Service of SURF
© 2025 SURF
In hoeverre zijn de supervisoren van de CHE zicht bewust van hun eigen morele referentiekader en in welke mate laten zij deze, bewust of onbewust, een rol spelen binnen de supervisiepraktijk.
Conclusie : Vertaald naar het nu kan gesteld worden dat het Europese erfgoed in het spirituele en culturele “Europese DNA” zit en dus niet aan actualiteit heeft ingeboet. Zo zijn de Griekse en Romeinse traditie en de Joods‐Christelijke wortels voor altijd terug te vinden in de oorsprong en ontwikkeling van ons onderwijs‐, rechts‐ en zorgsysteem. Schuman zag dit als de raison d’être28 van de Europese eenwording. Effectieve solidariteit tussen burgers en staten, een solidariteit geuit in concrete realiteiten was het motto van de eenwording en zou dit vanwege het blijvende karanter van het erfgoed ook nu nog zijn. Het actualiseren van het effectieve solidariteitsprincipe volgens Schuman zou niet ophouden bij Europa, maar zich uitstrekken tot buiten de Europese grenzen, omdat de menselijke waardigheid, kernbegrip van het spirituele erfgoed, aan het hele project ten grondslag ligt. Dit betekent het meewerken aan de opbouw van staten ook buiten Europa die het nodig hebben en in de mate dat ze het nodig hebben overeenkomstig het subsidiariteits‐ en solidariteitsprincipe om een menswaardig bestaan mogelijk te maken en te bestendigen, onrecht en armoede, de oorzaken van geweld, uit de wereld te helpen. Het zal in meer of mindere mate het openbreken van bestaande economische, politieke en culturele structuren met zich meebrengen, zoals de Schuman Verklaring dat indertijd heeft gedaan voor het Europese continent. Iets soortgelijks lijkt in zijn visie nu op wereldschaal nodig te zijn. De EU zou bij het volgen van Schumans denktrant, zich langzaam maar zeker open moeten stellen en in moeten zetten voor een steeds rechtvaardiger structuur van de boven‐continentale oftewel supra‐continentale, internationale orde die steeds meer vrede en veiligheid zal waarborgen, om niet te vervallen in een EU egocentrisme dat op den duur zowel de EU als de landen en continenten buiten Europa niet langer verdragen. In die zin zijn de huidige crises alarmsignalen die aangeven dat er een fundamentele paradigmashift gemaakt moet worden waarin de mens als persoon weer centraal komt te staan en solidariteit vandaaruit doordringt in economische, politieke en sociale structuren. Het globaliseren van de “sacraliteit van de menselijke waardigheid”. Tegelijkertijd blijft de rol van de mens, gemeente, regio en staat van essentieel belang, evenals die van het continent, zoals ook blijkt uit de volgende afsluitende citaten van Schuman: “Volgens onze opvatting is het Europese beleid totaal niet in strijd met het vaderlandslievend ideaal dat we allen delen [...] de natie vervult een belangrijke rol voor zijn eigen burgers , maar heeft ook, en in even grote mate, een rol tegenover de andere landen. Het kan zich daarom niet in de eerste van deze twee rollen terugtrekken. [...]
Het boek ontwikkelt in discussie met de sociologische traditie en met behulp van de ideaaltypische methode een integraal model van professionaliteit waarin de waardevolle kern, de innerlijke samenhang en de contextuele positionering centraal staan. Bijzondere aandacht wordt besteed aan de identiteit en de positie van professionals. Het model is geschikt als referentiekader voor reflectie op professioneel functioneren en voor onderzoek van professionele praktijken. Het boek is tegelijk goed toegankelijk en goed onderbouwd, en daarmee zowel interessant voor praktijkgerichte professionals als voor sociale wetenschappers.
