Service of SURF
© 2025 SURF
During the medieval and early modern periods, the mock sermon was one of the most widely staged festive rituals. There are records of its performance in most European countries and cultures. But despite its clear popularity in England, few of these texts are extant in English. Fewer still have been translated in their entirety. To remedy this situation, we provide here a translation of the sixteenth century Dutch poem Spotsermoen over Sint Niemand. This piece embodies most of the key features of the mock sermon; the text's rhetorical strategies, its content, and the details it reveals about its performance are all typical of the genre. Thus, the poem is offered as a specimen of the mock sermon's overall conventions and forms.
Toen Richard Feynman verkondigde dat niemand quantummechanica begrijpt, maakte hij geen uitzondering voor onze leerlingen. Jaarlijks zien wij onze examenleerlingen en studenten worstelen met begrippen, zoals toestand en golffunctie, en zoeken naar een fysische interpretatie die beter aansluit bij hun belevingswereld. Daarbij komt natuurlijk het bekende gedachte-experiment aan bod: de kat van Schrödinger. Het probleem waarmee de leerlingen worstelen, is in zekere zin dan ook een filosofisch probleem: hoe hangen een theoretische beschrijving en de uitkomst van een meting met elkaar samen?
De recente toename in het aantal bedwantsen in de Westerse wereld leidt ertoe dat steeds meer mensen in contact komen met deze insecten. Vroege detectie is cruciaal voor een snelle bestrijding. Dit is echter lastig door de cryptische leefwijze van de bedwants, en vereist vaak destructieve maatregelen. In dit project onderzoeken HAS Hogeschool en BioMon of het haalbaar is om een bedwantsdetectiekit te ontwikkelen waarmee de aanwezigheid van bedwants DNA in ruimten bepaald kan worden door het nemen van een swab of stofzuigersample. Bovendien wordt onderzocht hoe dit product en deze dienst efficiënt op de markt gezet kan worden.
Wij willen mensen aanzetten tot een goed gesprek over het niet voldoen aan het ‘perfecte plaatje’. De maatschappij heeft hoge verwachtingen van ons als individu: je moet je best doen op school, goede cijfers halen, je opleiding afronden, een baan vinden en houden – om nog maar niet te spreken van (vaak onuitgesproken) verwachtingen over je relaties, kinderen, emoties en je uiterlijk. Als je niet voldoet aan de verwachting van je omgeving zijn deze onderwerpen kleine conversatiebommetjes: er wordt niet over gesproken, of je voelt je in een hoek gedrukt als het wel ter sprake komt. Maar waarom is dat eigenlijk? In onze TaboeTent laten we mensen in kleine groepjes laagdrempelig precies dat gesprek voeren. Want niemand voldoet aan het perfecte plaatje, en dat mogen we best wat vaker – zonder oordeel – met elkaar delen. Deelnemers knutselen ‘het perfecte plaatje’ in elkaar, waarbij we hen een aantal vragen meegeven om over na te denken. Aan het eind vragen we hen om te delen wat ze hebben bedacht, en hoe we dit soort gesprekken volgens hen meer zouden kunnen stimuleren. Deze werkvorm, waarin we met creatieve activiteit het ongemak wegnemen, is nog druk in ontwikkeling. De werkvorm is eerder ingezet voor gesprekken over menstruatie en inclusie (met het naaien van maandverband in plaats van tekenen), en is geschikt voor allerlei vormen van taboes die we bespreekbaar willen maken. De input die uit dit onderzoek komt, is voor ons nieuw materiaal om mee door te werken in onze bestaande onderzoekslijn “Ontwerpen voor Taboes”. In die onderzoekslijn doen wij praktijkgericht onderzoek naar manieren om met ontwerp taboes inzichtelijk, bespreekbaar, en zelfs doorbreekbaar te maken. De uitkomsten van ‘Het Perfecte Plaatje’ helpen ons om onze werkvorm verder te ontwikkelen, en ons onderzoek voor de komende jaren vorm te geven.
Wereldwijd werken steeds meer mensen in een flexkantoor, met een mix van verschillende werk- en overlegplekken voor verschillende werkzaamheden. De opmars zet zich naar verwachting versterkt voort na de coronatijd. Of je dit moet vrezen of toejuichen, hangt af van je werk, je psychologische behoeften en je gedragspatronen, zo blijkt uit dit promotieonderzoek. Het werkplekconcept past goed bij stereotypische kenniswerkers: mensen in functies met diverse werkzaamheden en een hoge mate van autonomie en sociale interactie. Zij maken soepel gebruik van verschillende plekken om te werken, zowel binnen als buiten het kantoor. Deze groep ervaart een betere match tussen hun werk en de werkomgeving dan mensen met een ander profiel. De onderzoeksresultaten laten zien dat de ervaren 'fit' zich vertaalt naar tevredenheid en werkprestaties.Er valt in de praktijk nog veel te verbeteren bij de implementatie van het flexconcept, zodat meer mensen een goede match kunnen ervaren tussen hun werk en hun werkomgeving. De belangrijkste verbeterpunten betreffen de ondersteuning van concentratiewerk. Hiervoor zijn doorgaans veel te weinig geschikte werkplekken beschikbaar. Bovendien worden deze plekken vaak niet optimaal gebruikt, vanwege praktische en psychosociale barrières. Het gevolg is dat er veelvuldig concentratiewerk wordt uitgevoerd in open werkomgevingen. Dat is voor niemand optimaal en vooral hinderlijk voor mensen met een sterke psychologische behoefte aan privacy. De inzichten uit dit onderzoek kunnen in de praktijk worden gebruikt om de werkomgeving beter af te stemmen op de uiteenlopende behoeften binnen een organisatie.