Service of SURF
© 2025 SURF
Regelmatig bewegen en het hebben van een gezond voedingspatroon hebben een bewezen relatie met de fysieke en mentale gezondheid. In de westerse samenleving voldoet echter een aanzienlijk deel van de bevolking niet aan de richtlijnen van een gezonde leefstijl. Er is behoefte aan meer inzicht in de oorzaken van inactiviteit en aan gedragsveranderingsstrategieën omhet beweeggedrag van inactieve volwassenen op de langere termijn effectief te verbeteren. Het doel van dit proefschrift is een verandermethode te ontwikkelen voor het stimuleren van bewegen voor de eerstelijnszorg. Daarvoor zijn er barrière overtuigingen geïdentificeerd die het beweeggedrag van zowel inactieve als actieve mensen belemmeren. Vervolgens hebben we een theorie geschreven over het werkingsmechanisme van verschillende typen barrières en zijn erverschillende veranderstrategieën ontwikkeld om barrière overtuigingen te doen afnemen. De effecten van deze ‘barrière-methode’ op barrière overtuigingen, beweeggedrag, voedingsgedrag en de kwaliteit van leven zijn onderzocht bij ‘inactieve’ eerstelijnszorgpatiënten. Zowel inactieve als actieve mensen bleken tal van barrière-overtuigingen bij bewegen te ervaren. De resultatenvan ons onderzoek tonen aan dat, in vergelijking met de ‘usual care’ binnen de eerstelijnszorg, de barrière-methode effectiever is in het doen afnemen van barrière-overtuigingen en het doen toenemen van bewegen en de kwaliteit van leven op langere termijn. De in dit proefschrift beschreven psychologische mechanismen spelen mogelijk ook een rol bij gedragsverandering van andere leefstijlgedragingen. De beschreven principes kunnen ook worden toegepast binnen andere soorten interventies, zoals in apps of community-based interventies. Daarnaast is de motivatie van Nederlandse huisartsen om te verwijzen naar leefstijlinterventies onderzocht en zijn patiëntindicatoren in het besluitvormingsproces bij het doorverwijzen in kaart gebracht. Om de motivatie van huisartsen en verwijzingen naar leefstijlinterventies te verbeteren, worden in dit proefschrift aanbevelingen gedaan voor de eerstelijnsszorg in Nederland zoals het ontwikkelen van een tool voor verwijzingen, het vergroten van kennis en het ontwikkelen van vaardigheden om leefstijl gedrag van patiënten te beïnvloeden. Ook zou de implementatie van leefstijlinterventies moeten worden ondersteund door speciaal opgeleide leefstijl professionals in de zorg. Uiteindelijk kan het bieden van effectieve evidence-based interventies voor het stimuleren van bewegen in potentie bijdragen aan een toename van delevensverwachting en de kwaliteit van leven in alle maatschappelijke segmenten.
Het lectoraat Management van Cultuurverandering, een onderzoeksgroep van de Hogeschool van Amsterdam, legt zich onder andere toe op theorievorming rond organisatieculturen. Onderdeel daarvan is onderzoek doen naar mindsets. De fundamentele ideeën hierover kunnen ook voor andere doeleinden gebruikt worden. Daarom dit stuk, het is een uitkomst van een denkexperiment. Google investeert in de ontwikkeling van mensachtige robots, humanoids. Echt op mensen gelijkende machines die geschikt zijn functies te vervullen in ons sociale leven. Google heeft besloten meerdere bedrijven voor dit doel op te kopen en een onderzoeksgroep hiervoor op te richten. In deze tekst wordt uiteengezet hoe de mentale structuur van een humanoid eruit kan zien. Mindsets gebruikt in de theorievorming van het lectoraat kunnen misschien dienst doen als mentaal besturingssysteem van humanoid gedrag.
Grote steden staan de komende decennia voor enorme uitdagingen om ruimtelijke herstructurering en versterking van sociaaleconomische posities van bepaalde wijken, te combineren met leefbaarheids-, duurzaamheids-, en mobiliteitsambities. Dit zijn vraagstukken waar bij uitstek verschillende fysieke, sociale, economische en bestuurlijke professionals moeten samenwerken. Dit onderzoek richt zicht op boundary spanners, professionals die een sleutelrol spelen in het verbinden van domeinoverstijgende vraagstukken. Met de toename en complexiteit van maatschappelijke vragen in het grootstedelijke domein groeit ook de behoefte aan en het belang van boundary spanners in het realiseren van effectieve samenwerking. Kennis over de effectiviteit van hun werkpraktijken blijft echter achter. Gezien de urgentie van grootstedelijke vraagstukken, is het van groot belang deze kennis te ontwikkelen. De (grootstedelijke) professionals die in de rol van boundary spanner vervullen of die rol ambiëren vragen zich dan ook af: Hoe krijg ik zicht op mijn eigen boundary spanner praktijk als individu of binnen een team werken, welke mogelijke verbeteringen zijn er in ons handelen en wat daarvan is overdraagbaar naar andere professionals en andere situaties? Door deze praktijkvraag te combineren met theoretische kennis vanuit bestuurskunde en verandermanagement, geeft dit onderzoek antwoord op de overkoepelende onderzoeksvraag: Wat zijn de kenmerken van de werkpraktijken waarin (grootstedelijke) professionals, die we kunnen typeren als of boundary spanners, de grenzen tussen domeinen bij grootstedelijke vraagstukken weten te overbruggen? Het onderzoek is een co-creatie van stedelijke professionals in teams van vijf praktijkcases: het programma Haven-Stad (Amsterdam); de regiodeal Den Haag Zuidwest; het project Cruciale Mijl (Amsterdam); Combiwel buurtwerk (Amsterdam) en het team gebiedsadviseurs (Amsterdam), met onderzoekers van de Centres of Expertise van de Hogeschool van Amsterdam en de Haagse Hogeschool. Dit onderzoek expliciteert de werkregels die boundary spanners in staat stelt om domeinoverstijgend te werken en levert op die manier een wezenlijke bijdrage aan het realiseren van deze grootstedelijke vraagstukken.
