Service of SURF
© 2025 SURF
‘Wat is goede hulp wanneer er sprake is geweest van seksueel misbruik in gezinnen?’ Deze vraag stond centraal tijdens een meerjarig onderzoek van het Lectoraat Jeugd en Gezin van de Christelijke Hogeschool Ede. In dit onderzoek is samengewerkt met enkele gespecialiseerde jeugdzorginstellingen die hun gezinsgerichte behandeling bij seksueel misbruik verder willen onderbouwen. In dit artikel belichten we de complexiteit van seksueel misbruik in gezinnen en bepleiten wij dat goede hulp in deze gezinnen moet bestaan uit zowel behandeling van het slachtoffer als behandeling van het gehele gezin.
Interview Berno van Meijel en Mathilde Bos in NRC: Verpleegkundige Dave V. wordt beschuldigd van seksueel misbruik van drie vrouwelijke patiënten van de psychiatrische afdeling van het Heerlense ziekenhuis Atrium MC. Het duurde een jaar voordat de volle omvang van de zaak aan het licht kwam. Volgens David Jongen, bestuursvoorzitter van het ziekenhuis, valt zijn organisatie maar één ding te verwijten: „We verzuimden bij aanname van mensen voorheen te vragen naar een Verklaring Omtrent het Gedrag [VOG]. Ook na de eerste klacht tegen V. hebben we hem daar niet om verzocht.”
LINK
In dit rapport ronden de lectoraten Maatschappelijke Veiligheid van Hogeschool Saxion en Cybercrime & Cybersecurity van de Haagse Hogeschool het RAAK-publiek project ‘Cyberweerbaarheid: Een gemeentelijk offensief ter preventie van slachtofferschap van cybercrime’ af. Samen met onze consortiumpartners richtten de lectoraten zich in dit twee jaar durende project op de hoofdvraag ‘Met welke interventies kunnen ambtenaren openbare orde en veiligheid de cyberweerbaarheid van burgers en bedrijven binnen hun gemeente vergroten?’. Duidelijk was dat cybercriminaliteitlle doelgroepen in de samenleving een actuele en urgente dreiging vormt. Allereerst werden daarom door het consortium de doelgroepen en specifieke delicten geselecteerd waarop – op basis van literatuur en interviews met experts die met de doelgroepen werken – met voorrang moest worden geïnvesteerd op de cyberweerbaarheid. Dit heeft geresulteerd in de keuze voor drie doelgroepen: jongeren voor phishing, misbruik van seksueel beeldmateriaal en geldezelen; ouderen voor digitale oplichting (waaronder phishing) en mkb’ers voor phishing en ransomware. Voor elk van deze doelgroepen is verdiepend onderzoek naar de weerbaarheid tegen de geselecteerde delicten uitgevoerd op basis van representatief vragenlijstonderzoek en verdiepende interviews onder leden van de gekozen doelgroepen. Tevens is daarbij onderzocht wat de verklarende variabelen zijn voor zelfbeschermend gedrag. Aan de hand van deze brede kennisbasis zijn door de onderzoekers van de hogescholen, in nauwe samenwerking met de consortiumpartners uit de praktijk, vier interventies ontwikkeld en geëvalueerd: 1. ‘Doorsturen doe je niet!’ om jongeren weerbaarder te maken tegen misbruik van seksueel beeldmateriaal; 2. Instagram-campagne om jongeren weerbaarder te maken tegen geldezelen; 3. Laat je geen h@ck zetten! om ouderen weerbaarder te maken tegen digitale oplichting; 4. MKB Cyber Buddy’s om mkb’ers weerbaarder te maken tegen ransomware. De interventies ter preventie van slachtofferschap van phishing konden, met het oog op de beschikbare tijd en capaciteit, helaas niet binnen de spanne van dit project worden ontwikkeld. In overleg met het consortium is besloten deze vier interventies te ontwikkelen en na implementatie te evalueren. De interventies die ontwikkeld zijn binnen dit project onderscheiden zich van bestaande interventies omdat de door ons ontwikkelde interventies evidence-based zijn. Daarmee vormen deze interventies een belangrijke bouwsteen in de landelijke beweging naar een evidence-based aanpak van cyberweerbaarheid. Inmiddels zijn de samenwerkende lectoraten van dit project door de Citydeal Lokale Cyberweerbaarheid gevraagd om te helpen met het verder uitrollen van deze evidence-based aanpak door alle beschikbare interventies buiten dit project van een procesevaluatie en effectevaluatie te voorzien. Dit wordt opgepakt vanuit het consortium bij de recent toegekende SPRONG-subsidie, waarmee de samenwerkende lectoraten met hun praktijkpartners uit dit RAAK-publiek project een duurzame bijdrage blijven leveren aan het evidence-based werken aan de cyberweerbaarheid van de Ne - derlandse samenleving. Daarbij blijft de kracht van maatwerk risicocommunicatie binnen be - staande, lokale netwerken een cruciale pijler in de aanpak van het grenzeloze vraagstuk van cybercriminaliteit. Helaas is de noodzaak voor die aanpak groter en actueler dan ooit.
