Service of SURF
© 2025 SURF
In de afgelopen paar jaar is steeds meer aandacht gekomen voor onderzoek door leraren. Daarbij gaat het dan vooral om praktijkonderzoek door leraren. In deze bijdrage wordt ingegaan op de doelen en de dilemma’s van het praktijkonderzoek door leraren en worden mogelijke kwaliteitscriteria voor het praktijkonderzoek behandeld. De nadruk wordt gelegd op het belang van kwaliteitscriteria die recht doen aan de ontwikkel- en verbeterdoelstellingen van praktijkonderzoek en de rol die de praktijkonderzoeker daarbinnen heeft. Kwaliteitscriteria die iets zeggen over het product, het proces, de betrokkenheid, de impact en de dialoog van het praktijkonderzoek door leraren. Als laatste komen implicaties voor scholen en lerarenopleidingen aan bod
MULTIFILE
In deze publicatie beschrijven we onze visie op praktijkonderzoek als professionele leerstrategie, waarmee beginnende en ervaren docenten hun eigen dagelijkse praktijk kunnen verbeteren. Aan de hand van voorbeelden laten we zien wat praktijkonderzoek kan betekenen in scholen en (leraren)opleidingen en op welke wijze dit vorm kan krijgen. Inhoudsopgave publicatie 'Praktijkonderzoek als professionele leerstrategie in onderwijs en opleiding' 1. Inleiding over doel en introductie van de verschillende hoofdstukken (leeswijzer). 2. Praktijkonderzoek als professionele leerstrategie (Sanneke Bolhuis) Het doel van praktijkonderzoek is met meer inzicht en begrip handelen in de specifieke eigen context. Praktijkonderzoek is daarbij zelf een interventie. Docenten als onderzoekers van eigen praktijk zijn onderdeel van wat zij onderzoeken. 3. Toetsing en beoordelen in het onderwijs: een continu onderzoek naar de ontwikkeling van de leerlingen of studenten (Desirée Joosten-ten Brinke) Leraren en opleiders toetsen de leervorderingen van hun leerlingen en studenten voortdurend. Daarmee zijn ze in feite voortdurend onderzoek aan het doen, ook al zijn ze zich daarvan misschien niet zo bewust. 4. Beter onderbouwd handelen door praktijkonderzoek: voorbeelden en voorwaarden (Ilona Mathijsen) Dit hoofdstuk laat zien hoe een docent door praktijkonderzoek zijn handelen beter of anders onderbouwt en daardoor mogelijk ook beter of anders gaat handelen. 5. Praktijkonderzoek doe je samen (Quinta Kools) Samen praktijkonderzoek doen zorgt voor een betere kwaliteit van het praktijkonderzoek, voor continuïteit, verbondenheid tussen docenten en een groter draagvlak voor de uitkomsten. 6. Het betrekken van belanghebbenden bij praktijkonderzoek (Quinta Kools) In dit hoofdstuk gaat het over de mogelijke betrokkenen of belanghebbenden bij praktijkonderzoek: wie maken deel uit van het probleem, wie zouden een bijdrage kunnen leveren aan het beter begrijpen of een betere aanpak, voor wie heeft het onderzoek mogelijk consequenties? 7. Praktijkonderzoek doen moet je leren (Sanneke Bolhuis) Doel van dit hoofdstuk is om een beeld te geven van de persoonlijke kwaliteiten en competenties die nodig zijn voor het doen van praktijkonderzoek. Ook wordt besproken waar scholen op zouden moeten letten als ze scholing voor praktijkonderzoek door leraren de school in halen. 8. Praktijkonderzoek van studenten in de lerarenopleiding begeleiden (Karen Krol) Dit hoofdstuk bespreekt hoe studenten leren om praktijkonderzoek uit te voeren als professionele leerstrategie en wat dat vraagt van de begeleiders (opleiders in het instituut en/of de school). 9. De rol van leidinggevenden bij praktijkonderzoek in onderwijs en opleiding (Sanneke Bolhuis en Quinta Kools). In dit hoofdstuk worden de condities besproken die leidinggevenden moeten creëren om praktijkonderzoek tot de 'normale' onderwijspraktijk te laten behoren. Intermezzo's Tussen de hoofdstukken worden korte voorbeelden van praktijkonderzoek beschreven. Dit zijn voorbeelden van praktijkonderzoek door: o lerarenopleiders, die onderzoek deden in een kenniskring van het lectoraat o studenten van de lerarenopleidingen o leraren in hun school.
Bedrijfsovername is een grote uitdaging voor agrarische familiebedrijven, waarbij het sociaal-emotioneel welzijn van de familie is geïdentificeerd als een belangrijk knelpunt. Vanuit het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK) en het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) is in 2019 het beleidsprogramma Duurzame Bedrijfsopvolging gestart om het aantal succesvolle bedrijfsoverdrachten te verhogen. Een belangrijk onderdeel hiervan is een op te richten Kenniscentrum. Dit project wil het Kenniscentrum voeden met onderzoek naar de familiale dimensie van bedrijfsopvolging. Het praktijkonderzoek wordt uitgevoerd door een consortium bestaande uit het Lectoraat Familiebedrijven van Hogeschool Windesheim, Aeres Hogeschool Dronten, Van Hall Larenstein Leeuwarden, het Fries Sociaal Planbureau, het NAJK en LTO Noord. Doel van dit project is het inventariseren en evalueren van de ondersteunende advies- en kennisinfrastructuur op de familiale dimensie bij het opvolgingstraject van agrarische familiebedrijven. Dit doen we door inzichten op te halen bij zestien agrarische bedrijfsfamilies, in verschillende stadia van het opvolgingsproces. In het project vergelijken we hoe de families en de ondersteunende advies- en kennispartijen omgaan met de belangen en behoeften van verschillende familieleden (opvolgers, overdragers, partners en niet-opvolgers) tijdens het opvolgingsproces. Daarnaast wordt kwantitatief onderzoek gedaan onder studenten op de twee deelnemende agrarische hogescholen, om de behoeften en verwachtingen van potentiële opvolgers en niet-opvolgers ten aanzien van bedrijfsoverdracht in kaart te brengen. Het project moet resulteren in gevalideerde verbetervoorstellen (stappenplannen) voor zowel agrarische bedrijfsfamilies als adviseurs gericht op de verschillende stadia van bedrijfsopvolging. Ook worden spelvormen ontwikkeld om moeilijke en relationeel ingewikkelde onderwerpen beter bespreekbaar te maken in het agrarisch onderwijs. Tot slot worden de resultaten van het onderzoek geschikt gemaakt voor gebruik binnen agrarische scholen om het curriculum over de zachte kant van bedrijfsopvolging te versterken.
