Service of SURF
© 2025 SURF
Dit proefschrift gaat over de veerkracht van regionale arbeidsmarkten en de bijdrage die een triple helix partnership daaraan kan leveren. Het rapporteert over een onderzoek waarin de Health Hub Roden als triple helix partnership centraal staat. Vanuit de opvatting dat dit uiteindelijk bijdraagt aan een sterkere concurrentiepositie van de economie wordt in zowel internationaal, nationaal als regionaal beleid de noodzaak benadrukt om de samenwerking tussen onderwijs, overheid en bedrijfsleven te versterken. Ook in de wetenschappelijke literatuur wordt veel geschreven over triple helix samenwerking. Een belangrijk deel van de triple helix literatuur beargumenteert vanuit de theorie hoe deze partnerships zouden (moeten) werken, maar de vraag hoe dergelijke partnerships in de praktijk werken, bleef tot nu toe onderbelicht in empirisch onderzoek.De aanleiding voor dit onderzoek is gelegen in de unieke kans die zich voordeed om Health Hub Roden, een triple helix partnership in de provincie Drenthe, en de betrokken partners longitudinaal en diepgaand te onderzoeken en zo in de ‘black box’ van een triple helix partnership te kijken om te achterhalen in hoeverre, en via welke mechanismen, een dergelijk partnership bijdraagt aan de economische veerkracht van de regio (in termen van werkgelegenheid en arbeidsparticipatie). Om inzicht te verkrijgen in de manier waarop die bijdrage precies geleverd zou kunnen worden, is op basis van literatuuronderzoek en empirisch onderzoek een globaal ordeningsmodel van mogelijke causale mechanismen ontwikkeld waarmee op microniveau in kaart gebracht kan worden in hoeverre er een bijdrage vanuit het triple helix partnership was. Het begrip causale mechanismen en het traceren daarvan staat centraal in de onderzoeksmethode process-tracing, die binnen dit onderzoek is gebruikt.Na het ontwikkelen van het globale ordeningsmodel is in kaart gebracht in hoeverre er in dit onderzoek bij dit concrete partnership voor de achtereenvolgende schakels waaruit de causale mechanismen zijn opgebouwd ook daadwerkelijk empirisch bewijs gevonden is. Op basis van het empirisch onderzoek kan gesteld worden dat er indicaties gevonden zijn voor een relatie tussen activiteiten vanuit het triple helix partnership en de ontwikkeling van werkgelegenheid en arbeidsparticipatie. Werkervaringsplaatsen voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt hadden een positief effect op de arbeidsparticipatie. Daarnaast resulteerde het netwerk in meer omzet in bestaande markten, met vervolgens een effect op de werkgelegenheid. Samenwerking in projecten droeg bij aan productinnovatie, met (mogelijk op termijn) een werkgelegenheidseffect in bedrijven tot gevolg. Ook werden in het empirisch materiaal aanwijzingen gevonden voor een relatie tussen samenwerking in projecten en de kwantitatieve personeelsvoorziening in bedrijven doordat bedrijven op deze manier hun (innovatie)capaciteit tijdelijk (en gratis) konden uitbreiden of makkelijker nieuw personeel konden werven. Ook werd via samenwerking in projecten gewerkt aan de competenties van personeel. In het ontwikkelde ordeningsmodel werden tot slot mogelijke effecten op procesinnovaties (en vervolgens werkgelegenheid) en ondernemerschap beschreven, maar in deze case werden geen of nauwelijks effect vastgesteld. Met dit onderzoek is inzicht gegeven in mogelijke handelingsopties in triple helix samenwerking en de wijze waarop daarmee een bijdrage geleverd wordt aan werkgelegenheid en arbeidsparticipatie. De belangrijkste adviezen voor het vormgeven van toekomstige samenwerkingen hebben betrekking op de noodzaak van het bepalen van een gezamenlijke lange termijnagenda voor de triple helix samenwerking, het vragen van daadwerkelijk commitment van de betrokken partners, het verbeteren van het inzicht in de collectieve scholingsbehoefte en het stimuleren van informeel leren. Een eerste aanbevelingen voor vervolgonderzoek betreft het toetsen van de beschreven causale mechanismen in vervolgonderzoek. Daarnaast zou een onderzoeksagenda opgesteld kunnen worden waarin relevante onderwerpen het bevorderen van de vraagarticulatie,het bevorderen van samenwerking tussen bedrijven, de rol van docenten en onderzoekers in deze samenwerking, de kwaliteit (en toegevoegde waarde) van dergelijke projecten in vergelijking met de meer traditionele vormen van samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven en tot slot het stimuleren van open innovatieprojecten.
