Service of SURF
© 2025 SURF
"Achtergrond: Verlof is een essentieel onderdeel van behandeling in het kader van de tbs-maatregel. Van oudsher leiden deze verloven tot zorgen over de veiligheid. Doel: Onderzoeken hoe vaak tbs-patiënten niet (op tijd) van verlof terugkeren en hoe vaak zij tijdens een ongeoorloofde afwezigheid (OA) een delict plegen. Daarnaast onderzoeken we of patiënt- of delictkenmerken een OA kunnen voorspellen. Methode: Alle OA’s van 2009-2020 werden in kaart gebracht. Daarnaast analyseerden we patiëntkenmerken van 11.525 verlofaanvragen tussen 2010 en 2018 afkomstig uit het registratiesysteem van het Adviescollege Verloftoetsing TBS (AVT). Resultaten: Bij 2,5% van de verlofaanvragen in 2009-2020 was er een OA en bij 0,15% een OA met een recidive. Patiënten met een cluster B-persoonlijkheidsstoornis, een aan middelen gebonden stoornis, stemmingsstoornis, aandachtsstoornis, brandstichting of een ernstig geweldsdelict als indexdelict hadden een significant hogere kans op een OA. Deze relaties waren echter zeer zwak. De HKT-risicofactor ‘overtreding voorwaarden’ was tevens een significante, maar zeer zwakke voorspeller voor OA. Conclusie: Een OA is een zeldzame gebeurtenis. Hoewel enkele patiënt- en delictkenmerken gerelateerd waren aan een OA is het verband zwak en het voorspellen van een OA moeilijk."
ACHTERGROND : Problematisch middelengebruik is een belangrijke risicofactor voorcriminaliteit en geweld.Dit is echter vooral bij mannen onderzocht en meer kennis over vrouwen is gewenst. DOEL: Beschrijven van mogelijke genderverschillen in problematisch middelengebruik en de relatie tot delictgedrag bij forensisch psychiatrische patiënten. METHODE: Dossiers van 275 vrouwen en 275 mannen die in 1984-2014 opgenomen zijn (geweest) in één van vier forensisch psychiatrische instellingen werden gecodeerd en gerelateerd aan geweldsincidenten tijdens behandeling en recidive na ontslag (bij 78 vrouwen). RESULTATEN: Hoewel problematisch middelenmisbruik bij vrouwen prevalent was (57%), kwam het bij mannen significant vaker voor (68%). Mannen hadden vaker de dsm-iv-classificatie middelenafhankelijkheid en hadden vaker het indexdelict gepleegd terwijl ze onder invloed waren. Middelengebruik had bij hen een betere voorspellende waarde voor geweldsincidenten tijdens behandeling. Zowel vrouwen als mannen met problematisch middelengebruik hadden beduidend meer historische risicofactoren dan degenen zonder middelenmisbruik. Een geschiedenis van problemen met middelengebruik was geen significante voorspeller voor recidive na ontslag bij vrouwen. CONCLUSIE: Er bestaan genderverschillen wat betreft problematisch middelengebruik, waarbij de relatie met delictgedrag voor mannen sterker is. De gevonden genderverschillen hebben implicaties voor (verslavings-) behandeling in forensische zorginstellingen.
Tropisch hardhout voor bouw en interieur veroorzaakt veel schade aan kwetsbare tropische bossen (ontbossing, nutriënten-onttrekking, onvervangbare schade aan biodiversiteit en dierenleven, onwenselijke werkomstandigheden lokale arbeiders). Bamboe lijkt een goed alternatief, maar wordt nog voornamelijk geïmporteerd uit Azië met een negatieve impact op de footprint van bamboeproducten. Europees geteelde bamboe zou, als een bruikbaar alternatief voor de Aziatische bamboe en tropische hardhoutsoorten, de negatieve footprint aanzienlijk kunnen beperken. Het Centre of Expertise Future Makers van ArtEZ hogeschool voor de kunsten onderzoekt samen met bamboeproducent Bamboologic en ontwerper Floor Beckering of de in Portugal geproduceerde bamboe voldoende kwaliteit kan krijgen op basis van het natuurlijke bindmateriaal lignine. Belangrijke partner hierbij is Stichting Hout Research (SHR) die veel kennis heeft op het gebied van Aziatische bamboe en zeer geïnteresseerd is om de kwaliteiten van Europees bamboehout te testen en mee te denken over interessante toepassingsgebieden. Masterstudenten van Future Makers vaste onderzoekspartner Wageningen Universiteit & Research zullen deelonderzoeken voor hun rekening nemen. Het project past binnen de ambities ‘Nederland Circulair in 2050’ en sluit aan op de transitieagenda’s van ‘Bouw’ en ‘Consumptiegoederen, vooral waar het gaat om duurzame houttoepassingen in bouw, interieurafwerking en meubels. De uitkomsten van het onderzoek zijn dan ook relevant voor de gehele bouw- en interieursector. Deze KIEM-aanvraag hoopt een eerste aanzet te zijn in vervolgonderzoek naar mogelijke productie en implementatie van bamboe en bamboeproducten.
Veel locaties in Nederland kennen permanente bodemverontreinigingen. Dit is een erfenis van ons industrieel verleden. Deze verontreinigingen worden met zogenaamde ‘nazorgmaatregelen’, zoals damwanden, grondwateronttrekkingen en/of monitoring, op hun plaats gehouden (‘beheerst’). In Nederland neemt de ruimtedruk vanuit diverse opgaven toe: woningnood, duurzame energievoorziening en klimaatverandering vragen om ruimte, de regering zet hier fors op in. Verontreinigde locaties blijven vaak uit beeld als ontwikkellocatie voor deze opgaven. Ontwikkeling lukt vooral op locaties waar de (woning)vraag hoog is, zoals in hoogstedelijke gebieden. De overige locaties vormen een onvervuld potentieel voor deze opgaven. Zij kunnen naar verwachting substantieel bijdragen, maar deze potentie is nauwelijks in beeld. Met dit onderzoeksvoorstel ontwikkelen we concrete inzichten en werkwijzen die locatie-eigenaren/beheerders, bodemprofessionals en gebiedsontwikkelaars helpen om de ontwikkeling van verontreinigde locaties succesvol te realiseren en daarmee bij te dragen aan urgente maatschappelijke opgaven. We ontwikkelen inzicht in de potentie van deze locaties, inzicht in de kansen en belemmeringen om tot ontwikkeling te komen en we ontwerpen concrete werkwijzen en methoden om deze ontwikkeling te realiseren. Dit onderzoeksvoorstel sluit aan bij bestuurlijke afspraken tussen Rijk, provincies en gemeenten om tot afbouw van zogenaamde verontreinigde IBC-nazorg locaties te komen en draagt bij aan de verbinding tussen de werelden van de bodemprofessionals en gebiedsontwikkelaars. Dit onderzoeksvoorstel helpt publieke professionals (gemeenten en provincies) om concrete ontwikkeling op verontreinigde locaties beter mogelijk te maken, en daarmee bij te dragen aan de duurzame energietransitie, klimaatadaptatie en woningbouw.