Ambtenaren openbare orde en veiligheid spelen een centrale rol in de zorg voor maatschappelijke veiligheid. Hun focus ligt van oudsher op de preventie van slachtofferschap van veelvoorkomende criminaliteit (zoals diefstal, vernielingen en vandalisme) en high impact crime (zoals woninginbraak, overvallen en straatroven) binnen hun verzorgingsgebied. Intussen heeft de digitalisering van de samenleving een ongeëvenaarde gelegenheid voor criminaliteit gecreëerd. De totale maatschappelijke schade van cybercrime werd voor 2018 op 10 miljard euro geschat (1% van BNP). Uit cijfers van het CBS blijkt dat tussen 2012 en 2018 het slachtofferschap van hacken zelfs hoger lag dan dat van fietsendiefstal. Nederlandse gemeenten hebben cybercrime in de afgelopen twee jaar dan ook breed als beleidsprioriteit omarmd. Maar in de vertaling van deze beleidsprioriteit naar concrete acties gaat het mis. Duidelijk is dat de ambtenaren openbare orde en veiligheid een taak voor zichzelf zien in de preventie van cybercrime, maar waar te beginnen? In dit project bundelen professionals uit twaalf gemeenten en vier regionale veiligheidsnetwerken hun slagkracht met onderzoekers van twee hogescholen en het NSCR voor de cyberweerbaarheid van de samenleving. De hoofdvraag van dit project luidt: Met welke interventies kunnen ambtenaren openbare orde en veiligheid de cyberweerbaarheid van burgers en bedrijven binnen hun gemeente vergroten? Middels actieonderzoek werken professionals van gemeenten en regio’s samen met onderzoekers aan het verbeteren van bestaande en het ontwikkelen van nieuwe interventies. Daarbij verscherpen zij hun beeld van de omvang en achtergronden van slachtofferschap van cybercrime. Ook onderzoeken zij achtergronden en verklaringen voor het risicobewustzijn en preventief gedrag onder doelgroepen. Deze inzichten worden in verschillende iteraties aangevuld met effectstudies, om tot een set beproefde interventies te komen waarmee de cyberweerbaarheid van burgers en bedrijven zal toenemen.
