Service of SURF
© 2025 SURF
The emergence of organic planning practices in the Netherlands introduces new, non-conventional, local actors initiating bottom-up urban developments. Dissatisfied with conventional practices and using opportunities during the 2008 financial crisis, these actors aim to create social value, thus challenging prevailing institutions. Intrigued by such actors becoming more present and influential in urban planning and development processes, we aim to identify who they are. We use social entrepreneurship and niche formation theories to analyse and identify three types of social entrepreneurs. The first are early pioneers, adopting roles of a developer and end-user, but lacking position and power to realize goals. Secondly, by acting as boundary spanners and niche entrepreneurs, they evolve towards consolidated third sector organizations in the position to realize developments. A third type are intermediate agents facilitating developments as boundary spanners and policy entrepreneurs, without pursuing urban development themselves but aiming at realizing broader policy goals. Our general typology provides a rich picture of actors involved in bottom-up urban developments by applying theories from domains of innovation management and business transition management to urban planning and development studies. It shows that the social entrepreneurs in bottom-up urban development can be considered the result of social innovation, but this social innovation is set within a neoliberal context, and in many cases passively or actively conditioned by states and markets.
MULTIFILE
Comprehensive understanding of the merits of bottom-up urban development is lacking, thus hampering and complicating associated collaborative processes. Therefore, and given the assumed relevancies, we mapped the social, environmental and economic values generated by bottom-up developments in two Dutch urban areas, using theory-based evaluation principles. These evaluations raised insights into the values, beneficiaries and path dependencies between successive values, confirming the assumed effect of placemaking accelerating further spatial developments. It also revealed broader impacts of bottom-up endeavors, such as influences on local policies and innovations in urban development.
MULTIFILE
Ruim de helft van het aantal werknemers neemt deel aan scholing. Gemiddeld volgen werknemers iets meer dan 80 uren scholing per jaar. Ongeveer twee derde van de scholing vindt onder werktijd plaats. Ruim 90% van de kosten worden door de werkgever vergoed.• Werkgevers vinden het heel belangrijk dat medewerkers kunnen leren. De leercultuur is belangrijk voor het faciliteren van scholing door organisaties, Voor de omvang van scholing in gemiddeld aantal uren per jaar tellen echter vooral kostenaspecten.• Organisaties scholen vooral voor de vraag van vandaag en voor persoonlijke ontwikkeling. Toekomstige oriëntaties spelen minder een rol.• De helft van de werkgevers verwacht het personeelsbestand de komende jaren uit te breiden en ongeveer 7 op de 10 werkgevers verwachten personele problemen in de nabije toekomst. Investering in werving staat op nummer 1.• Organisaties wensen meer ondersteuning op het terrein van ‘scholing op de werkvloer’ en meer ‘stagiairs/leerling-werknemers’.
De urgente maatschappelijke uitdagingen m.b.t. de reductie van CO2 emissies vraagt om een grootschalige en versnellende aanpak van de renovatie van bestaande woningen op wijkniveau. De digitalisering in de bouw wordt hierbij als de belangrijkste katalysator beschouwd. De wijkgerichte aanpak vraagt om de betrokkenheid van de hele bouwkolom. De noodzakelijke overlappende aanpak van meerdere wijken tegelijkertijd maakt een efficiënte werkwijze nodig. Hiervoor zijn (nog) geen digitale omgevingen beschikbaar voor data inwinning en beheer om ontwerp, bouw en exploitatie van de nieuwe energie infrastructuur te faciliteren. Dit project heeft als doel een prototype voor een digitale omgeving, Digital Twin, te ontwikkelen en in twee pilot wijken te testen. Dit betreffen De Nijverheid (Hengelo, OV) en Twekkelerveld (Enschede). Aanvullend worden in de praktijk gevraagde kennis en competentiesets in kaart gebracht op MBO, HBO en WO niveau, beschikbare opleidingen geïnventariseerd en een voorstel uitgewerkt om deze doelgericht beter aan elkaar te laten aansluiten. De activiteiten worden in het in oprichting zijnde Fieldlab Digitalisering Energietransitie Twente (FidetT) gebundeld en in samenwerking met het werkveld geoperationaliseerd.
