Service of SURF
© 2025 SURF
In deze tekst wordt de TWEXX methode, ontwikkelt in de Enschedese wijk Twekkelerveld, geordend, beschreven, geanalyseerd en kritisch doorgelicht. De ondertitel ontwikkelingsgericht participatiemodel is niet voor niets gekozen. Het gaat in deze methode om participatie en ontwikkeling van mensen, sociale netwerken, organisaties en plannen en strategieen. En dat is geen geringe opgave. Het raamwerk van het model bestaat uit vijf samenhangende onderdelen. De Twexx methode is de invulling daarvan toegepast in Enschede. Het model is in principe overal toepasbaar wanneer de principes worden omgezet in maatwerk, gerelateerd aan de lokale context, de mogelijkheden en de ambities. Deze tekst is bedoeld om inzicht te verschaffen in de zoektocht naar een methodische aanpak van bewonersparticipatie binnen de dynamische wereld van het wijkgerichte werken. En vooral hoe, waar en op welke wijze bottom-up en top-down elkaar kunnen versterken.
Dit werkboek is ontwikkeld voor de AD Pedagogisch-Educatief Professional (afgekort als PM-er) van de Pedagogische Academie en de Academie voor Sociale Studies van de Hanzehogeschool Groningen. Binnen de bachelor- en masteropleidingen van de Pedagogische Academie wordt gewerkt vanuit een dynamische visie op ontwikkeling, zoals beschreven in het handboek “Talentgerichte ontwikkeling op de basisschool, een dynamische visie op leren en onderwijzen”, Veenker, Steenbeek, Van Dijk en Van Geert, 2017) uitgegeven door uitgeverij Coutinho. Deze dynamische visie is gebaseerd op een theorie over leren en onderwijzen die ook voor het opleidingsniveau van de Associate Degree relevant is. De lector van het lectoraat Integraal Jeugdbeleid, Jeannette Doornenbal, nam het initiatief om te komen tot dit werkboek, waarin de dynamische visie is beschreven vanuit de optiek van pedagogisch-educatieve professionals die met kinderen werken in de leeftijd van 0 tot 6 jaar, zoals in de voor- en naschoolse opvang, de BSO en in VVE-trajecten. Bij de opzet van dit werkboek is uitdrukkelijk gekeken naar de opbouw van de opleiding AD PEP van de Hanzehogeschool Groningen. In dit verband danken we Martine Dijk, coördinator van deze opleiding, die heeft meegedacht over de opzet en structuur van dit werkboek.
Bij de ontwikkeling van kinderen speelt de omgeving waarin zij opgroeien en de wijze waarop zij zich verbonden voelen met hun buurt een belangrijke rol (Owens, 2004; 2016). Om als basisschool goed bij te kunnen dragen aan de ontwikkeling van kinderen is het van belang dat scholen de omgeving en de buurt waarin hun leerlingen opgroeien kennen en kunnen benutten voor hun onderwijs. In het bijzonder gaat het daarbij om de betekenis die deze omgeving voor hun leerlingen heeft. Voor basisscholen in wijken met een grote diversiteit aan inwoners kan de betekenis van eenzelfde omgeving voor verschillende leerlingen ook zeer verschillend zijn. Naar de wijze waarop kinderen zich verbonden voelen met de fysieke en sociale ruimte is nog weinig onderzoek gedaan (Tani, 2016). Naast inzicht in de bestaande verbinding van kinderen met hun omgeving is het voor het onderwijs belangrijk om inzicht te verkrijgen in de wijze waarop kinderen in staat kunnen worden gesteld om zich te binden aan een plek en om deze plek te benutten bij hun ontwikkeling. De capability approach (Nussbaum, 2014) en een perspectief op de veerkracht van kinderen (Enthoven, 2007) bieden een kader om naar dit vraagstuk te kijken. Het onderzoek richt zich op wat het primair onderwijs kan doen om de aan de omgeving gerelateerde vermogens van kinderen te ontwikkelen. Onderwijs waarin de leefomgeving van kinderen wordt betrokken of waarin de leefomgeving op enige wijze een rol speelt kan hiertoe een middel zijn. Dit vanuit de notie dat door het ontwikkelen van een ‘sense of place’ (Dolan, 2016) de kennis, persoonlijke verbondenheid en verantwoordelijkheid voor de lokale omgeving versterkt kunnen worden. Het onderzoek zal na een verkennende fase een ontwerpgericht karakter krijgen, waarbij op onderzoeksmatige wijze materiaal wordt ontwikkeld dat bruikbaar is op basisscholen en lerarenopleidingen basisonderwijs.
