Service of SURF
© 2025 SURF
De afgelopen 10 jaar heeft Prof.Dr. Olaf van Kooten als lector Duurzame verbindingen in de Greenport bij Hogeschool Inholland, Research & Innovation Centre Agri, Food & Life Sciences, meegewerkt aan bijzondere ontwikkelingen in de tuinbouwsector. De ontwikkelingen in het huidige onderzoek zijn bepalend voor de tuinbouw in de komende decennia. Een systemische visie is noodzakelijk voor het creëren van een duurzame toekomst, waarin de tuinbouw haar belangrijke functie kan vervullen in evenwicht met de natuur en de samenleving.
Ketensamenwerking werkt! Uit het uitwisselingsproject blijkt dat verschillende vormen van ketensamenwerking tussen woningcorporaties en bedrijven tot voordelen heeft geleid als kortere doorlooptijden, grotere bewoners- én medewerkerstevredenheid, een betere prijs-kwaliteitverhouding van de gerenoveerde woningen, en meerwaarde op de langere termijn. We kunnen op basis hiervan gerust stellen dat ketensamenwerking succesvol kan zijn. Dit neemt niet weg dat er nog veel werk verzet moet worden om de prestaties als gevolg van ketensamenwerking ook kwantitatief te meten. Betrokkenen in dit uitwisselingsproject en andere ervaringsdeskundigen wijzen er ook op dat ketensamenwerking pas echt vruchtbaar is, als het een structureel, projectoverschrijdend karakter heeft en zich uitstrekt over alle bouwprocesfasen. Het eerste houdt in dat de selectie van bedrijven (consortia) voorafgaat aan de selectie van projecten. Het tweede betekent dat ook de beheer- en exploitatiefase van de woningen in de ketensamenwerking is betrokken. Een groeiend aantal woningcorporaties omarmt de denkwijze van het sturen op levensduurkosten of ‘total costs of ownership (TCO)’ van woningen, in plaats van sturing op initiële investeringen en beheer-, energie- en onderhoudskosten. Het koppelen van de beheer- en onderhoudsperiode aan initiële ingrepen leidt naar verwachting tot lagere levensduurkosten en hogere prestaties gedurende de levensduur van woningen. Ook komen consortia van aanbodpartijen met concepten op de markt voor de renovatie van referentiewoningtypen. De verwachte exploitatieduur van deze concepten is niet duidelijk. Investeringen in nieuwe bouwproducten en technologieën als deel van deze concepten kunnen zich pas terugverdienen in de exploitatiefase.
The actual non-sustainable way of living has to be changed fundamentally. Despite all efforts to create a better environment, to improve building designs and to ameliorate existing buildings, often contradictory factors are faced which make it difficult to decide what the best solutions are.The discussion around the Expanded Polystyrene (EPS) house insulation is a typical example how complicated the relation between, energy efficiency, human comfort and health can be. Clearly positive effects like energy efficiency are sometimes associated with e.g. potential flaws in aesthetics caused by growth of algae, poor indoor climate, and health risks which can result in negative responses of residents when implementation of these measures is proposed. Therefore often substances are added which may cause implications with existing regulations if reused again. Smart and highly efficient products are often in contradiction with our aims to create a circular economy due to the fact that different materials are often treated with chemicals or put together in infrangible combinations. The aim of this paper is to highlight the balancing act being faced when trying to introduce new more sustainable materials and methods into the building process. Based on some examples the paper want to demonstrate that principally good intentions like improved energy savings can cause problems in other fields like environmental impact or limited re-use in a circular economy. Basic problems are described and potential approaches to minimize the risk of using building materials which might not meet the requirements for reuse in a second use phase are suggested.
