Service of SURF
© 2025 SURF
BACKGROUND: Since the placenta also has a sex, fetal sex-specific differences in the occurrence of placenta-mediated complications could exist.OBJECTIVE: To determine the association of fetal sex with multiple maternal pregnancy complications.SEARCH STRATEGY: Six electronic databases Ovid MEDLINE, EMBASE, Cochrane Central, Web-of-Science, PubMed, and Google Scholar were systematically searched to identify eligible studies. Reference lists of the included studies and contact with experts were also used for identification of studies.SELECTION CRITERIA: Observational studies that assessed fetal sex and the presence of maternal pregnancy complications within singleton pregnancies.DATA COLLECTION AND ANALYSES: Data were extracted by 2 independent reviewers using a predesigned data collection form.MAIN RESULTS: From 6522 original references, 74 studies were selected, including over 12,5 million women. Male fetal sex was associated with term pre-eclampsia (pooled OR 1.07 [95%CI 1.06 to 1.09]) and gestational diabetes (pooled OR 1.04 [1.02 to 1.07]). All other pregnancy complications (i.e., gestational hypertension, total pre-eclampsia, eclampsia, placental abruption, and post-partum hemorrhage) tended to be associated with male fetal sex, except for preterm pre-eclampsia, which was more associated with female fetal sex. Overall quality of the included studies was good. Between-study heterogeneity was high due to differences in study population and outcome definition.CONCLUSION: This meta-analysis suggests that the occurrence of pregnancy complications differ according to fetal sex with a higher cardiovascular and metabolic load for the mother in the presence of a male fetus.FUNDING: None.
Youths in Bolgatanga municipality in the Upper East Region in the rural north of Ghana suffer health and social problems that are caused by their premarital and unsafe sexual behaviour. This study provides more knowledge of and insight into the youths’ conceptions, motives and practices concerning premarital sex in the specific cultural and social context of Bolgatanga municipality. The results of this study can contribute to the development of more effective sexual and reproductive health (SRH) programmes. Interviews with 33 youths and 27 key respondents were carried out. Four repertoires were constructed to present the dynamics wherein the youths’ premarital sexual behaviour takes place. The dominant ideology of abstaining from premarital sex contrasts with the counter ideology of allowing premarital sex, influenced by increasing modernization. SRH programmes should take into account the increasing influence of modernity, gender differences and the compelling influence of peer groups, all of which contribute to youths engaging in premarital sex, with health and social problems as possible consequences. (Afr J Reprod Health 2013; 17[4]: 93-106).
Circulating sex hormone levels have been linked to a wide range of cardiovascular risk factors in men, but studies on incident CVD have been inconclusive [1]. Recent data from meta-analyses show an increase in CVD risk with low testosterone in elderly men and no association with estradiol levels [2,3]. To clarify the role of sex hormones in male CVD risk, we examined the cross-sectional and longitudinal associations between endogenous sex hormones and subclinical atherosclerosis in a population-based cohort of middle-aged and older men.
Wereldwijd wordt taal dé indicator genoemd van het welbevinden van kinderen. Een niet goed verlopende taalontwikkeling heeft grote impact op het emotioneel welbevinden van kinderen. Ongeveer 7% van alle kinderen heeft een taalontwikkelingsstoornis. Taalontwikkelingsstoornissen gaan vaak gepaard met andere ontwikkelingsproblemen. Taalexperts zien vaak motorische problemen bij kinderen met taalontwikkelingsstoornissen. Aan de andere kant zien bewegingsexperts vaak taalproblemen bij kinderen met motorische stoornissen. Kinderen met taalstoornissen én motorische stoornissen hebben een dubbele handicap; schoolse, sociale en fysieke activiteiten vormen een uitdaging. Vroege identificatie en behandeling van kinderen met taal- en motorische stoornissen is van cruciaal belang om hun kansen op maatschappelijke participatie te vergroten. Taalstoornissen en motorische stoornissen kunnen al goed worden opgespoord. Echter, taalexperts en bewegingsexperts geven aan handvatten nodig te hebben om in een vroeg stadium onderscheid te kunnen maken tussen hardnekkige neurologische stoornissen en tijdelijke achterstanden in taal en motoriek. Het maken van dit onderscheid is belangrijk voor de keuze van het juiste zorgtraject. De verwachting is dat taalproblemen in combinatie met motorische problemen kan duiden op een onderliggende neurologische stoornis. Deze informatie zou zowel taalexperts als bewegingsexperts in staat kunnen stellen om al voor het vijfde levensjaarjaar een neurologische ontwikkelingsstoornis in taal en/of motoriek te identificeren en te onderscheiden van niet-neurologische taal- en motorische achterstanden. De missie van BEPTOS is om samen met taalexperts en bewegingsexperts een vroegere diagnose van taal- en motorische stoornissen mogelijk te maken, zodat de juiste zorg kan worden ingezet en de kans op maatschappelijke participatie van jonge kinderen vergroot kan worden. Deze missie sluit aan bij NWA-route Jeugd in ontwikkeling bij het Thema Gezondheid & Zorg en het geven van een kansrijke start aan kinderen met behulp van een interprofessionele gezondheidsaanpak.
