Service of SURF
© 2025 SURF
Background:Victimization among children is associated with adverse effects on their physical and psychological health. Many health complaints follow as a result of bullying and anxiety and depression also precede bullying. The Dutch school-wide antibullying program ‘Prima’ was developed based on techniques and scientific insights that are known to be effective. In this randomized trial we investigate the effects of school-wide antibullying program on bullying behavior and self-esteem and depression.Methods:A total of 4,229 students of grade 3 to 6 of 31 primary schoolsparticipated in this study. The schools were randomly assigned to three conditions. Condition A was offered a teachertraining, an online screening tool for bullying behavior, and a set of practice- and evidence-based guidelines to deal with difficult bullying situations. Condition B included all of condition A plus a series of eight lessons for the students. Condition C was the control group. A questionnaire was filled out by the students before and after the intervention.Results:Results from the pretest showed that 16% of the students was bullied regularly. There was a significant difference between bullied and non-bullied children in their reported mental health. Bullied students indicated much more depressive symptoms compared to non-bullied students (3,67 vs 1,67, p= .000). Bullied children also indicated lower self-esteem (16,74 vs 19,84, p = .000). The effects of the intervention program are currently analyzed and will be presented at the conference in the fall of 2018.Conclusions:Bullying is strongly related to mental health issues among children. To address mental health issues among youth, schools should focus on evidence-based anti-bullying programs as a vital part of a wider school policy.Key messages:-Bullying has a strong impact on the wellbeing and mental health of children.-School programs focused on preventing bullying can therefore reduce health complaints among children.
MULTIFILE
This study investigates the effectiveness of the PRIMA antibullying program for elementary education using a cluster-randomized trial with two experimental conditions (with and without student lessons) and a control group. Students of 31 schools participated in the study (N = 3,135; Mage = 10 years). Multilevel regression analyses demonstrated positive effects of the program on peer-reported victimization and reinforcing behavior. Implementing multiple program components was related to stronger program effects. The results provide partial experimental evidence for the beneficial effects of combining student lessons and teacher training in antibullying programs. Future experimental research is needed to investigate other approaches that reduce not only peer-reported victimization, but also self-perceived bullying and victimization.
Integrating physical therapy sessions and an online application (e-Exercise) might support people with hip osteoarthritis (OA), knee OA, or both (hip/knee OA) in taking an active role in the management of their chronic condition and may reduce the number of physical therapy sessions. The objective of this study was to investigate the short- and long-term effectiveness of e-Exercise compared to usual physical therapy in people with hip/knee OA. The design was a prospective, single-blind, multicenter, superiority, cluster-randomized controlled trial. e-Exercise is a 3-month intervention in which about 5 face-to-face physical therapy sessions were integrated with an online application consisting of graded activity, exercise, and information modules. Usual physical therapy was conducted according to the Dutch physical therapy guidelines on hip and knee OA. Primary outcomes, measured at baseline after 3 and 12 months, were physical functioning and free-living physical activity. Secondary outcome measures were pain, tiredness, quality of life, self-efficacy, and the number of physical therapy sessions.
De, bijna oneindige, mogelijkheden van digitale (3D print)technieken prikkelen de geest en zetten aan tot creatief denken. Voorheen onmogelijke vormen worden mogelijk en kunnen op locatie en op maat worden gemaakt. Het (primair) onderwijs ziet grote potentie in 3D (print)technieken als onderwijsthema om structureel en actief mee aan de slag te gaan in de klas, om 21ste Century Skills te ontplooien bij zowel leerkrachten als leerlingen en om als thema in te zetten binnen Wetenschap & Technologie-onderwijs. De onderwijsketen is een cruciale partner in de Human Capital Agenda met haar taak om van jongs af aan kinderen op te leiden tot een moderne professional die kan uitblinken in een snel veranderende innovatie-economie. Met dat doel voor ogen zoekt het primair onderwijs structureel naar manieren om de lesprogramma’s actueel en effectief te houden. Door een toenemend aanbod van 3D (print)technieken en diensten zoeken directies, leerkrachten maar ook het team talentontwikkeling van de Gemeente Enschede naar betrouwbare experts die de scholen advies, begeleiding en (uiteindelijk) professionalisering op maat kunnen bieden. Saxion FabLab Enschede, een publieke moderne makerspace en verbonden aan Saxion Lectoraat Industrial Design, richt zich op de verbinding tussen (HBO) onderwijs, onderzoek en het bedrijfsleven. Sinds de oprichting in 2011 krijgt het FabLab ook structureel vragen vanuit het primair onderwijs (PO) om deze doelgroep hands-on in contact te brengen met moderne (3D) technieken. Waar mogelijk zijn bovengenoemde vragen opgepakt met in samenwerking met scholen en bedrijven. Knelpunten die hierbij naar voren zijn gekomen, zijn dat leerkrachten na de opstart niet weten hoe ze onvermijdelijke technische problemen moeten oplossen en/of het ontbreekt hen de kennis om een volgende verdiepende stap (zelf) te zetten. Gevolg is dat men niet verder komt dan het doen van demonstraties en/of een eerste (simpel) productje, of dat de printers stil in een hoek staan te ver-stoffen. Deze ervaringen uit Enschede zijn in lijn met conclusies van een eerder onderzoek in Flevoland (Van Keulen & van Oenen, 2015) Doel van het traject “3D in de klas” is de bundeling van krachten binnen het consortium rondom de ontwikkeling van uitdagend en uitnodigend Wetenschap & Techniek-onderwijs voor leerling en leerkracht in het primair onderwijs, door leerkrachten te scholen in 3D printen, door lesprogramma’s te ontwikkelen die verder gaan dan het ‘printen van de standaard sleutelhanger’ en door een didactische verbreding te bieden door het koppelen van kennisdomeinen. Het initiatief voor gezamenlijk onderzoek en 3D in de Klas is opgedeeld in drie delen: Deel 1) Mapping the state of the art: leren van eerdere initiatieven en de knelpunten. Deel 2) Doelgroep betrokkenheid in kaart brengen, van leerkrachten en leerlingen, inhoudelijk en organisatorisch. Deel 3) Structurele inbedding, door afstemming op en integratie in de PO-keten. Het voorliggende projectvoorstel beslaat deel 1 van dit traject. Resultaat van dit deelproject hiervan vormt de basis voor deel 2 en 3 in een vervolgtraject, mogelijk in een RAAK-publiek vorm. Saxion FabLab Enschede heeft de afgelopen jaren een actief consortium opgebouwd dat bovenstaande impasse wil doorbreken. Het consortium bestaat naast het FabLab o.a. uit: Saxion Lectoraat Industrial Design en Academie Pedagogiek en Onderwijs, ESV, Stichting Consent, Bètatechtniek, Gemeente Enschede (Team Talentontwikkeling) en het bedrijf LAYaLAY.