In dit project verricht het lectoraat Familiebedrijven van Hogeschool Windesheim samen met de Hogeschool Utrecht, Hogeschool van Amsterdam, CUMELA, de Jong & Laan en MKB familiebedrijven praktijkgericht onderzoek naar financiering en besluitvorming bij MKB familiebedrijven. Nu banken vanwege de economische crisis terughoudender zijn geworden in kredietverlening en hun financieringseisen hebben verzwaard, zijn meer bedrijven aangewezen op eigen middelen en familiekapitaal. Vormen van zelf-financiering worden steeds belangrijker om groei en continuïteit van MKB familiebedrijven te waarborgen. Met name bij de overdracht van kapitaalintensieve MKB familiebedrijven worden complexe financieringsconstructies bedacht om de overname mogelijk te maken. Vaak wordt hierbij onvoldoende nagedacht over het onderscheid tussen de verschillende rollen die familieleden kunnen hebben als ze met hun vermogen in het bedrijf zitten (eigenaar of andere vermogensverschaffer, familielid, directielid, werknemer). Hierdoor kan onduidelijkheid ontstaan over onderwerpen zoals besluitvorming, rendement op vermogen, zeggenschap en beloningsstructuren, waardoor op termijn conflicten kunnen ontstaan. Daarnaast kan de besturing van ondernemingen door de verschillende belangen van vermogensverschaffers in negatieve zin worden beïnvloed en kan dit (op termijn) de continuïteit, wendbaarheid en groei van ondernemingen in gevaar brengen. Zowel in de praktijk als in het onderzoek ontbreekt het aan kennis over hoe met deze problematiek kan worden omgegaan. Dit project heeft daarom tot doel om samen met de projectpartners nieuwe kennis te ontwikkelen rond zelf-financiering en besluitvorming in MKB familiebedrijven. Door middel van ontwerpgericht praktijkonderzoek wordt bestaande en nieuwe kennis over de rol van zelf-financiering en de positie van eigenaren omgezet in oplossingsrichtingen ter verbetering van de besluitvorming in MKB familiebedrijven. Door het monitoren van de uitgevoerde interventies zal worden vastgesteld of de oplossingsrichtingen in de praktijk werken. De kennis die uit dit project voortkomt beoogt daarmee het handelingsvermogen van eigenaren en directieleden te vergroten en zelf-financiering als mogelijke financieringsbron effectiever te maken.
Aanleiding: De belangstelling voor gezonde en veilige voeding is groot. Bij de gezondheidseffecten van voeding spelen de darmen een cruciale rol. Verschillende soorten bedrijven hebben behoefte aan natuurgetrouwe testmodellen om de effecten van voeding op de darmen te bestuderen. Ze zijn vooral op zoek naar modellen waarvan de uitkomsten direct vertaalbaar zijn naar het doelorganisme (de mens of bijvoorbeeld het varken) en die niet gebruikmaken van kostbare en maatschappelijke beladen dierproeven. Doelstelling Het project 2-REAL-GUTS heeft als doel om twee innovatieve dierproefvrije darmmodellen geschikt te maken voor onderzoek naar voedingsconcepten en -ingrediënten. De twee darmmodellen die worden toegepast zijn darmorganoïden, minidarmorgaantjes bestaande uit stamcellen, en darmexplants bestaande uit hele stukjes darm verkregen uit relevante organismen. Beide modellen hebben potentieel heel uitgebreide toepassingsmogelijkheden en hebben ook grote voordelen ten opzichte van de huidige veelgebruikte cellijnen, omdat ze meerdere in de darm aanwezige celtypen bevatten en uit verschillende specifieke darmregio's te verkrijgen zijn. Gezamenlijk gaan de partners werken aan: 1) het aanpassen van de kweekomstandigheden zodat darmmodellen geschikt worden om de vragen van partners te beantwoorden; 2) het vaststellen van de toepassingsmogelijkheden van de darmmodellen door verschillende stoffen en producten te testen. Beoogde resultaten Kennisconferenties, publicaties en exploitatie van de modellen zullen zorgen voor het verspreiden van de opgedane kennis. Omdat het project gebruikmaakt van moderne, op de toekomst gerichte laboratoriumtechnieken (kweekmethoden met stamcellen en vitaal weefsel, moleculaire analyses en microscopie), leent het zich uitstekend om geïmplementeerd te worden in het hbo-onderwijs. Als spin-off zal het project dan ook voorzien in een specifieke, voor Nederland unieke hbo-minor op het gebied van stamcel- en aanverwante technologie (zoals organ-on-a-chiptechnologie).