onderzoek waarover hier verslag wordt gedaan, staat dan ook de vraag wat de rol is van de sociaal-emotionele en gedragsmatige ontwikkeling van jonge kinderen in relatie tot hun cognitieve leerprestaties. Met behulp van een in Nederland nog niet eerder toegepast observatie-instrument voor schoolrijpheid zijn sociaal-emotionele en gedragsmatige problemen in kaart gebracht bij kinderen in de groepen twee en drie van het basisonderwijs. Daarbij is gekeken naar de samenhang met hun feitelijke prestaties op gestandaardiseerde taal- en rekentoetsen uit het Cito-volgsysteem. De resultaten geven onderbouwing aan de stelling dat sommige leerlingen nog niet schoolrijp zijn, of anders gezegd: ze zijn nog niet toe aan het schoolse gestructureerde leren. Met name bij jongens kunnen problemen op het sociaal-emotionele of gedragsmatige vlak het leerproces negatief beïnvloeden. Vanuit dit perspectief is een herijking van het begrip schoolrijpheid op zijn plaats en lijkt een kritische reflectie van belang op de gestructureerde schoolse benadering in veel methoden voor de voor- en vroegschoolse educatie, want zeker niet alle doelgroepleerlingen zijn daar aan toe.
In dit artikel wordt de literatuur verkend op het terrein van een meer sociaalparticipatieve benadering van actief burgerschap. In deze literatuur wordt de ontwikkeling van burgerschap verbonden met de noodzaak zicht te ontwikkelen op handelingscontexten die voor zowel burgers als sociale professionals van belang zijn. We verkennen relevante literatuur van onder andere De Tocqueville, Dewey, Putnam, Lichterman en Biesta. Door aandacht te besteden aan burgerschap als praktijk beogen we dichter op de huid van het werk van sociale professionals te kruipen, waardoor de huidige ontwikkelingen rondom de bevordering van actief burgerschap bevraagd kunnen worden. Wat deze literatuurverkenning in beeld brengt is dat actief burgerschap niet tot bloei komt vanuit een opgelegde moraal, maar verbonden dient te worden met het dagelijkse handelen van burgers, waarin het “al doende leren” samen op gaat met de ontwikkeling van betekenisvolle praktijken. Sociale professionals hebben vooral tot taak dit type praktijken te ondersteunen en te faciliteren.
Het TOP-programma is een landelijke evidence-based interventie voor zeer vroeggeboren kinderen (<32 weken zwangerschap) en hun ouders, gericht op het verbeteren van de ouder-kind interactie en de ontwikkeling van het te vroeg geboren kind. Goede informatievoorziening over de ontwikkeling en gezondheid van het te vroeg geboren kind hangt samen met betere ontwikkelingsuitkomsten. Daarom is kennisoverdracht één van de strategieën van het TOP-programma. Deze kennisoverdracht vindt plaats tijdens 12 huisbezoeken. Uit vooronderzoek kwam naar voren dat ouders en kinderfysiotherapeuten (MKB) behoefte hebben aan aanvullende informatievoorziening over slaap, ontwikkeling en voeding. Dit geldt in het bijzonder voor de groep kwetsbare ouders met beperkte gezondheidsvaardigheden, die nu onvoldoende profiteren van de interventie omdat de professionals er niet in slagen de kennis over te dragen. Verder wordt de doelgroep matig vroeggeboren kinderen (32-34 weken zwangerschap) niet behandeld met het TOP programma terwijl de problematiek veelal overeenkomt met de zeer vroeggeboren kinderen. Door de MKB professionals wordt een online informatiemodule (E-TOP) voor het vergroten van kennis en inzicht van ouders over de gevolgen van vroeggeboorte en begeleiding van hun kind als veelbelovend gezien. TOP-therapeuten zien kansen om met deze module een bredere doelgroep te bereiken. De onderzoeksvraag in dit project luidt: “Hoe kunnen kinderfysiotherapeuten, aanvullend op het TOP programma, op een toegankelijke en begrijpelijke manier meer kennis en inzichten overdragen aan ouders over de ontwikkeling van hun zeer en matig vroeggeboren kind?”. In de eerste fase van dit project wordt de online toepassing in co-creatie met de MKB partners, ouders en andere betrokkenen ontwikkeld. In creatieve workshops en focusgroepen, o.a. ouders met beperkte gezondheidsvaardigheden, worden de functionaliteiten, content en tekortkomingen van de online toepassing onderzocht. In de tweede fase wordt het ontwikkelde programma in een haalbaarheidsstudie (n=80) onderzocht op toepasbaarheid, bruikbaarheid en tevredenheid. Doorwerking naar werkveld en onderwijs zal gedurende en na het project plaatsvinden.
