Service of SURF
© 2025 SURF
De schuldenproblematiek in Nederland is nog steeds groeiende. De impact op de schuldenaar, maar ook op de samenleving, is groot. Financiële problemen zijn voor een groot deel een gedragsvraagstuk. In deze dissertatie staat het gedrag van de groep consumenten met een financiële achterstand centraal. Uit de analyses blijkt dat het niet één specifieke gedraging is die leidt tot financiële problemen, maar een combinatie van verschillende gedragingen die het risico op financiële problemen vergroten. Zo spelen niet bijhouden van de administratie, post en niet vooruit plannen een rol. Analyses naar de oorzaken van deze gedragingen laten bovendien zien dat er verschillende factoren en processen zijn die samenhang vertonen met het financiële gedrag. Onder meer de rol van self-efficacy, self-control en sociale steun, is onderzocht en blijken een samenhang te hebben. Financiële problemen kennen een eigen dynamiek. Eenmaal geconfronteerd met financiële problemen, verandert het gedrag van de consument. Deze verandering wordt deels veroorzaakt, doordat hij zich moet aanpassen en bijvoorbeeld meer gaat bezuinigen. Maar de verandering van gedrag is ook het gevolg van processen zoals schaarste en een veranderende houding ten opzichte van schulden.
Interview door Margaret Chotkowski en Jeanette van der Does, onderzoekers bij de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De Inspectie SZW is momenteel bezig met een verkenning naar de problematiek van psychosociale arbeidsbelasting (PSA) bij werkende mantelzorgers en de rol van werkgevers. Wat (kunnen) zij doen aan de preventie van de problemen door PSA bij deze groep werknemers? Bij PSA gaat het om werkdruk en ongewenste omgangsvormen zoals (seksuele)intimidatie, pesten en discriminatie, zowel door de collega’s en leidinggevende als door bijvoorbeeld klanten.Het lectoraag Gezondheid en Bewegen voert binnen het Topfit project onderzoek uit naar werkende mantelzorgers.
MULTIFILE
InleidingVoor duursporters is een goede balans van belasting en herstel van groot belang voor hun prestaties. Hierbij gaat het niet alleen om fysieke belasting en herstel, zoals training en rust, maar ook om psychosociale belasting en herstel. Omdat er nog weinig bekend is over het psychosociale deel is het doel van deze studie om uit te zoeken hoe deze relatie tussen veranderingen in psychosociale belasting, herstel en prestatie-indicatoren bij duursporters eruit ziet. MethodeTwee jaar lang zijn psychosociale belasting, herstel en prestatie-indicatoren onderzocht van 115 duursporters. De sporters hebben in die periode dagelijks een trainingslogboek bijgehouden. Wekelijks tot 3-wekelijks hebben zij een belasting en herstelvragenlijst ingevuld (RESTQ-sport) en elke 6 tot 7 weken hebben zij een submaximale prestatietest gedaan. Gedurende deze periode is er bij de hardlopers een negatieve levensgebeurtenis (NLG) voorgekomen. De analyses van deze gegevens zijn tweeledig. Eerst is met behulp van multilevel-analyses uitgezocht wat de relatie is tussen psychosociale belasting, herstel en prestatie-indicatoren. Daarna is met ANOVA’s en T-tests uitgezocht wat de invloed is van een NLG op psychosociale belasting, herstel en prestatie-indicatoren. ResultatenDe analyses lieten zien dat een verbetering in psychosociale belasting en herstel bijdraagt aan een verbetering in prestatie-indicatoren. Bovendien bleek dat een NLG een negatieve invloed heeft op psychosociale belasting en herstel in de week van de gebeurtenis en 1 week daarna. Daarnaast blijkt dat de loopeconomie (prestatie-indicator) van hardlopers 3 weken na een NLG is verminderd.ConclusiesVeranderingen in psychosociale belasting en herstel zijn gerelateerd aan veranderingen in prestatie-indicatoren van duursporters. Daarbij verstoort een NLG de mate van psychosociale belasting en herstel en heeft het ook invloed op prestatie-indicatoren. Make it countCoaches kunnen psychosociale belasting en herstel monitoren om inzicht te krijgen in belastbaarheid van sporters. Hierdoor kunnen trainingsprogramma’s op het individu aangepast worden om uiteindelijk prestaties te verbeteren.
