Service of SURF
© 2025 SURF
Artikel over scholing en onderzoek rond online hulpverlening bij Fontys Hogeschool Pedagogiek en het Expertisecentrum Online Jeugdzorg, in Dagblad De Limburger.
Dit document maakt deel uit van de NJi-reeks over welke interventies en typen behandeling werken in de jeugdzorg. Deze overzichten zijn te vinden via de link www.nji.nl/watwerkt. In dit document is op een rij gezet wat er bekend is over de randvoorwaarden van kwaliteit en effectiviteit van de residentiële jeugdzorg. De auteurs maken onderscheid in kenmerken in orthopedagogische basiszorg, kenmerken van de instellingen, training en ondersteuning van het personeel, organisatorische kenmerken, de fysieke omgeving en algemeen werkzame factoren.
Voor u ligt een onderzoek die de vraag heeft onderzocht hoe ouders worden betrokken bij de hulp die hun kind in de leeftijd tussen de 12-16 jaar wordt gegeven, in de residentiële jeugdzorg. Dit onderzoek gaat uit van de Christelijke Hogeschool Ede, lectoraat Jeugd&Gezin. Dit document bestaat uit een uitwerking van alle twaalf provincies van Nederland. Allereerst is er een beschrijving gegeven van wat de provincie belangrijk vindt aan de jeugdzorg en wat hun beleid met betrekking tot ouders is. Vervolgens is er een keuze gemaakt tussen de jeugdzorginstellingen die er te vinden zijn per provincie. Deze instellingen zijn onderzocht aan de hand van de volgende vragen, die voortdurend terugkomen: Volgens welke methoden wordt gewerkt? Welke plek heeft een systemische benadering? Wat is de verhouding groepsleider, maatschappelijk werker?
INCLU-ZIE bestaat uit het lectoraat Jeugd en het lectoraat Klantenperspectief in ondersteuning en zorg (Hogeschool Windesheim), het lectoraat Jeugdhulp in transformatie (De Haagse Hogeschool), het lectoraat Jeugd (Hogeschool Utrecht) en het lectoraat Residentiële Jeugdzorg (Hogeschool Leiden). INCLU-ZIE constateert dat er al jarenlang en bij diverse wetswijzigingen voor jeugd, onderwijs en gezondheid een beweging is ontstaan die tegengesteld is aan de doelstelling van deze wetswijzigingen zelf alsook aan de uitgangspunten van de KIA Gezondheid en Zorg. In plaats van meer jeugdigen die gezonder en in welbevinden opgroeien lijkt het resultaat tegenovergesteld: het gebruik van jeugdhulp stijgt door. INCLU-ZIE werkt aan kennis die het inclusief en gezond opgroeien in een complexe samenleving mogelijk maakt. Het doel is om meer jeugdigen gezond (minder ziektelast, missie I) en in welbevinden te kunnen laten opgroeien door de focus te leggen op de context rond jeugdigen (meer ondersteuning vanuit leefomgeving, missie II). Het nastreven van deze doelstelling leidt tot een nieuwe sturende visie voor beleid en praktijk om de missie(s) van de KIA Gezondheid en Zorg te bereiken. INCLU-ZIE richt zich op de doorontwikkeling naar een krachtige SPRONG-groep op het gebied van inclusief en gezond opgroeien. We zetten in op (1) het doorontwikkelen onderzoeksmethoden van en outcome factoren voor inclusief opgroeien voor landelijk/gemeentelijk beleid, (2) impact creëren in het maatschappelijke debat over normen rond opgroeien en opvoeden in de complexe samenleving, (3) professionalisering INCLU-ZIE en opleiden van (toekomstige) professionals en (4) het versterken van de kennisinfrastructuur (intern & extern). We werken vanuit de werkpakketten met leernetwerken waarbij drie bronnen van kennis (ervarings-, praktijk- en wetenschappelijke kennis) centraal staan en waarin we domeinoverstijgend en transdisciplinair (samen)werken. Dat doen we samen met jeugdigen, professionals, consortiumpartners en netwerkpartners vanuit de verschillende domeinen van welzijn, onderwijs, jeugdgezondheidszorg en jeugdhulp.
De nieuwe jeugdwet (2014) en de wet op passend onderwijs (2012) hebben als doel kinderen zoveel mogelijk in hun eigen leeromgeving laten opgroeien, waarbij het onderwijs en de jeugdhulp rondom het kind en het gezin worden georganiseerd (Coalitie passend onderwijs - jeugdhulp - zorg, 2018). Als gevolg hiervan wordt van professionals in het domein ‘kind en educatie’ (onderwijs, kinderopvang, sociaal werk, jeugdzorg, buurtwerk, sociaal werk en gemeente) steeds meer verwacht dat ze samenwerken met professionals uit verschillende sectoren om de zorg rondom het kind zo optimaal mogelijk te organiseren (interprofessioneel samenwerken). Van lerarenopleiders wordt verwacht dat zij studenten voorbereiden op het interprofessioneel samenwerken in de praktijk. Hiervoor is goed inzicht in deze complexe beroepstaak essentieel. In recente literatuur wordt de noodzaak van interprofessioneel samenwerken steeds benadrukt (Peeters, 2018; Slot & Leseman, 2019), echter een eenduidig beeld van wat goed interprofessioneel samenwerken inhoudt ontbreekt nog, evenals de complexiteitsfactoren die een rol spelen in het werkveld. In het postdoconderzoek wordt door cognitieve taakanalyse (CTA) inzichtelijk gemaakt welke kennis, vaardigheden en attitudes onderwijsprofessionals nodig hebben voor interprofessionele samenwerking. Door middel van interviews, observaties en expertmeetings met onderwijsprofessionals in tien goede praktijkvoorbeelden, wordt een vaardighedenhiërarchie ontwikkeld: een overzicht van alle vaardigheden en hun onderlinge relaties. Daarnaast worden complexiteitsfactoren in kaart gebracht. Deze inzichten worden gebruikt om onderwijsmodules te ontwikkelen voor opleidingen binnen KPZ. Uitgangspunt is het vier-componenten instructiemodel dat uitgaat van een hele-taak-benadering (Van Merriënboer & Kirschner, 2018). Dit model is uitermate geschikt voor het aanleren van complexe beroepstaken waarbij kennis, vaardigheden en attitudes geïntegreerd zijn. Studenten leren in authentieke leertaken (ontleend uit de CTA) oplopend in complexiteit interprofessioneel samen te werken. Naast het ondersteunen van studenten, draagt dit onderzoek bij aan professionalisering van lerarenopleiders en geeft het inzicht aan het werkveld in de volle breedte van interprofessioneel samenwerken.