De uitdagingen waar agrarische bedrijven voor staan zijn groot en dit legt een extra druk op het bedrijfsovernameproces. Een proces dat al onder druk staat door schaalvergroting en de stijging van de grondprijs. Het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt heeft in samensprak met het ministerie van LNV en LTO het plan om een kenniscentrum bedrijfsovername te starten. In het project ‘Expeditie bedrijfsovername’ wordt overzicht over en inzicht in de bestaande kennisinfrastructuur voor advisering in de bedrijfsovername samengesteld. Met een brede groep betrokkenen bij agrarische bedrijfsovername wordt een totaal overzicht opgesteld van het overnameproces en de beschikbare adviesdiensten. Daarbij is naast de technische aspecten (financieel en juridisch) specifiek aandacht voor de sociaal-emotionele kant: de familie en de interactie tussen de overnemer/overdrager, ook als het gaat om visievorming voor de toekomst van het bedrijf in relatie tot de grote uitdagingen van markt en maatschappij. Dit project is 1 van 4 projecten waarbij ieder project zich richt op specifieke regio’s en deelsectoren van de landbouw. Het Living Lab Oost wordt geleid door Aeres Hogeschool en richt zich primair op deelsectoren melkveehouderij en akkerbouw in het midden en oosten van het land. Vanuit een gezamenlijk opgezette werkwijze en wordt gewerkt aan het eindproduct: een ‘landkaart’ van het bedrijfsovernameproces met daarin specifiek aandacht voor regionale en sectorale verschillen. Vanuit de analyse van de behoefte aan en het aanbod van ondersteuning volgen ontwikkelwensen voor (door)ontwikkeling van methodieken, deze worden waar mogelijk ontwikkeld en getest binnen de kaders van het project. De landkaart kan in de advisering gebruikt worden om een bedrijf inzicht te geven over de route van hun eigen ‘expeditie’ langs de voor hen relevante aspecten van het bedrijfsovernameproces. Het project werkt met een breed consortium die belanghebbenden zijn bij een goed doorlopen bedrijfsovernameproces.
Kinderen met een (erfelijke) bindweefsel aandoening hebben vaak (chronische) pijnklachten en een verminderde participatie en kwaliteit van leven. Door onvoldoende kennis en expertise in de 1ste en 2de lijn zijn kinderfysiotherapeuten en andere paramedici niet goed in staat om deze kinderen goed, op maat gesneden te helpen. Samen met hen, kinderen, ouders en experts, worden een meetstraat voor diagnose en monitoring van lichaamsfuncties, activiteiten en participatie en interdisciplinaire behandelmodules ontwikkeld, alsook een nieuw zorgpad. Aan de hand van de vraagarticulatie vanuit de beroepspraktijk en de ‘state of the art’ is de volgende algemene onderzoeksvraag opgesteld: “Welke problemen in fysiek-, psychosociaal- en maatschappelijk functioneren zijn aanwezig bij kinderen met een (erfelijke) bindweefsel aandoening, welke factoren werken belemmerend of bevorderend en hoe zijn deze factoren met een behandeling zodanig te beïnvloeden dat het functioneren van kinderen met bindweefselaandoeningen verbetert?”. Honderdvijftig kinderen met erfelijke bindweefselaandoeningen en hun ouders vanuit Amsterdam en Gent worden in het onderzoek betrokken. Aan de hand van vragenlijsten en fysieke metingen worden het fysiek functioneren, de sociaal-emotionele ontwikkeling en het maatschappelijk functioneren in kaart gebracht. Er wordt een op maat gesneden behandeling gemaakt waarbij de nadruk zal liggen op het fysiek functioneren en het gedrag. De behandeling wordt in een haalbaarheidsstudie onderzocht op toepasbaarheid en resultaten. De doelstelling van het consortium is om nieuwe kennis te ontwikkelen over a) bindweefselaandoeningen bij kinderen en b) de behandeling van deze aandoeningen bij kinderen door professionals in de 1e en 2e lijn. De ambitie bestaat om er met een betere diagnose en behandeling voor te zorgen dat de problemen/belemmeringen die de kinderen ervaren door de aandoening worden verminderd. De kennis die in dit project wordt ontwikkeld over diagnostiek, risicoschatting en behandeling is ook relevant voor kinderen met andere chronische aandoeningen in voornamelijk het bewegingsapparaat. Docenten, studenten en onderzoekers van de opleiding Fysiotherapie, Oefentherapie, Verpleegkunde en Ergotherapie van de Faculteit Gezondheid van de Hogeschool van Amsterdam, de beroepspraktijk uit de 1e lijn van Groot-Amsterdam, het expertiseteam voor bindweefselaandoeningen in het AMC te Amsterdam en het expertiseteam voor bindweefselaandoeningen in UZ te Gent (België), alsook de patiëntenverenigingen van het Ehlers-Danlos syndroom en het Marfan syndroom zijn bij deze onderzoek aanvraag betrokken.