Service of SURF
© 2025 SURF
Onderzoek binnen Hogeschool Inholland, domein Onderwijs & Innovatie, tweedegraads lerarenopleidingen.
De methodiek begeleid hardop lezen is bedoeld voor zwakke technische lezers vanaf leerjaar 4. Het gaat om leerlingen die na de fase van het aanvankelijk leesonderwijs onvoldoende vorderingen maken met technisch lezen: ze blijven hardnekkig langzaam lezen of ze lezen met erg veel fouten. Als zulke leerlingen geen passende leeshulp krijgen, dreigen ze de aansluiting met hun klasgenoten te verliezen. Toepassing van de methodiek biedt goede kansen om de neergaande spiraal van een groeiende achterstand en een dalende inzet om te buigen. Begeleid hardop lezen komt er in essentie op neer dat de leerling hardop een tekst leest, terwijl een ervaren lezer, hier de leesbegeleider genoemd, luistert, bemoedigt en ingrijpt wanneer dat nodig is. De methodiek biedt leerlingen gelegenheid het zelfstandig lezen te oefenen onder begeleide omstandigheden, bij voorkeur vier of vijf keer per week. De methodiek kan individueel of in groepjes worden toegepast. In de methodiek wordt expliciet aandacht besteed aan leesplezier- en motivatie. Aan de leesbegeleider worden nauwelijks bijzondere eisen gesteld. Vanzelfsprekend moet deze een competente lezer zijn en over pedagogische vaardigheden beschikken. Wat er aan leesdidactische inzichten wordt gevraagd is bescheiden. Maar een grondige kennis van de methodiek zoals die hier wordt beschreven, is vanzelfsprekend wel belangrijk. De methodiek is zeker niet geheel nieuw. Studenten van Pabo Almere bieden al jaren leeshulp aan zwakke technische lezers op hun stagescholen. Daarbij maken ze gebruik van de methodiek begeleid hardop lezen. De effectiviteit van de methodiek is proefondervindelijk vastgesteld in wetenschappelijk onderzoek dat is geëntameerd door het Lectoraat Maatwerk Primair van de genoemde pabo. Het onderzoek is mogelijk gemaakt door het programma Onderwijs Bewijs van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Dit programma stimuleert de ontwikkeling van 'evidence-based' onderwijs. Het doel is om via wetenschappelijke experimenten kennis te verzamelen over wat werkt en niet werkt in het onderwijs.
Op zes scholen in Oost-Brabant werd het afgelopen schooljaar een netwerkproject uitgevoerd onder de titel osb-verankeringsproject. Doel van het netwerk was om ideeën en materialen rond oriëntatie op studie en beroep in de vakken daadwerkelijk te verankeren in de praktijk van alledag. Het bleek een mooi, maar weerbarstig traject. Een verslag van Jan Reinartz en de begeleider Mannus Goris. Het project liep door tot eind 2000.
Samen met leraren (opleiders), studenten, en duurzaamheidsexperts onderzoeken we hoe Leren voor Duurzame Ontwikkeling vorm kan krijgen in de bèta-schoolvakken en welke docentcompetenties leraren-in-opleiding daarvoor moeten ontwikkelen.Doel Onder leraren, scholen en beleidsmakers bestaat brede steun voor de gedachte dat duurzaamheidsvraagstukken een integrale plaats moeten krijgen in het funderend onderwijs. Onderwijs over duurzaamheid vraagt echter deskundigheden en benaderingswijzen die in het reguliere bèta-onderwijs minder gebruikelijk zijn: redeneren met onzekere of onvolledige informatie, morele discussies en omgaan met emotionele reacties, en interdisciplinaire en buitenschoolse projecten. Daarnaast lopen de opvattingen uiteen over de gewenste inhoudelijke en didactische invulling van “leren voor duurzame ontwikkeling” (LvDO). Ook de voorstellen van Curriculum.nu bieden hiervoor nog weinig houvast. In de praktijk blijkt het dan ook moeilijk om duurzame ontwikkeling goed in te bedden in de bèta-onderwijspraktijk. Dit promotieonderzoek richt zich op de begripsmatige verheldering en operationele invulling van LvDO binnen en met de bètavakken, de kennis, houding en vaardigheden die daarvoor nodig zijn, en de manier waarop deze in een initiële lerarenopleiding ontwikkeld kunnen worden, zodanig dat studenten in staat zijn om aspecten van LvDO-onderwijs daadwerkelijk in hun vo-praktijk te integreren. Looptijd 01 januari 2020 - 31 december 2023 Aanpak Het onderzoek volgt een ontwerpgerichte benadering. Als proeftuin dient daarbij de bèta-lerarenopleidingscursus Lesgeven in het Leergebied Mens en Natuur (LLMN), waarin LvDO het centrale thema vormt. In wisselwerking met de schoolpraktijk, externe stakeholders en experts, onderzoeken we hoe LvDO vorm kan krijgen en welke docentcompetenties bèta-leraren in opleiding (in het tweedegraadsgebied) daarvoor nodig hebben.