MULTIFILE
Door ontwikkelingen in de zorg leven meer mensen die intensieve ondersteuning nodig hebben zelfstandig of begeleid thuis. Tegelijkertijd stijgt het aantal mensen explosief dat het zonder professionele begeleiding thuis niet zelfstandig redt. Vooral voor mensen met licht verstandelijke beperking (LVB), is (begeleid) zelfstandig wonen en meedoen in de maatschappij niet makkelijk. Dit komt door de verstandelijke beperkingen én juist ook bijkomende problematiek. Effectieve behandeling van deze bijkomende problematiek is noodzakelijk. Vaktherapie is een behandelvorm die naadloos aansluit bij de aandachtspunten voor effectieve interventies bij deze doelgroep en wordt intramuraal al jarenlang als een waardevolle aanvulling gezien op behandelvormen met een meer verbale insteek. Echter, vaktherapie wordt nog nauwelijks in de leefomgeving van mensen met LVB aangeboden. Een ontwikkeling in deze richting is momenteel wel gaande. Vaktherapeuten werken vaker samen met FACT-LVB teams volgens een ontwikkeld samenwerkingskader. Dit kader blijkt niet toepasbaar voor andere contexten in de leefomgeving, waar structuur in samenwerking vaak niet aanwezig is en ook samenwerking met informele hulpverleners nodig is. Een aangepast samenwerkingskader om structurele samenwerking te realiseren tussen vaktherapeuten en (in)formele hulpverleners is essentieel. Evenals nader inzicht in welke vaktherapeutische interventies in de leefomgeving werken. In dit praktijkgericht onderzoek wordt het eerder ontwikkeld samenwerkingskader met focusgroepen doorontwikkeld en toepasbaar gemaakt voor meerdere contexten in de leefomgeving (deelonderzoek 1). De toepassing van dit kader wordt in een procesevaluatie geëvalueerd (deelonderzoek 2). Middels gestapeld N=1 onderzoek wordt onderzocht welke vaktherapeutische interventies in de leefomgeving werken bij welke indicaties (deelonderzoek 3). De inzichten worden verwerkt tot een breed toepasbaar samenwerkingskader, een indicatiemodel voor vaktherapeutische behandeling in de leefomgeving en een methode om vaktherapeutisch handelen te blijven evalueren.
Voetbal Technische Ondersteuning Nederland (VTON) is een grote speler in de creatieve industrie op het terrein van sport en bewegen. Dit bedrijf heeft een veelgebruikte app voor jeugdvoetbaltrainers ontwikkeld. Als vervolg daarop wil VTON nu een app voor sportprofessionals zoals clubkadercoaches en sportpedagogen, gaan realiseren. De app moet sportprofessionals in staat stellen om trainers en coaches van sportverenigingen te ondersteunen wanneer deze ‘op het veld’ te maken krijgen met kinderen die moeilijk verstaanbaar gedrag vertonen ten gevolge van milde psychosociale problemen. Aan zo’n app bestaat grote behoefte bij sportprofessionals. Het lectoraat Bewegen, Gezondheid en Welzijn (BGW) van Hogeschool Windesheim bezit de kennis en ervaring die nodig zijn voor praktijkonderzoek gericht op het ontwikkelen van een app voor professionals in de beweeg- en sportsector. Ook beschikt het lectoraat over een uitgebreid netwerk van relevante organisaties. Dat netwerk bestaat – naast VTON – onder meer uit Sportservice Zwolle, multidisciplinaire praktijk Intraverte en Faculteit Techniek van Hogeschool Windesheim. Het onderzoeksproject dat het lectoraat BWG voor ogen staat, heeft als vraagstelling: Hoe ziet een prototype van een app eruit waarmee sportprofessionals zoals clubkadercoaches en sportpedagogen, moeilijk verstaanbaar gedrag van kinderen met milde psychosociale problemen zodanig kunnen ‘lezen’ dat zij trainers en coaches van sportverenigingen kunnen adviseren over een passende begeleidingsaanpak? Deze onderzoeksvraag zal in samenwerking met zowel bestaande als nieuwe netwerkpartners worden beantwoord. Doelstelling is om – tezamen met partners uit de creatieve industrie, beweeg- en sportsector en ICT-branche – praktijkonderzoek te doen voor het ontwikkelen van innovatieve technologie waardoor kinderen duurzaam en met plezier kunnen blijven sporten. Het project resulteert in een prototype van een app waarvan sportprofessionals gebruik kunnen maken om trainers en coaches van sportverenigingen zodanig te ondersteunen dat deze tijdens trainingen en wedstrijden beter kunnen inspelen op kinderen die nu door hun gedrag minder goed kunnen meedoen.