De vraag naar de stand van zaken rond signalering en diagnostiek van seksueel misbruik bij mensen met een LVB en de wijze waarop psychomotorisch therapeuten hieraan een bijdrage (kunnen) leveren, is een centrale vraag in ons RAAK-PRO onderzoek “Seksueel trauma bij mensen met een licht verstandelijke beperking: de inzet van psychomotorische therapie”. Nu een grootschalig onderzoek direct bij cliënten niet mogelijk is, willen we de kwaliteit van het onderzoeksproject waarborgen door de noodzakelijke informatie langs andere weg te verzamelen. In de voorgestelde RAAK Impuls wordt door middel van online onderzoek een inventarisatie gemaakt van (het beleid ten aanzien van) preventie, signalering en behandeling van slachtoffers van seksueel misbruik in de verstandelijk gehandicaptenzorg. Deze studie kent twee onderdelen: beleidsonderzoek en hulpverlenersonderzoek. Voor elk onderdeel wordt een aparte online enquête gemaakt. 1) In het beleidsonderzoek vullen managers/leidinggevenden op directieniveau van organisaties in de verstandelijk gehandicaptenzorg een online enquête in over het beleid ten aanzien van preventie, signalering en behandeling van slachtoffers van seksueel misbruik. 2) In het hulpverlenersonderzoek vullen gedragsdeskundigen, psychomotorisch therapeuten en (persoonlijk) begeleiders een online enquête in over preventie, signalering en behandeling van slachtoffers van seksueel misbruik. Met behulp van deze enquête wordt een inventarisatie gemaakt van preventieve maatregelen, diagnostische instrumenten en behandelmethoden en behandelprotocollen die gebruikt worden in de behandeling van cliënten met seksueel misbruik ervaringen. Op basis van de resultaten wordt voor het werkveld een rapport geschreven met daarin de huidige stand van zaken ten aanzien van preventie, signalering en behandeling van seksueel misbruik bij mensen met een verstandelijk beperking. In het rapport zullen ook handvatten en mogelijke verbeterpunten worden geformuleerd.. Daarnaast zal het rapport inzicht geven in de wijze waarop seksueel misbruik zich manifesteert bij mensen met een LVB. Deze informatie is van groot belang in het kader van het hoofddoel van het overkoepelende onderzoeksproject.
Met een groeiende aandacht voor seksueel trauma en de verstrekkende gevolgen is ook duidelijk geworden dat seksueel misbruik, ook in de jeugd, vaker voor komt bij mensen met licht verstandelijke beperkingen (LVB; IQ 50-85) terwijl de signalering en begeleiding en behandeling bemoeilijkt wordt door de cognitieve problematiek. Zo kan het voor hen extra lastig zijn hun ervaringen te verwoorden, emoties een plaats te geven en herhaling te voorkomen. Denk hierbij aan vroegkinderlijk misbruik dat zich later doorzet in volwassenheid en bij mannen soms leidt tot daderschap maar ook aan bijvoorbeeld aan seksueel geweld of misbruik van minder begaafde jonge meisjes door contact met zogenaamde ‘loverboys’. Vanuit de instellingen verantwoordelijk voor de begeleiding van jongeren en volwassenen met LVB wordt aangegeven dat er behoefte is aan een aan de doelgroep aangepaste aanpak van seksueel trauma en daaruit voortvloeiende problematiek. Binnen de instelling zijn het de psychomotorisch therapeuten (PMT-ers) die meer ervaringsgerichte behandelingen aan kunnen bieden: door deze invalshoek en tevens hun deskundigheid ook waar het gaat om interventies gericht op lichamelijkheid en contact kunnen zij een belangrijke bijdrage leveren. Daarbij kan voorgebouwd worden op inzichten vanuit de diagnostiek en de bredere traumagerichte behandelingen ontwikkeld in de GGZ waarbij echter specifieke aanpassingen, gericht op de specifieke problematiek van de doelgroep noodzakelijk zijn. Doelstelling van dit project is het verwerven van nieuwe kennis op het gebied van psychomotorische diagnostiek en behandeling die ingezet kan worden bij problematiek door seksueel trauma bij mensen met een licht verstandelijke beperking (LVB). Hiermee beoogt het consortium een nieuw behandelaanbod (diagnostisch observatie-instrument en psychomotorische interventie) te ontwikkelen. De psychomotorisch therapeuten (PMT-ers) kunnen deze kennis inzetten in hun werk binnen de instellingen en via de onderzoekspartners in het project komt de kennis ten goede aan een breder werkveld en aan het onderwijs binnen en buiten de hogescholen.