Jonge ontwerpers kunnen een belangrijke rol spelen in de omslag naar een circulaire economie. Juist daar ontstaan experimenten met biobased - en restmaterialen. Deze potentieel interessante materiaal- en techniekideeën sterven echter een stille dood vanwege het ontbreken van faciliteiten voor technisch testen en practice proven bewijslast van de gebruikersbeleving. In de bouw is ‘verkoopbaarheid’ een belangrijke drijfveer. Sebastian Guzman, Rik Maarsen, Basse Stittgen en Marianne Cuypers zijn jonge ontwerpers van nieuwe biobased materialen. Het kunstenaarscollectief Biobased creations/New Heroes wil de door hun ontwikkelde materialen toepassen in het paviljoen Exploded View dat een onderdeel wordt van de Floriade in Almere (2022). Met deze Kiem willen we de materialen gaan testen op aantoonbare bouwkundige kwaliteiten (klimaatkamer; druk- en trekbanken) en onderzoeken hoe ze verbeterd worden met behulp van persen met hoge drukkrachten en hoge temperaturen. De Hogeschool van Amsterdam werkt hierbij samen met mkb-er NPSP dat is gespecialiseerd in het maken van bio-composieten. NPSP stelt haar technologie en kennis ter beschikking – en test tegelijkertijd de constructieve kwaliteiten en ontwerpmogelijkheden van uit rioolslib gewonnen wc-papier als bouwmateriaal. Er wordt ontwerpend onderzoek uitgevoerd. Op basis van een verkennend onderzoek van de materialen worden prototypes gemaakt die worden getest. De testresultaten leiden (eventueel) tot materiaalverbeteringen en/of andere toepassingsmogelijkheden die weer tot nieuwe prototypes leiden et cetera. Het doel is om van deze materialen modulaire systemen te ontwerpen waardoor demontage en het toepassen elders gemakkelijker wordt. Het Floriade-paviljoen is niet alleen een demonstratie van de mogelijkheden van deze nieuwe biobased materialen maar geeft de mogelijkheid om te onderzoeken hoe de materialen door de bezoekers worden beoordeeld. Hiertoe wordt de HvA technologie en kennis van neuro-architectuur ingezet. Voor de doorontwikkeling tot volwaardige bouwproducten beogen we een RAAK MKB aan te vragen – om de slag van de biobased bouwmaterialen naar architecten en ontwerpers te maken.
In de eindrapportage van het RaakPro IMDEP project [1] hebben we aangegeven dat ten aanzien van demo 6 niet alle gestelde onderzoeksvragen beantwoord konden worden. Het plan was om de in Nederland ontwikkelde CIGS zonnecelmodule van Solliance op een façade te vergelijken met verschillende commerciële dunne film zonnecel-modules en een standaard silicium zonnecel module op de balustrade van het balkon van Flexhouse. In het IMDEP project zijn voor november 2015 wel de 2 commerciële dunne film zonnecelmodules en de standaard silicium zonnecel modules gerealiseerd. Na overleg met projectpartner TNO-Solliance is komen vast te staan dat de benodigde dunne CIGS modules van Solliance binnen de projectperiode van IMDEP niet te voorzien waren, maar wel voor het einde van 2016. Bij het eindevent waar meer dan 40 bedrijven uit de zonne-energie en bouw wereld aanwezig waren, werd nogmaals herhaalt dat ze graag meer kennisinteractie en informatie over de ontwikkelingen van (dunne) film zonnepaneel wilde krijgen. We zouden graag in de periode tot januari 2018 de volgende onderzoeksvraag, die we in het IMDEP project niet konden afronden en in de eindrapportage en eindevent benoemd is, dan ook graag in de Top-up regeling van SIA willen onderzoeken. Dit in nauwe samenwerking met Solliance. Hoe is de performance (elektrische opbrengst) en de reliability van het CIGS product van Solliance ten opzichte van commerciële producten standaard silicium, commerciële CIGS en dunne film silicium producten in een gevel toepassing