Bewegen is essentieel voor alle kinderen, zowel kinderen die zich normaal ontwikkelen als voor kinderen met beperkingen. Kinderfysiotherapeuten ondersteunen kinderen met problemen in het bewegen met als doel participatie in dagelijkse beweegactiviteiten te verbeteren. Zij kunnen op dit moment het beweegniveau van kinderen (met en zonder beperking) niet goed meten.Doel Hoofddoel van dit onderzoek is het in staat stellen van kinderfysiotherapeuten (middels co-design) om bewegen van kinderen (met en zonder beperkingen) objectief te monitoren binnen de dagelijkse praktijk. Resultaten Een valide activiteitenmonitor voor kinderen met en zonder beperking. Een webapplicatie zodat informatie uit de activiteitenmonitor toegankelijk en praktisch bruikbaar is voor kinderfysiotherapeuten, kinderen en ouders. Overzicht van facilitators en barrières voor gebruik van activiteitenmonitoring binnen de kinderfysiotherapie. Praktische tools (zoals scholing en instructiemateriaal) om barrières voor gebruik te verhelpen. Looptijd 01 januari 2021 - 31 december 2022 Aanpak Binnen dit project werken we middels co-design met ontwerpers, onderzoekers en belangrijke stakeholders (zoals kinderfysiotherapeuten, kinderen, ouders) samen. We starten met kwalitatief onderzoek middels interviews en context mapping. Daarna ontwikkelen we de webapplicatie en praktische tools middels co-creatiesessies en designsprints, waarbij nauw wordt samengewerkt met diverse proeftuinen. Aan het einde voeren we een feasibilitystudie uit. Impact Bewegen is essentieel voor alle opgroeiende kinderen, zowel kinderen die zich normaal ontwikkelen als voor kinderen met een beperking. Bewegen heeft aantoonbaar positieve effecten op de gezondheid en de fysieke, psychosociale en cognitieve ontwikkeling. Objectieve monitoring (middels een activiteitenmonitor) van beweegactiviteiten is belangrijk. Subjectief monitoren, bijvoorbeeld via vragenlijsten, overschat de totale beweegactiviteiten en geeft de kinderfysiotherapeut geen betrouwbaar beeld. Vooralsnog is er voor kinderfysiotherapeuten geen objectief en makkelijk inzetbaar instrument beschikbaar om te monitoren hoeveel kinderen (met en zonder beperking) bewegen. Daarom is het niet mogelijk om kinderen en ouders betrouwbaar inzicht te geven in hoeveel kinderen bewegen, om daarop behandelingen af te stemmen en om interventies te evalueren. Dit project is gekoppeld aan de projecten Wat Beweegt Jou?! en Ontwikkelen van een activiteitenmonitor voor kinderen met een beperking.