In de Nederlandse samenleving worden mensen opgeroepen om naar eigen vermogen zo volwaardig, zelfstandig en gelijkwaardig mogelijk mee te doen. Mensen met een licht verstandelijke beperking (LVB) hebben hier steun bij nodig. Zonder ondersteuning is er kans dat zij stil komen te staan in hun ontwikkeling of is er zelfs sprake van achteruitgang en lukt het niet om het eigen vermogen goed in te zetten en volledig te benutten. Op dit moment wordt er bij mensen met een LVB niet structureel ingezet op doorontwikkeling na het 18e levensjaar. Er zijn geen structurele vervolgonderwijs mogelijkheden en op de werkplek of dagbesteding krijgt (door)ontwikkeling niet structureel de aandacht. Professionals merken dat zij kennis en vaardigheden missen om ontwikkelingsgericht te begeleiden. Bij ontwikkelingsgericht begeleiden wordt ontwikkeling en zelfstandigheid gestimuleerd, aansluitend bij de mogelijkheden en de situatie van een persoon. Het gaat hierbij om het bevorderen van autonomie en vaardigheden voor het leven van alledag. Tevens vinden professionals het moeilijk om een passend leeraanbod te vinden dat aansluit bij mogelijkheden van de doelgroep. Onze centrale vraag luidt: Op welke wijze kan een meer ontwikkelingsgericht klimaat worden gecreëerd rondom begeleiding van volwassenen met een LVB en welk leeraanbod sluit aan bij behoeften en mogelijkheden van deze groep? We verzamelen kennis over ontwikkelingsgericht begeleiden en bestaande succesvolle initiatieven om deze vervolgens om te zetten in praktische handvatten. Daarnaast wordt met een aantal (zorg)organisaties middels actieleertrajecten onderzocht hoe binnen de eigen organisatie het ontwikkelingsgericht begeleiden (meer) toegepast kan worden. Het onderzoek wordt uitgevoerd binnen een breed en divers samenwerkingsverband van publieke- en private partijen; Hogescholen, Universiteit, academische werkplaatsen, praktijkonderwijs, speciaal onderwijs, zorgorganisaties, belangenverenigingen en ervaringsdeskundigen. Dit project draagt bij aan de handelingsbekwaamheid van professionals ten bate van een inclusieve samenleving, met veerkrachtige mensen die meedoen en hun talenten in de samenleving kunnen inzetten.
Aanleiding Pedagogisch medewerkers in de kinderdagopvang nemen een actieve, stimulerende en ontwikkelingsgerichte rol in wanneer ze binnen zijn met de kinderen. Maar eenmaal buiten verandert dat in een meer passieve, toezichthoudende rol. Een mogelijke oplossing om het gebruik van de buitenruimte als pedagogische ruimte te verbeteren, is de inzet van 'groene experts'. Dit zijn mensen met een rijke ervaring op het vlak van natuur. Verder hebben zij ervaring met jonge kinderen als ouder of door (vrijwilligers)werk. Doelstelling Het project beoogt het pedagogisch handelen van de pedagogisch medewerkers in de buitenruimte te professionaliseren, door de inzet van getrainde vrijwilligers die als 'groene experts' de pedagogisch medewerkers ondersteunen. De samenwerking met 'groene experts' moet de veranderingen in denken en doen bij pedagogisch medewerkers in kaart brengen ten aanzien van risicovermijding en exploratiemogelijkheden voor kinderen in de buitenruimte. Het project wil bovendien de inzet van 'groene experts' optimaliseren door succeservaringen en knelpunten te identificeren en zo tot een goed werkend format voor kinderdagverblijven komen. Beoogde resultaten Het concrete resultaat van dit project is een handboek voor kinderdagverblijven met daarin een model, praktijkverhalen en aanbevelingen. Verder levert het project voor de kinderdagverblijven kennis, inzicht en handelingsbekwaamheid op. Voor het lectoraat Natuur & Ontwikkeling Kind van Hogeschool Leiden en het Instituut voor Ecologische Pedagogiek van Hogeschool Utrecht biedt het project wetenschappelijke en beroepsmatige kennisontwikkeling. Er worden vier voorbeeldlocaties ingericht die worden beschreven in een vakpublicatie en zijn te bezoeken door professionals in de kinderdagopvang. Het traject levert minimaal één wetenschappelijke publicatie en/of presentatie op.