gedurende een periode van een half jaar en kunnen deze produkten op korte termijn op de markt een rol gaan spelen? Dit top-up project is voor Solliance en Hyet van belang omdat het inzicht geeft in hoe hun producten zich verhouden tot de commerciële producten en hoe hun producten door hun potentiele klanten ontvangen worden. De Wijk van Morgen bij Zuyd Hogeschool is een ideale locatie om bedrijven en onderzoeksgroepen bij deze ontwikkelingen te helpen. Voor dunne film zonnepanelen wordt een grote markt verwacht, omdat ze: - veel lichter gemaakt kunnen worden; - makkelijker op maat gemaakt kunnen worden; - en op grote schaal ook goedkoper gemaakt kunnen worden. Installateurs en andere partijen in de bouwwereld zijn zeer geintereseerd naar de komst van deze produkten, omdat ze nieuwe markten voor hun kunnen openen, waar nu niet silicium zonnepanelen gebruikt kunnen worden. Mede het IMDEP project is aanjager geweest voor het lectoraat Zonne-energie in de Gebouwde Omgeving. Het heeft de mogelijkheid geboden om kennis uit te bouwen over demonstratie en monitoring van zonnepanelen. Het heeft in 2016 geleid tot een onderzoekslijn van 4 fte, waarbinnen 2 TKI projecten en 1 Interreg project lopen. Dit Top-up project geeft de mogelijkheid om deze onderzoekslijn verder te versterken. [1] Eindrapportage IMDEP, 26-4-2016.
De bouw- en vastgoedmarkt is na de crisis noodgedwongen meer vraaggestuurd geworden. Architecten, bouwbedrijven en projectontwikkelaars zijn daarom op zoek naar hoogwaardige oplossingen voor de realisatie van duurzame gebouwen. Toeleverende mkb-bedrijven zien een toenemende behoefte aan biobased materialen met lagere milieuimpact en extra functionaliteit, waaronder smart functions. Maar zij weten niet goed hoe ze dit moeten realiseren. Voor deze bedrijven is de ontwikkeling van duurzame producten met meer toegevoegde waarde niet vrijblijvend. Door de toenemende concurrentie vanuit lage loonlanden rondom bulkproducten en de toenemende regelgeving is een dergelijke ontwikkeling noodzakelijk voor hun voortbestaan. Een groep van bedrijven is via TNO in aanraking gekomen met polypyrrol, een biopolymeer met een aantal voor bouwproducten zeer interessante eigenschappen. Door biobased dragermaterialen met milieuvriendelijke polypyrrol te behandelen ontstaan materialen met meerdere functies. Doelstelling: Toeleverende mkb-bedrijven willen graag exploreren hoe zij met polypyrrol meer functies in duurzame biomaterialen kunnen introduceren en daarmee nieuwe (smart) biobased materials & products kunnen leveren aan architecten, bouwbedrijven en projectontwikkelaars. Architecten en projectontwikkelaars willen deze materialen en producten graag toepassen. Betrokken mkb-bedrijven: toeleverende bedrijven (producenten en handelaren van additieven, grondstoffen en halffabrikaten) en toepassende bedrijven (architecten, adviseurs, bouwbedrijven, projectontwikkelaars). Resultaat van dit project: een overzicht van mogelijkheden voor het toevoegen van (smart) functions aan met polypyrrol behandelde biobased materialen (hout, bamboe en biocomposieten). Relevante functies worden verder verkend op hun potentie voor de bouw, zoals bijvoorbeeld de potentie van het licht elektrisch geleidend vermogen voor vochtsensoring en stralingsabsorptie. Een deel van de functies wordt doorontwikkeld zodat zij gereed zijn voor toepassing in bouwproducten (denk aan UV bescherming, schimmelwering, brandwerendheid). Deze worden getest in proefopstellingen en een pilotgebouw. Mogelijke (technologische) drempels voor de toepassing worden zo veel mogelijk opgelost. Daarnaast worden nieuwe ketens van bedrijven gevormd om de nieuwe materialen en producten te realiseren.