Service of SURF
© 2025 SURF
Control of plant growth is an important aspect of crop productivity and yield in agriculture. Overexpression of the At CHR12/ 23 genes in Arabidopsis thaliana reduced growth habit without other morphological changes. These two genes encode Snf2 chromatin remodelling ATPases. Here, we translate this approach to the horticultural crop tomato ( Solanum lycopersicum). We identified and cloned the single tomato ortholog of the two Arabidopsis Snf2 genes, designated Sl CHR1. Transgenic tomato plants (cv. Micro-Tom) that constitutively overexpress the coding sequence of Sl CHR1 show reduced growth in all developmental stages of tomato. This confirms that Sl CHR1 combines the functions of both Arabidopsis genes in tomato. Compared to the wild type, the transgenic seedlings of tomato have significantly shorter roots, hypocotyls and reduced cotyledon size. Transgenic plants have a much more compact growth habit with markedly reduced plant height, severely compacted reproductive structures with smaller flowers and smaller fruits. The results indicate that either GMO-based or non- GMO-based approaches to modulate the expression of chromatin remodelling ATPase genes could develop into methods to control plant growth, for example to replace the use of chemical growth retardants. This approach is likely to be applicable and attractive for any crop for which growth habit reduction has added value.
ObjectiveTo determine the effectiveness of the “Plants for Joints” multidisciplinary lifestyle program in patients with metabolic syndrome-associated osteoarthritis (MSOA).DesignPatients with hip or knee MSOA were randomized to the intervention or control group. The intervention group followed a 16-week program in addition to usual care based on a whole food plant-based diet, physical activity, and stress management. The control group received usual care. The patient-reported Western Ontario and McMasters Universities Osteoarthritis Index (WOMAC) total score (range 0–96) was the primary outcome. Secondary outcomes included other patient-reported, anthropometric, and metabolic measures. An intention-to-treat analysis with a linear-mixed model adjusted for baseline values was used to analyze between-group differences.ResultsOf the 66 people randomized, 64 completed the study. Participants (84% female) had a mean (SD) age of 63 (6) years and body mass index of 33 (5) kg/m2. After 16 weeks, the intervention group (n = 32) had a mean 11-point larger improvement in WOMAC-score (95% CI 6–16; p = 0.0001) compared to the control group. The intervention group also lost more weight (–5 kg), fat mass (–4 kg), and waist circumference (–6 cm) compared to the control group. Patient-Reported Outcomes Measurement Information System (PROMIS) fatigue, pain interference, C-reactive protein, hemoglobin A1c, fasting glucose, and low-density lipoproteins improved in the intervention versus the control group, while other PROMIS measures, blood pressure, high-density lipoproteins, and triglycerides did not differ significantly between the groups.ConclusionThe “Plants for Joints” lifestyle program reduced stiffness, relieved pain, and improved physical function in people with hip or knee MSOA compared to usual care.
MULTIFILE
ObjectiveTo determine the effect of a multidisciplinary lifestyle program in patients with RA with low–moderate disease activity.MethodsIn the ‘Plants for Joints’ (PFJ) parallel-arm, assessor-blind randomized controlled trial, patients with RA and 28-joint DAS (DAS28) ≥2.6 and ≤5.1 were randomized to the PFJ or control group. The PFJ group followed a 16-week lifestyle program based on a whole-food plant-based diet, physical activity and stress management. The control group received usual care. Medication was kept stable 3 months before and during the trial whenever possible. We hypothesized that PFJ would lower disease activity (DAS28). Secondary outcomes included anthropometric, metabolic and patient-reported measures. An intention-to-treat analysis with a linear mixed model adjusted for baseline values was used to analyse between-group differences.ResultsOf the 83 people randomized, 77 completed the study. Participants were 92% female with mean (S.D.) age of 55 (12) years, BMI of 26 (4) kg/m2 and mean DAS28 of 3.8 (0.7). After 16 weeks the PFJ group had a mean 0.9-point greater improvement of DAS28 vs the control group (95% CI 0.4, 1.3; P < 0.0001). The PFJ intervention led to greater decreases in body weight (difference –3.9 kg), fat mass (–2.8 kg), waist circumference (–3 cm), HbA1c (–1.3 mmol/mol) and low-density lipoprotein (–0.32 mmol/l), whereas patient-reported outcome measures, blood pressure, glucose and other lipids did not change.ConclusionThe 16-week PFJ multidisciplinary lifestyle program substantially decreased disease activity and improved metabolic status in people with RA with low–moderate disease activity.Trial RegistrationInternational Clinical Trials Registry Platform; https://www.who.int/clinical-trials-registry-platform; NL7800.