Samen met leraren (opleiders), studenten, en duurzaamheidsexperts onderzoeken we hoe Leren voor Duurzame Ontwikkeling vorm kan krijgen in de bèta-schoolvakken en welke docentcompetenties leraren-in-opleiding daarvoor moeten ontwikkelen.Doel Onder leraren, scholen en beleidsmakers bestaat brede steun voor de gedachte dat duurzaamheidsvraagstukken een integrale plaats moeten krijgen in het funderend onderwijs. Onderwijs over duurzaamheid vraagt echter deskundigheden en benaderingswijzen die in het reguliere bèta-onderwijs minder gebruikelijk zijn: redeneren met onzekere of onvolledige informatie, morele discussies en omgaan met emotionele reacties, en interdisciplinaire en buitenschoolse projecten. Daarnaast lopen de opvattingen uiteen over de gewenste inhoudelijke en didactische invulling van “leren voor duurzame ontwikkeling” (LvDO). Ook de voorstellen van Curriculum.nu bieden hiervoor nog weinig houvast. In de praktijk blijkt het dan ook moeilijk om duurzame ontwikkeling goed in te bedden in de bèta-onderwijspraktijk. Dit promotieonderzoek richt zich op de begripsmatige verheldering en operationele invulling van LvDO binnen en met de bètavakken, de kennis, houding en vaardigheden die daarvoor nodig zijn, en de manier waarop deze in een initiële lerarenopleiding ontwikkeld kunnen worden, zodanig dat studenten in staat zijn om aspecten van LvDO-onderwijs daadwerkelijk in hun vo-praktijk te integreren. Looptijd 01 januari 2020 - 31 december 2023 Aanpak Het onderzoek volgt een ontwerpgerichte benadering. Als proeftuin dient daarbij de bèta-lerarenopleidingscursus Lesgeven in het Leergebied Mens en Natuur (LLMN), waarin LvDO het centrale thema vormt. In wisselwerking met de schoolpraktijk, externe stakeholders en experts, onderzoeken we hoe LvDO vorm kan krijgen en welke docentcompetenties bèta-leraren in opleiding (in het tweedegraadsgebied) daarvoor nodig hebben.
Het doel van dit onderzoek is methodieken ontwikkelen voor het op maat begeleiden van mbo-studenten in hybride leeromgevingen. De directe aanleiding voor dit project zijn vragen van begeleiders van de beroepspraktijk en van ROC’s. Hybride leeromgevingen zijn een samenwerking van scholen en beroepspraktijk waar een mix van theorie en praktijk tot stand komt. Het schoolse leren wordt verbonden en verweven met het leren in de beroepspraktijk. De leeromgevingen zijn zeer populair in het mbo en worden erkend als dé toekomstbestendige leeromgevingen. Ook zijn ze benoemd tot de beste onderwijsinnovatie in het beroepsonderwijs in 12 jaar. Een hybride leeromgeving vraagt echter om een andere begeleiding die deels onbekend is voor begeleiders. Het begeleidingsperspectief dat momenteel domineert is dat van de schoolpraktijk terwijl een hybride leeromgeving streeft naar een situatie waarin de begeleiding vanuit de beroepspraktijk gelijkwaardig is aan die van de begeleider van school. Het consortium, dat bestaat uit Hogescholen, inhoudelijke experts, ROC’s, Zorginstellingen en bedrijven verspreid over Midden en Noord Nederland hebben twee problemen bij hybride leeromgevingen geïdentificeerd: het ontwikkelen van het vermogen van studenten om te leren in werksituaties (wendbaar vakmanschap) is erg belangrijk maar (1) het is onduidelijk wat dat is en hoe dat eruit ziet (2) het is onduidelijk welke begeleiding het beste past om dit doel te bereiken. De ontwikkeling van de methodieken voor begeleiders van school en van de bedrijven vindt plaats via zes dieptecasestudies die kennis opleveren over de gewenste leeractiviteiten bij mbo-studenten en bijbehorende begeleiding. Via uitgebreide observaties, interviews en documentanalyses worden goed op elkaar afgestemde leeractiviteiten en begeleiding in hybride leeromgevingen achterhaald. Deze kennis wordt vervolgens middels een ontwerponderzoek in bruikbare methodieken omgezet. Het zijn deze methodieken, die bewezen bruikbaar zijn, die vervolgens worden getest op doelmatigheid in de zin dat begeleiders hun begeleiding kunnen optimaliseren en bij mbo-studenten wendbaar vakmanschap realiseren.