LINK
Hogeschool Rotterdam wil in samenwerking met IT-Campus en Rotterdamse mkb-bedrijven onderzoeken of de dataskills die studenten in hun opleiding verwerven, aansluiten op de datageletterdheid die van hen als startende professionals wordt verlangd. Om dit te beoordelen vragen we Rotterdamse ondernemers naar de datagedreven uitdagingen en problemen die zij voor zich zien en of zij bij de instroom van startende professionals voldoende kennis en skills zien om die uitdagingen het hoofd te bieden. Met de uitkomsten kunnen kennisinstellingen een helder beeld krijgen van het concept datageletterdheid en hiermee een handvat bieden aan opleidingen om dataskills in de curricula aan te laten sluiten op de behoefte in de arbeidsmarkt van de Metropoolregio Rotterdam-Den Haag (MRDH). We werken toe naar een ontwerp Data Skills-set. Misschien is het beter om te spreken van datacompetenties, hetgeen onderdeel is van de zoektocht in dit onderzoek. Welke terminologie is het meest behulpzaam in het oplijnen van onderwijs en werkveld op het gebied van data: geletterdheid, competenties, skills of een combinatie daarvan. Is het van belang of juist contraproductief om daarin (merk)specifieke tooling een plek te geven? We vragen ons ook af of datageletterdheid als een generiek concept domeinoverstijgend bruikbaar is, bijvoorbeeld tussen het economisch en technisch domein. De verwachting is dat de bevindingen op het gebied van datageletterdheid in de regio Rotterdam te generaliseren zijn naar andere delen van Nederland. Ook die hypothese willen we verkennen in dit onderzoek. Door het beantwoorden van deze vragen willen we een start maken voor het ontwerp van een instrument voor professionele ontwikkeling in het werkveld als ook een referentiekader voor het gesprek met onderwijspartners en overheid. Daarnaast kan zo’n ontwerp DataSkills-set ervoor zorgen dat de onderwijsdomeinen in gesprek blijven met elkaar ten aanzien van nieuwe methoden en onderwijsvormen voor vaardigheden.
Ruim een miljoen Nederlanders heeft moeite met getallen. Dit kan een grote hindernis zijn in het dagelijks leven. Samen met drie andere landen ontwerpen we een Europees Referentiekader Gecijferdheid en nascholingsmodules voor docenten in het volwassenenonderwijs.Doel Het doel van het project is het aanpakken van laaggecijferdheid. Mensen die moeite hebben met getallen komen allerlei obstakels tegen. Hoe bieden we betekenisvol onderwijs aan zodat mensen beter kunnen meedoen in deze maatschappij? Het Europees Referentiekader Gecijferdheid is een hulpmiddel om de gecijferdheid van individuen te verhogen. Het gaat in op inhoud, vaardigheden, houding en affectieve en psychologische aspecten.Dit referentiekader is bedoeld voor docenten, aanbieders van cursussen over gecijferdheid, beleidsmaker en politici. Naast het Europees kader ontwikkelen we nascholingscursussen voor docenten die cursussen rekenen en gecijferdheid geven in het volwassenenonderwijs. Deze cursussen zullen gratis online beschikbaar zijn. Resultaten Dit project loopt. Na afronding vind je hier een samenvatting van de resultaten. Looptijd 01 december 2018 - 31 juli 2021 Aanpak Het referentiekader en de nascholingsmodules komen tot stand door literatuuronderzoek, een Europese survey en een pilot in minimaal vier verschillende landen.
Ruim een miljoen Nederlanders heeft moeite met getallen. Dit kan een grote hindernis zijn in het dagelijks leven. Samen met drie andere landen ontwerpen we een Europees Referentiekader Gecijferdheid en nascholingsmodules voor docenten in het volwassenenonderwijs.Doel Het doel van het project is het aanpakken van laaggecijferdheid. Mensen die moeite hebben met getallen komen allerlei obstakels tegen. Hoe bieden we betekenisvol onderwijs aan zodat mensen beter kunnen meedoen in deze maatschappij? Het Europees Referentiekader Gecijferdheid is een hulpmiddel om de gecijferdheid van individuen te verhogen. Het gaat in op inhoud, vaardigheden, houding en affectieve en psychologische aspecten.Dit referentiekader is bedoeld voor docenten, aanbieders van cursussen over gecijferdheid, beleidsmaker en politici. Naast het Europees kader ontwikkelen we nascholingscursussen voor docenten die cursussen rekenen en gecijferdheid geven in het volwassenenonderwijs. Deze cursussen zullen gratis online beschikbaar zijn. Resultaten Dit project loopt. Na afronding vind je hier een samenvatting van de resultaten. Looptijd 01 december 2018 - 31 juli 2021 Aanpak Het referentiekader en de nascholingsmodules komen tot stand door literatuuronderzoek, een Europese survey en een pilot in minimaal vier verschillende landen.