Textiele toepassingen in de bouw/architectuur beginnen steeds relevanter te worden. Architecten en ontwerpers waarderen de driedimensionale vormvrijheid die door de lichtgewicht, flexibele materialen bewerkstelligd kunnen worden. Fabrikanten kunnen steeds meer functionaliteiten integreren, zoals elektronica en zonnecellen. Gebruikers zoals aannemers kunnen met textiele oplossingen meer duurzame en circulaire opties aanbieden. Ondanks deze potentie weten de bouw en textiel werelden elkaar nog onvoldoende te vinden. Om de mogelijkheden van nieuwe functionaliteiten en vrijheden voor lichtgewicht textiele oplossingen te verkennen, is dit consortium van innovatieve partijen vanuit diverse posities over de waardeketen van plan kennis en kansen te delen. In samenwerking met het gerenommeerde Jongeriuslab is dit KIEM project, in de vorm van een Pressure Cooker, de start van een project waarin concepten, ontwerpen en prototypes voor toepassingen in textiele architectuur vorm krijgen. De samenwerking tussen designers en onderzoekers en bedrijven maakt dit project extra innovatief. De pressure cooker bestaat uit 3 fases, de analytische fase, de ontwerpfase en de concept ontwikkeling. Dit zal beginnen en eindigen met een bijeenkomst van het hele consortium, en tussentijds zullen de bedrijven bezocht en betrokken worden bij de verschillende fases. Resultaten bestaan uit: - Eerste prototypes van textiele, recycleerbare en functionele materialen die op kortere of langere termijn beschikbaar zullen voor bouwtoepassingen. - Ontwikkelde concepten over hoe kunnen dergelijke materialen toegepast en onderworpen worden aan een realistische testomgeving. - Concrete (circulaire) businesscases die aantrekkelijk zijn voor zowel textiel- als bouwnijverheid en uitwerkingen voor welke uitdagingen, zowel technologisch als marketingtechnisch, deze zich geplaatst zien. - Projectplan waarin samenkomt hoe bovenstaand in de regio, met zowel textiele als bouwnijverheid, innovatiepartners bijeenbrengen in een aansprekend “open innovatie” project kunnen worden samengebracht.
Digitalisering-en-robotisering zijn van levensbelang voor mkb-maakindustrie om op langere termijn te kunnen blijven overleven in een internationaal speelveld. Het automatiseren van handmatige processen in een productieomgeving is vooral belangrijk voor processen die eentonig, vies, gevaarlijk of relatief duur zijn. Een veel voorkomende processtap in de maakindustrie is het nabewerken van producten. Een typisch voorbeeld is dat veel nieuw vervaardigde producten hebben na het productieproces ongewenst materiaal (zoals bramen, flensen, naden, bobbels, aanspuitpunten) dat verwijderd moet worden. Een relatief dure processtap die weinig waarde toevoegt doch diverse handelingen en kosten met zich meebrengt. Mkb-bedrijven willen dringend de nabewerkingen zoveel als mogelijk automatiseren, maar slagen daar niet in omdat het hen ontbreekt aan kennis en capaciteit. Doel van het project is het ontwikkelen van nieuwe praktijkkennis door de realisatie van twee demonstrators (productiecellen) die bedrijven in de kunststof en metaalindustrie kunnen doorontwikkelen tot een bedrijfsspecifieke robotcel voor het kwalitatief hoogstaand en kosteneffectief nabewerken van fysieke producten. Er worden nieuwe kennis ontwikkeld op het gebied van visiontechnologie (scannen van productgeometrieën), padgeneratie voor de robotarm en interactie control voor specifieke tooling die productoppervlaktes bewerken. Het onderzoek richt op de centrale onderzoekvraag op welke wijze een robotcel te realiseren is die op basis van een 3D-scan producten kan nabewerken en voor de mkb-maakindustrie de geschikte technologie bevat om nabewerkingsprocessen te automatiseren die nu nog handmatig worden uitgevoerd. Om het onderzoek en ontwikkelproces op hoofdlijnen te beheersen wordt het V-model als leidraad gebruikt. Voor de ontwikkeling en onderzoek naar de modules (scan, plan, interaction, tooling) wordt het spiraalmodel toegepast. Opbrengsten van het project zijn nieuwe digitale technologieën die door mkb-bedrijven kunnen worden benut voor het automatiseren van nabewerkingen. Het doel van het project zal gerealiseerd worden door een robuust consortium dat gevormd is door kennisinstellingen(Saxion,Fraunhofer Innovation Platform), bedrijven(vijf uit kunststofindustrie,elf uit metaalnijverheid), STODT(opleider), TValley(netwerkpartner), Koninklijke Metaalunie.