Service of SURF
© 2025 SURF
‘Samensturing’, of ‘collaborative governance’ is een parapluterm voor bestuurs- en samenwerkingsvormen die het midden houden tussen hiërarchische aansturing en zelfbeheer. Samensturing komt in sommige buurthuizen maar moeizaam tot stand, in andere verloopt dat juist een stuk soepeler. Hoe kan dat? Een analyse aan de hand van voorbeelden.
MULTIFILE
Samen richting geven aan een buurthuis vraagt veel van alle betrokkenen. Voortdurend moeten voor nieuwe vraagstukken oplossingen gevonden worden. Bij samensturing is dus geen sprake van varen op routine. Wat betekent dat voor de leiderschapsrol van een erbij betrokken sociaal werker?Sociale professionals opereren doorgaans wijkgericht en meestal vanuit een buurthuis. Ideaal is het scenario waarin zij samen met bewoners, vanuit gedeeld eigenaarschap, sturing geven aan het reilen en zeilen in het buurthuis (De Goede, 2017). Voor het aanwakkeren van dit proces is een stijl van creatief leiderschap nodig die ook wel 'faciliterend leiderschap' wordt genoemd. Hieronder schetsen we het krachtenveld waarin samensturing zich afspeelt. Vervolgens laten we aan de hand van een voorbeeld zien hoe faciliterend leiderschap daarin effectief kan functioneren.
LINK
Zelfbeheer is een lonkend perspectief, maar betekent in de praktijk van de maatschappelijke opvang een complete wisseling van de macht. Met het concept samensturing kunnen bewoners samen met ervaringsdeskundigen én professionals vorm geven aan hun voorziening.
LINK
In grote steden wordt steeds meer samengewerkt tussen bewoners, overheid, professionals en andere partijen, om gezamenlijk te werken aan de leefbaarheid van buurten in de stad. Het voornemen is dat bewoners veel meer dan voorheen eigenaar worden van hun sociale en fysieke omgeving. Op plekken waar dat geprobeerd wordt, zoals bij de huizen van de wijk die in dit onderzoek centraal staan, blijkt dat makkelijker gezegd dan gedaan. Bij huizen van de wijk spelen zich zoekende, improviserende, niet lineaire, horizontale processen van ‘samensturing’ af om tot afspraken, besluiten en acties te komen. Die verhouden zich niet goed tot de verticale en rationele manier van optreden die overheid en organisaties vaak nog kenmerkt. De bijdrage van een huis van de wijk aan leefbaarheid van de wijk is, als basisvoorziening in het sociale domein, daardoor suboptimaal. Over factoren die bij deze vormen van samenwerking en gezamenlijke besluitvorming van belang zijn – ‘collaborative governance’ – is inmiddels uitgebreid geschreven. Veel minder is bekend hoe die processen in de dagelijkse praktijk verlopen en hoe ze daar verbeterd zouden kunnen worden zodat de betrokken er tevreden over zijn. Een belangrijk punt daarbij is dat er tussen de partijen vaak machtsongelijkheid ervaren wordt en zij door hun aard en posities verschillende logica’s hanteren, die niet altijd makkelijk bij elkaar aansluiten. Dit onderzoek in drie steden, Amsterdam, Rotterdam en Den Haag gaat over hoe die samenwerking nu feitelijk verloopt en hoe we – als dat nodig is – met creatieve leerinterventies kunnen komen tot vormen van communicatie en samenwerking die aan alle betrokkenen recht doen. Wij kiezen daarin voor speelse art-based interventies (Huss & Bos, 2018). Die bieden bijvoorbeeld de mogelijkheid om op een plezierige manier met ervaren machtsrelaties te experimenteren en geven ruimte aan vormen van niet lineaire processen van ‘samensturing’.
Het Platform Stad en wijk: participatie en veerkracht stelt zich ten doel om samenwerking en uitwisseling van lectoraten op het gebied van stad en wijk te intensiveren om van hieruit stapsgewijs tot gezamenlijke meerjarige onderzoeksprogramma’s te komen. De lectoraten willen met praktijkgericht onderzoek in steden, in nauw overleg met diverse stakeholders en vertegenwoordigers van de topsector Creatieve Industrie, gezamenlijk bijdragen aan het begrijpen en aanpakken van maatschappelijke vraagstukken in de stad: ongelijkheid en sociale uitsluiting, gezondheid, arbeid en inkomen, duurzaamheid en milieu, wonen, wijk- en gebiedsontwikkeling, relatie tussen overheid en burger.
Amsterdam worstelt in toenemende mate met het veranderende gebruik van stedelijke consumptieruimten. Delen van de stad waar wonen, werken, consumeren en recreëren gelijktijdig en door elkaar plaatsvinden. Dit gemengde karakter is in potentie een belangrijke stedelijke kwaliteit, maar blijkt in veel gebieden niet zomaar haalbaar. Dit uit zich enerzijds door een steeds nijpender wordende drukteproblematiek in bepaalde buurten, met monocultuur en aantasting ondernemersklimaat tot gevolg, en anderzijds door teruglopende bezoekersaantallen en leegstand in de minder populaire winkel- en woongebieden. Wat het proces achter deze ontwikkelingen gemeenschappelijk lijkt te hebben, is handelingsverlegenheid bij diverse belanghebbenden om tot collectieve actie te komen en meer grip te krijgen op de situatie. Dit RAAK voorstel wil deze processen van verandering begrijpen en op basis daarvan een nieuw praktische handelingsperspectief bieden aan de diverse actoren. Bewoners, ondernemers, gebiedsontwikkelaars hebben elk hun eigen belang in deze gebieden, maar er is grote onderlinge afhankelijkheid voor een duurzame ontwikkeling. We begrijpen deze plekken daarom als een ‘commons’ (gemeenschappelijke ruimte) met ‘open acces goods’ (vrij toegankelijke producten), waardoor er vormen van afstemming nodig zijn om tot een duurzaam beheer van een dergelijke situatie te komen. NV Zeedijk, Geef om de Jan Eef, VNO-NCW, KHN Amsterdam en de gemeente hebben de HvA gevraagd het voortouw te nemen in een overkoepelend onderzoek naar deze processen van onderkoeling en oververhitting in stedelijke consumptieruimten. De partners onderkennen de complexiteit van het vraagstuk en zien de oplossingsrichting in meer informele gedragsregels en zelfsturing waarbij de overheid een faciliterende rol speelt. Dit moet leiden tot gedragen, intelligente vormen van beïnvloeding. Dit projectvoorstel is de uitkomst van dit initiatief. De centrale vraag van dit project is welke factoren van invloed zijn op de levenscyclus van stedelijke consumptieruimten, wat de onderliggende mechanismen zijn om de evolutie te verklaren en op welke manier commoning het proces kan beïnvloeden.