Paper sludge contains papermaking mineral additives and fibers, which could be reused or recycled, thus enhancing the circularity. One of the promising technologies is the fast pyrolysis of paper sludge, which is capable of recovering > 99 wt.% of the fine minerals in the paper sludge and also affording a bio-liquid. The fine minerals (e.g., ‘circular’ CaCO3) can be reused as filler in consumer products thereby reducing the required primary resources. However, the bio-liquid has a lower quality compared to fossil fuels, and only a limited application, e.g., for heat generation, has been applied. This could be significantly improved by catalytic upgrading of the fast pyrolysis vapor, known as an ex-situ catalytic pyrolysis approach. We have recently found that a high-quality bio-oil (mainly ‘bio-based’ paraffins and low-molecular-weight aromatics, carbon yield of 21%, and HHV of 41.1 MJ kg-1) was produced (Chem. Eng. J., 420 (2021), 129714). Nevertheless, catalyst deactivation occurred after a few hours’ of reaction. As such, catalyst stability and regenerability are of research interest and also of high relevance for industrial implementation. This project aims to study the potential of the add-on catalytic upgrading step to the industrial fast pyrolysis of paper sludge process. One important performance metric for sustainable catalysis in the industry is the level of catalyst consumption (kgcat tprod-1) for catalytic pyrolysis of paper sludge. Another important research topic is to establish the correlation between yield and selectivity of the bio-chemicals and the catalyst characteristics. For this, different types of catalysts (e.g., FCC-type E-Cat) will be tested and several reaction-regeneration cycles will be performed. These studies will determine under which conditions catalytic fast pyrolysis of paper sludge is technically and economically viable.
In de bouw komt veel sloopafval vrij. Voor een groot aantal materialen bestaan al recyclingroutes die voortdurend door-ontwikkelen. Daarbij valt te denken aan recycling van beton, PVC, metalen en herbruikbaar hout (A-hout). Echter, een substantiële afvalstroom bij sloop waar nog nauwelijks recyclingroutes voor bestaan, is B-hout. Dit bevat coatings, lijmen (zoals in vezelplaten) en bevestigingsmaterialen, maar bestaat voor het overgrote deel uit hout met in beginsel prima eigenschappen. Alleen al bij projectpartner Rouwmaat komt jaarlijks 300 ton B-hout vrij. Om dit af te kunnen voeren, wordt het aangeboden aan afval verbrandingsinstallaties. Bij projectpartner Innodeen is sinds kort een productielijn in bedrijf genomen waarmee extrusieprofielen kunnen worden gemaakt uit houtvezelcomposiet. Deze houtvezelcomposiet bevat tot 70% houtvezels in een thermoplastische matrix. De markt heeft al een grote belangstelling voor deze producten getoond, en er wordt reeds hard gewerkt aan opschaling van het proces. Totnogtoe worden deze houtvezels gewonnen uit ongebruikt maagdelijk hout, waaraan bovendien aanvullende eisen worden gesteld. Het lectoraat Lichtgewicht Construeren beschikt over jarenlange ervaring op het gebied van thermoplastische composieten. Door combinatie van genoemde drie partijen in dit project bestaat een goede basis om te onderzoeken in hoeverre het mogelijk is om houtvezelcomposiet te maken uit B-Hout. Dit zou derhalve kunnen leiden tot een veel hoogwaardiger toepassing van deze afvalstroom, hetgeen bovendien als grondstof een gunstiger kostprijs heeft. Doel van dit project is om derhalve op lab schaal houtvezelcomposiet te vervaardigen uit B-hout en daarvan de mechanische eigenschappen te vergelijken met het reeds ontwikkelde houtvezelcomposiet. Indien de maakbaarheid is aangetoond en de mechanische eigenschappen elkaar goed benaderen, zal industrialisatie van dit projectidee door de betrokken partners voor de hand liggen.