Service of SURF
© 2025 SURF
Werken aan taalstimulering is veelomvattend. Op basis van welke uitgangspunten kun je als professional nu effectief de taalontwikkeling van opgroeiende kinderen in de klas bevorderen, in het bijzonder de kinderen met een taalachterstand? Wat is bekend over wat werkt bij taalstimulering? ? De eerste hulp voor leraren is de site Onderwijskennis.nl van het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO). Op de site vind je niet alleen overzichtelijk per thema de inzichten uit wetenschappelijk onderzoek opgesomd, maar vind je ook tools en links naar praktische voorbeelden. Zo ook over het thema ‘Onderwijskansen en taalstimulering’: https://www.onderwijskennis.nl/
A comparative study of the effects of the pandemic across six countries, including The UK, Australia, Belgium, Cyprus, Ireland and The Netherlands. The authors outline 21 design principles for mobile learning, which is hoped will help us respond effectively in the uncertain present, and plan systematically for an unpredictable, post-pandemic future. This paper is based on the emergency changes we have had to make in the European DEIMP Project (2017-2020), “Designing and Evaluating Innovative Mobile Pedagogies” (DEIMP). DEIMP is undertaken by a transnational consortium comprising partner institutions and schools from the participating countries.
MULTIFILE
Het afgelopen decennium hebben we de ontwikkeling en diffusie gezien van pc s en internet. Op dit ogenblik heeft 75% van de Nederlandse huishoudens een pc thuis, en 62 % ook een internetverbinding. Tijd besteed aan televisie en het gedrukte woord wordt vervangen door internet-tijd. Hoewel hiervan steeds meer onder de noemer entertainment valt (uitwisselen van muziek, spelen van computer-games), heeft deze ontwikkeling significante gevolgen voor de manier waarop burgers (wetenschappelijke) informatie zoeken en vinden. Google verdringt de Encyclopfdia Britannica van de troon. De belangrijkste ontwikkeling op het snijvlak van digitalisering en wetenschap is niet zozeer de grotere rekenkracht maar de toegenomen toegankelijkheid van wetenschappelijke informatie, zowel in de communicatie tussen wetenschappers (via virtuele bibliotheken en discussielijsten) als tussen wetenschappers en studenten (via elektronische leeromgevingen). Waar dit eerst nog de vorm aannam van digitaal ontsluiten van traditionele media, dat wil zeggen het digitaliseren van reeds c.q. ook op papier beschikbare artikelen, neemt dit snel de vorm aan van nieuwe kennis-producten, zoals een web-essay. Er ontstaan ook informatie-hangplekken, d.w.z. verdichtingen in de digitale communicatie rondom specifieke thema s. Meestal neemt dit de vorm aan van een website (met daarop artikelen, maar ook beleidsstukken, nieuws, casuostiek) met daarbij een discussieplatform. Wie nu wat zoekt over bijvoorbeeld onderwijsachterstanden, gaat niet naar de bibliotheek, maar komt via google terecht bij www.oatransfer.nl. Wie wat over informeel leren wil weten, komt na wat zoeken terecht op www.infed.org en heeft verder geen behoefte meer aan op traditionele wijze gepubliceerde informatie. Door deze ontwikkeling van digitalisering en in het publieke domein plaatsen van wetenschappelijke informatie ontstaat ook een grotere communicatie tussen wetenschappers en werkveld. Nu eind 2003 het kabinet via het innovatieplatform en anderszins de kennisoverdracht tussen hoger onderwijs en werkveld benadrukt, kan ook de graadmeter van kwaliteit van wetenschappelijk onderzoek wijzigen: het is tijd om de science citation index aan te vullen met de google citation index.