This paper considers the partnership model, which is in the author’s view the best answer in the social policy creation in contemporary conditions. The author refers to changes and reforms in the development of welfare state in the world from 1980s onwards. He describes various approaches and models, paying particular attention to the welfare society model, and partnership as its central concept. Furthermore, he analyses the functioning of the partnership model based on the experience of the European Union, Great Britain and Hungary
Restoring rivers with an integrated approach that combines water safety, nature development and gravel mining remains a challenge. Also for the Grensmaas, the most southern trajectory of the Dutch main river Maas, that crosses the border with Belgium in the south of Limburg. The first plans (“Plan Ooievaar”) were already developed in the 1980s and were highly innovative and controversial, as they were based on the idea of using nature-based solutions combined with social-economic development. Severe floodings in 1993 and 1995 came as a shock and accelerated the process to implement the associated measures. To address the multifunctionality of the river, the Grensmaas consortium was set up by public and private parties (the largest public-private partnership ever formed in the Netherlands) to have an effective, scalable and socially accepted project. However, despite the shared long term vision and the further development of plans during the process it was hard to satisfy all the goals in the long run. While stakeholders agreed on the long-term goal, the path towards that goal remains disputed and depends on the perceived status quo and urgency of the problem. Moreover, internal and external pressures and disturbances like climate change or the economic crisis influenced perception and economic conditions of stakeholders differently. In this research we will identify relevant system-processes connected to the implementation of nature-based solutions through the lens of social-ecological resilience. This knowledge will be used to co-create management plans that effectively improve the long-term resilience of the Dutch main water systems.
One of the major challenges for microsystem-based (MEMS -based) devices producing companies in general, and Bronkhorst High-Tech in particular, is to determine as early as possible in the production process which devices perform within specifications and if so by how much. Being able to separate the devices that do not comply as early as possible in the assembly flow would prevent spending time, money and materials on unsellable products. Being able to further separate good devices in multiple “performance bins” would bring even more cost and waste reduction by enabling Bronkhorst to pre-select finished products for different customer requirements. In this project we specifically focus on a micromachined flow sensor which is considered for a scale-up in production volumes in the near future. The ability to separate out badly performing devices translates to the challenge of finding a suitable test method, yielding the following research question: what are the success factors that would allow our MEMS partners to correlate product performance with measurements (tests) performed early in the production cycle? An answer makes it possible to implement the planned production scale-up of this MEMS device but also to reduce costs and waste typically associated with production failures. The device selected in this project is taken as an example for a broad range of chip-based MEMS devices with similar challenges. Therefore, we plan to use an applied research approach, looking at theoretical models of both device and production process, performing correlation measurements and delivering our recommendations on how to best tackle these production issues. It is our intention to thus generate expertise (knowledge & data) as well as a network on which we build a consortium around a future PPS (public-private partnership) where these challenges form a common theme.
SOCIO-BEE proposes that community engagement and social innovation combined with Citizen Science (CS) through emerging technologies and playful interaction can bridge the gap between the capacity of communities to adopt more sustainable behaviours aligned with environmental policy objectives and between the citizen intentions and the real behaviour to act in favour of the environment (in this project, to reduce air pollution). Furthermore, community engagement can raise other citizens’ awareness of climate change and their own responses to it, through experimentation, better monitoring, and observation of the environment. This idea is emphasised in this project through the metaphor of bees’ behaviour (with queens, working and drone bees as main CS actors), interested stakeholders that aim at learning from results of CS evidence-based research (honey bears) and the Citizen Science hives as incubators of CS ideas and projects that will be tested in three different pilot sites (Ancona, Marousi and Ancona) and with different population: elderly people, everyday commuters and young adults, respectively. The SOCIO-BEE project ambitions the scalable activation of changes in citizens’ behaviour in support of pro-environment action groups, local sponsors, voluntary sector and policies in cities. This process will be carried out through low-cost technological innovations (CS enablers within the SOCIO BEE platform), together with the creation of proper instruments for institutions (Whitebook and toolkits with recommendations) that will contribute to the replication, upscaling, massive adoption and to the duration of the SOCIO-BEE project. The solution sustainability and maximum outreach will be ensured by proposing a set of public-private partnerships.For more information see the EU-website.