Taalexperts zien vaak motorische problemen bij kinderen met taalontwikkelingsstoornissen. Aan de andere kant zien bewegingsexperts vaak taalproblemen bij kinderen met motorisch stoornissen. Kinderen met taalstoornissen én motorische stoornissen hebben een dubbele handicap. Vroege identificatie en behandeling van kinderen met taal- en motorische stoornissen is van cruciaal belang om hun kansen op maatschappelijke participatie te vergroten.Taalstoornissen en motorische stoornissen kunnen al goed worden opgespoord. Echter, taalexperts en bewegingsexperts geven aan handvatten nodig te hebben om in een vroeg stadium onderscheid te kunnen maken tussen hardnekkige neurologische stoornissen en tijdelijke achterstanden in taal en motoriek. Het maken van dit onderscheid is belangrijk voor de keuze van het juiste zorgtraject.De verwachting is dat taalproblemen in combinatie met motorische problemen kan duiden op een onderliggende neurologische stoornis. Deze informatie zou zowel taalexperts als bewegingsexperts in staat kunnen stellen om al voor het vijfde levensjaar een neurologische ontwikkelingsstoornis in taal en/of motoriek te identificeren en te onderscheiden van niet-neurologische taal- en motorische achterstanden.
Behandel- en nazorgtrajecten binnen de oncologische zorg duren meestal lang en kennen veel gespreksmomenten tussen zorgprofessionals en patiënten. Aanleiding voor het project ‘Care for Sexuality’ is dat de gesprekken gedurende een traject vooral gaan over de diagnose en de behandeling en dat zorgen over seksualiteit en intimiteit nauwelijks aan bod komen, ook niet in het nazorgtraject. Oncologische zorgprofessionals erkennen het belang van dergelijke gesprekken over seksualiteit en intimiteit, maar geven aan het lastig te vinden om het gesprek hierover te voeren. De zorgprofessionals sluiten daarbij ook onvoldoende aan op de informatiebehoefte, emoties of zorgen van de patiënt. Dit is niet zo vreemd, want in het medisch onderwijs ligt de nadruk op (bio)medische kennis en lijken communicatieve en relationele vaardigheden het onderspit te delven (Epner & Baile, 2014; Walling, et al., 2008). Hierdoor wordt het opbouwen van een goede verstandhouding tussen zorgverlener en patiënt belemmerd, en worden patiënten minder geholpen in het nemen van weloverwogen beslissingen in hun behandel- en nazorgtraject. Het is daarom belangrijk dat de zorgen van patienten over seksualiteit onderdeel worden van het gesprek. Bestaande en recent ontwikkelde leermiddelen op dit gebied geven wel handreikingen voor het agenderen van het thema, maar geven onvoldoende antwoord op de vraag hoe interacties over intimiteit en seksualiteit tussen zorgprofessionals en kankerpatiënten daadwerkelijk verlopen en wat faciliterende en belemmerende gespreksfactoren daarbij zijn. Het doel van het beoogde project is drieledig: (1) Het gesprek over seksualiteit en intimiteit in de spreekkamer mogelijk maken en op gang brengen bij zorgprofessionals in de oncologie en hun patiënten; (2) Het ontwerpen van een leeromgeving voor zorgprofessionals waarin gesprekszorgen en realistische gespreksscenario’s verwerkt zijn, zodat de zorgprofessional bewust wordt van de gespreksgevoeligheden en daarop kan anticiperen en (3) Het verkennen van de vorm waarin de leeromgeving het beste in de praktijk aangeboden kan worden.