Service of SURF
© 2025 SURF
Eind vorig jaar promoveerde Frank van Eekeren op een proefschrift met als titel ‘De Waardenvolle Club’. Dat is een club die - ideaal gesproken - als dienstverlenende organisatie verschillende waarden creëert: sportieve, culturele, commerciële én publieke waarden. In de kern gaat de dissertatie van Van Eekeren over de vraag hoe voetbalorganisaties de creatie van publieke waarden kunnen besturen en organiseren. Daarbij valt te denken aan waarden als diversiteit, veiligheid, gelijkwaardigheid en maatschappelijke cohesie. In dit artikel wordt de wetenschapsvisie in deze dissertatie onderzocht.
LINK
Teneinde het opnemen van onderzoeksvaardigheden in het curriculum van de Faculteit Educatieve Opleidingen van de Hogeschool Utrecht te vergemakkelijken en ter ondersteunen, vonden wij het zinvol om een stuk te schrijven over de vermeende tegenstelling tussen kwalitatief en kwantitatief onderzoek. Een belangrijk uitgangspunt is dat we niet uitgaan van een in de wandelgangen vaak gehoorde tegenstelling tussen universitair en hogeschool onderzoek, waarbij de universiteit kwalificaties als fundamenteel en theoretisch opeist en de praktische kruimels voor het hoger beroepsonderwijs wil laten liggen. Wij gaan daar niet van uit omdat wij geen fundamenteel verschil zien tussen fundamenteel onderzoek en toegepast onderzoek. De grondslagen, de redeneringen, de systematiek zijn in beide gevallen hetzelfde. Op de achtergrond speelt, in ieder geval bij de humaniora van de hoge scholen, nog een andere tweedeling een rol: kwantitatief versus kwalitatief onderzoek. Belangrijke kenmerken van kwantitatief onderzoek zoals ingewikkelde onderzoeksdesigns, grote steekproeven en gecompliceerde statistische analyses zouden het natuurlijk domein van universiteiten zijn. Ook dit werpen we verre van ons. Volgens onze opvatting gaat het in de eerste plaats om 'goed onderzoek' en goed onderzoek vereist niet persé een kwalitatieve benadering of een kwantitatieve benadering. Goed onderzoek geeft in de eerste plaats een antwoord op een vraag die gesteld wordt: de probleemstelling. Zoals het overgrote deel van onderzoekers tegenwoordig rekenen wij ons niet tot kwantitatieve onderzoekers of tot kwalitatieve onderzoekers. Met behulp van onderzoek willen wij een slechts een antwoord geven op de gestelde vraag, de probleemstelling.
In dit artikel wordt verslag gedaan van een onderzoek naar de opvattingen over praktijkgericht onderzoek van lectoren van de Christelijke Hogeschool Ede (CHE) die als gezamenlijk onderzoeksprofiel hebben gekozen voor de kracht van relaties. In focusgroepen met maximaal drie lectoren is besproken welk type relaties bestudeerd worden, met welke methoden van onderzoek wordt gewerkt en hoe relationeel de onderzoekers zelf te werk gaan. De uitkomsten van de focusgroepen zijn voorgelegd aan de directeur onderzoek en besproken met alle lectoren samen. Ook is internationale literatuur bestudeerd over de aard en kenmerken van praktijkgericht onderzoek. Dit heeft geleid tot een vijftal bouwstenen die samen de visie op CHE lectoraatsonderzoek vormen. Onderzoek aan de CHE is: gericht op het begrijpen van praktijken, vanuit een abductieve redeneerwijze, vanuit een relationele werkwijze, gericht op het verbeteren van praktijk en op leren en reflectie. Hiermee is taal ontstaan waarmee lectoren onderling in gesprek kunnen komen over de aard van hun onderzoek, elkaar waar nodig op blinde vlekken kunnen wijzen, maar waarmee zij vooral steeds terug kunnen keren naar de kern van hun werk . Het type gesprek dat in de ontwikkeling van praktijkgericht onderzoek aan hogescholen een nadrukkelijke plek verdient.