Bijna iedereen heeft een account op Facebook, LinkedIn, Twitter, Instagram of een ander sociaal platform. Via deze kanalen worden gigantische hoeveelheden data uitgewisseld. Algoritmes helpen ons een weg te vinden in al die informatie door interessante berichten hoog op onze tijdslijn te plaatsen. Daarbij houden algoritmes onder andere rekening met onze interesses, de inhoud en afzender van een bericht. Algoritmes bepalen dus in sterke mate welke informatie we te zien krijgen. De kans is groot dat we hierdoor terechtkomen in een filterbubbel: doordat we voortdurend informatie zien die overeenkomt met onze interesses en overtuigingen komen we niet of nauwelijks meer in contact met andere visies. Dit geeft een sterk vertekend beeld van de werkelijkheid. Veel gebruikers van sociale media, zowel particulier als beroepsmatig, zijn zich niet bewust van deze grote invloed van algoritmes in sociale media, laat staan dat ze inzicht hebben in de werking ervan. Dit plaatst professionals die gebruik maken van sociale media en wél kennis hebben over de impact van algoritmes soms voor lastige, ethische vraagstukken. Is het oké om als (MKB) bedrijf gebruik te maken van platformen die filterbubbels creëren? Zijn er alternatieven voor de bestaande platformen? Mogen die ten koste gaan van de winstgevendheid van een bedrijf? In hoeverre dragen (MKB) bedrijven en professionals verantwoordelijkheid voor het tegengaan van filterbubbels? In dit project worden professionals, onderzoekers en studenten op het gebied van Communicatie, Media- en Informatietechnologie (CMI) in drie workshops samengebracht en uitgedaagd om bovenstaande vragen te onderzoeken en er antwoorden op te formuleren. De workshops vormen hiermee een verkenning naar de rol van bedrijven in het scheppen en tegengaan van filterbubbels. Daarnaast dragen de bijeenkomsten bij aan netwerkvorming tussen bedrijven en andere instellingen met een interesse op dit gebied.
Hoe verschillen baby’s van elkaar in hun grof motorische ontwikkeling? En welke omgevingsfactoren, zoals opleidingsniveau van de moeder, kunnen deze variatie verklaren? Onderzoek hiernaar levert inzichten voor het onderwijs en kinderfysiotherapeuten.Doel Met dit GODIVA-project willen we antwoord vinden op de volgende vraag: Welke, longitudinaal gemeten (iedere 2 maanden), grof motorische ontwikkelingstrajecten van gezonde Nederlandse jonge kinderen zijn te onderscheiden? Hierbij kijken we naar snelheid en volgorde van ontwikkeling. Daarnaast onderzoeken we welke omgevingsfactoren deze variatie (deels) kunnen verklaren. We hebben drie doelstellingen: Voor de praktijk: een videomethode ontwikkelen voor het testen en volgen van de grof motorische ontwikkelingen bij baby’s. Voor de praktijk: meer inzicht krijgen in de natuurlijke variatie in de grof motorische ontwikkeling tussen baby's. Deze kennis moet de kinderfysiotherapeut in de praktijk ondersteunen bij het klinisch redeneren. Voor het onderwijs: een beelddatabank opzetten met filmbeelden die de variatie in motorische ontwikkeling van baby’s laten zien. Deze databank kan worden ingezet bij het opleiden van studenten (kinder-)fysiotherapie en het betrouwbaar leren afnemen van de AIMS. De Alberta Infant Motor Scale (AIMS) is een methode die de grof motorische ontwikkeling meet vanaf geboorte tot het onafhankelijke lopen van een kind. Resultaten Dit onderzoek loopt nog. Na afronding vind je hier een samenvatting van de resultaten. Looptijd 01 januari 2016 - 01 september 2021 Aanpak De home video methode is ontwikkeld en getest. Op de projectsite is het instructiemateriaal in het Nederlands en Engels te vinden. Met behulp van de videomethode is de grof motorische ontwikkeling van ruim 100 baby's uit heel Nederland een jaar lang gevolgd. Daarbij hebben ouders een aantal vragenlijsten ingevuld, onder andere over hun ideeën en overtuigingen over de motorische ontwikkeling. In 2020-2021 beschrijven we de resultaten van deze studie.