In de stedelijke omgeving van Dordrecht wordt er gewerkt aan een groen en gezond woongebied. Naast het verminderen van hittestress en wateroverlast, wordt er ruimte gemaakt voor meer biodiversiteit. Dit gebeurt onder andere op De Staart, een versteende wijk naast een industriegebied, die zich begeeft tussen het centrum en Nationaal Park De Biesbosch. Deze unieke locatie maakt dat deze wijk geschikt is als een ecologische corridor waar dieren zich kunnen verplaatsen van de ene habitat naar het andere. Door de publieke ruimte en de tuinen van de bewoners te vergroenen worden deze verbonden aan de corridor. Om bij te dragen aan deze natuur gebaseerde klimaatadaptatie wordt er door een maatschappelijke organisatie eerst onderzocht hoe de beleving van de bewoners met betrekking tot de natuur is en of zij interesse hebben om aan het welzijn ervan bij te dragen. Het practoraat Water en Bodem sluit zich hierbij aan en gaat met een aantal geïnteresseerde bewoners onderzoeken wat de bodemkwaliteit is van hun tuinen. Deze nulmeting is belangrijk om te beslissen welke maatregelen er nodig zijn om de bodem te verbeteren, zodat de juiste vegetatie aangeplant wordt als voedsel en schuilplaatsen voor dieren. De bodemkwaliteit wordt in een periode van minimaal 1 jaar gemonitord, met onder andere bodemsensoren, om te volgen wat de invloed is van eventuele genomen maatregelen. Het practoraat vormt hierin een brug tussen onderzoek, buurtparticipatie en beroepspraktijk en zorgt ervoor dat het onderwijs een bijdrage levert aan dat deze wijk zich steeds meer in een natuurgebied begeeft. Het onderwijs haalt extra praktijkkennis in huis, bijvoorbeeld door middel van ontwikkeling van meetmethoden en de directe maatschappelijke blootstelling door middel van interactie met bewoners. Mens en natuur profiteert van het verbeteren van onze leefomgeving.
Human kind has a major impact on the state of life on Earth, mainly caused by habitat destruction, fragmentation and pollution related to agricultural land use and industrialization. Biodiversity is dominated by insects (~50%). Insects are vital for ecosystems through ecosystem engineering and controlling properties, such as soil formation and nutrient cycling, pollination, and in food webs as prey or controlling predator or parasite. Reducing insect diversity reduces resilience of ecosystems and increases risks of non-performance in soil fertility, pollination and pest suppression. Insects are under threat. Worldwide 41 % of insect species are in decline, 33% species threatened with extinction, and a co-occurring insect biomass loss of 2.5% per year. In Germany, insect biomass in natural areas surrounded by agriculture was reduced by 76% in 27 years. Nature inclusive agriculture and agri-environmental schemes aim to mitigate these kinds of effects. Protection measures need success indicators. Insects are excellent for biodiversity assessments, even with small landscape adaptations. Measuring insect biodiversity however is not easy. We aim to use new automated recognition techniques by machine learning with neural networks, to produce algorithms for fast and insightful insect diversity indexes. Biodiversity can be measured by indicative species (groups). We use three groups: 1) Carabid beetles (are top predators); 2) Moths (relation with host plants); 3) Flying insects (multiple functions in ecosystems, e.g. parasitism). The project wants to design user-friendly farmer/citizen science biodiversity measurements with machine learning, and use these in comparative research in 3 real life cases as proof of concept: 1) effects of agriculture on insects in hedgerows, 2) effects of different commercial crop production systems on insects, 3) effects of flower richness in crops and grassland on insects, all measured with natural reference situations
De maatschappelijke urgentie van vergroening is groot. Tegelijk zet de gemeente in op verdichting van de stad. Vaak slagen betrokkenen er onvoldoende in een gezamenlijke agenda te ontwikkelen en belangentegenstellingen te overbruggen. Wijkbeheerders van de gemeente Eindhoven signaleren dat realisatie van ambities op weerstanden stuit bij bewoners. Voor het creëren van draagvlak bij bewoners is participatie noodzakelijk. De inzet van dit project is om deze conflicterende agenda’s met elkaar te verzoenen door alle stakeholders vanaf het begin te betrekken bij het vergroenen van hun wijk. Door het verbinden van de particuliere tuinen met het groen in de wijk, vergroten we de biodiversiteit en leefbaarheid op wijkniveau. Door samen met de wijkbewoners de eigen tuinen en het groen in de wijk in kaart te brengen kan biodiversiteit in de wijk vergroot en beter afgestemd worden. Er ontstaan groene corridors die bijdragen aan een gezond leefklimaat en community building. Het doel is om de eigen bijdrage aan de vergroening naar een collectieve groene biodiverse omgeving te realiseren. In het co-creatie proces maken we gebruik van beschikbare databases over biodiversiteit in wijken en buurten en ICT-toepassingen. Deze aanpak is bewezen in het VK, de VS en Australië en beschreven door Goddard et al., (2010 p)1. Fontys Hogescholen wil met de gemeente Eindhoven en twee private en innovatieve ondernemingen op het snijvlak van natuur, technologie en cultuur deze aanpak beproeven in de praktijk van de Eindhovense wijk Heesterakker. In dit projectvoorstel past Fontys Hogescholen het a.mplifier-programma toe op een concrete casus, namelijk het vergroenen van buurten en het bevorderen van biodiversiteit. Het doel is om een doorbraak te realiseren op het beleidsdossier vergroenen in een wijk in Eindhoven. Het project streeft zowel op inhoud als op proces de volgende doelen na; 1) testen ICT toepassingen voor biodiversiteit en 2) inzicht in multi-helix samenwerkingsverbanden.